Zulfikar Ali Bhutto, Pakistaans politicus. Was onder meer president en premier van Pakistan. Werd in 1978 ter dood veroordeeld en in 1979 opgehangen.
Zulfikar Ali Bhutto wordt op 5 januari 1928 geboren in een rijke Pakistaanse familie. Hij studeert rechten en politicologie in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk en wordt bij zijn terugkeer in Pakistan in 1953 advocaat. Later is hij in Pakistan ook enige tijd docent staatsrecht.
Bhutto wordt in 1963 minister van Buitenlandse Zaken in de regering van president Ayub Khan. Hij komt al snel in conflict met de president omdat die het niet eens is met zijn pro-Chinese koers. President Khan is van mening dat zijn land beter wat afstand kan houden van het bewind van de Chinese leider Mao Zedong nadat in Peking de Culturele Revolutie is uitgebroken. Bhutto wordt in 1966 als minister ontslagen. Een jaar later richt Ali Bhutto een politieke volkspartij op: Pakistaanse Volkspartij (PPP). Een sociaal-liberale partij met het volgende motto:
“Islam is onze overtuiging;
democratie is onze politiek;
Sociaaldemocratie is onze economie;
alle macht aan het volk.”
De PPP doet in 1970 mee aan de verkiezingen en wordt de op een na grootste partij achter de Awami Liga van sjeik Mujibur Rahman. President van Pakistan is dan Yahya Khan. Deze treedt eind 1971 af nadat Bangladesh onafhankelijk is geworden en de Indo-Pakistaanse oorlog is verloren. Ali Bhutto wordt dan president.
In 1972 tekenen Ali Bhutto en de Indiase premier Indira Gandhi een vredesakkoord in het stadje Shimla. Ze accepteren dan de bestandslijn in Kasjmir en spreken af tot een definitieve regeling te komen over de regio waar al verschillende keren oorlog om gevoerd is. Kasjmir blijft later echter een twistpunt tussen beide landen.
In 1973 wordt het Pakistaanse parlementaire stelsel hersteld en wordt Bhutto premier in plaats van president. Tijdens zijn regering herstelt hij de autonomie van Pakistaanse provincies en verschillende bevolkingsgroepen en kijgt Pakistan een nieuwe grondwet.
Arrestatie
Tijdens de verkiezingen van 1977 behaalt de PPP van Ali Bhutto een ruime verkiezingsoverwinning. De oppositie is echter van mening dat de verkiezingen niet eerlijk zijn verlopen en beschuldigt Bhutto van verkiezingsfraude. Legerleider generaal Mohammed Zia-ul-Haq brengt Bhutto samen met een groep militairen in juli 1977 ten val. Ali Bhutto wordt dan gearresteerd en er van beschuldigd dat hij opdracht heeft gegeven een politieke tegenstander te laten vermoorden. Maart 1978 wordt hij ter dood veroordeeld.
Er wordt internationaal geprotesteerd tegen het vonnis. Toch wordt Zulfikar Ali Bhutto op 4 april 1979 op 51-jarige leeftijd opgehangen. Het vonnis wordt voltrokken in de Adiyala-gevangenis in Rawalpindi. Vanuit de gevangenis heeft Bhutto eerder zijn dochter Benazir Bhutto gevraagd of ze zijn politieke lijn wil voortzetten.
Bhutto’s weduwe, Begum Nusrat Bhutto, volgt haar man na diens dood op als partijleider van de Pakistaanse Volkspartij (PPP). In 1982 neemt haar dochter Benazir Bhutto het leiderschap van haar moeder over.