Het Zwaard van Ommerschans is ongeveer 3500 jaar oud en werd in de late negentiende eeuw gevonden op een landgoed in Overijssel. In 2017 werd dit zwaard op een veiling aangekocht door het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
Het museum probeerde het historische object al sinds de jaren twintig van de vorige eeuw te verwerven uit de privécollectie waarin het zich bevond. Bij een veiling van Christie’s in Londen sloeg het museum haar slag. In totaal werd 550.000 euro neergelegd voor het zwaard. Het museum spreekt van een “spectaculaire toevoeging aan de Nederlandse prehistorische kunstcollectie”.
Ceremoniële functie
Het duizenden jaren oude Zwaard van Ommerschans is onderdeel van een kleine groep van zes ‘reuzenzwaarden’ uit de bronstijd (2000-800 voor Chr.). Deze zwaarden werden niet gebruikt om te vechten. Daarvoor waren ze te groot en te zwaar en bovendien zijn ze ongeslepen. Ze hadden een belangrijke ceremoniële functie en dienden mogelijk zelfs als religieus voorwerp.
Alles zes de zwaarden eindigden ongebruikt als offer in rivieren, venen en moerassen, waar contact met goden en voorouders kon worden gelegd.
Waarschijnlijk zijn de zwaarden door een en dezelfde meester-bronsgieter gemaakt. Het Rijksmuseum van Oudheden:
Alle zes getuigen ze van de absolute top in de kunst van het bronsgieten. Ze zijn vrijwel identiek en raakten al in de prehistorie verspreid over Engeland, Frankrijk en Nederland. Het zwaard van Ommerschans is van de zes het meest indrukwekkende, gave en wetenschappelijk meest interessante exemplaar. De andere vijf behoren tot de topstukken in de nationale collecties van onder andere het British Museum.
Het 68 centimeter lange Zwaard van Ommerschans werd als enige van de groep gevonden samen met tien kleine gebruiksvoorwerpen.
Ereplaats
Het Rijksmuseum van Oudheden had sinds 2005 het enige kleinere exemplaar uit de groep in de collectie, een zwaard dat in 1947 bij Nieuwegein (Utrecht) in een oude rivierarm van de Rijn is gevonden. Dit is het zogenaamde Zwaard van Jutphaas. Het zwaard van Ommerschans heeft tegenwoordig een ereplaats op de afdeling ‘Archeologie van Nederland’.