Dark
Light

Alois Musil (1868-1944) – De Tsjechische “Lawrence of Arabia”

Auteur:
7 minuten leestijd
Alois Musil (1868-1944) - De Tsjechische “Lawrence of Arabia”
Alois Musil (1868-1944) - De Tsjechische “Lawrence of Arabia”

Wie aan arabisten denkt uit het begin van de twintigste eeuw krijgt op de eerste plaats de Britse archeoloog, militair en diplomaat Thomas Edward Lawrence in het vizier, die zijn wereldwijde bekendheid vooral te danken heeft aan de epische film “Lawrence of Arabia” uit 1964. Terwijl Lawrence tijdens de Eerste Wereldoorlog een belangrijke rol speelde bij het aanwakkeren van het Arabische verzet tegen het Ottomaanse Rijk, was de Tsjechische arabist Alois Musil in opdracht van keizer Frans-Joseph van Oostenrijk-Hongarije juist bezig dit te voorkomen. Voor Musil vormde deze diplomatieke missie de laatste van zijn vele reizen door het Arabische schiereiland die leidde tot een enorme hoeveelheid publicaties, waarmee hij een grote bijdrage leverde aan de westerse kennis van de Islam en de Arabische wereld.

Alois Musil als priester

Alois Musil
Alois Musil
Alois Musil werd in 1868 geboren in het dorp Rychtářov, ongeveer 45 kilometer ten noordoosten van Brno. Als oudste zoon uit een boerenfamilie ging hij theologie studeren aan de universiteit van Olomouc en werd in 1891 tot priester gewijd. Hij leerde diverse moderne en oude talen, waaronder ook Hebreeuws en Arabisch en ontsteeg daarmee ruimschoots het niveau van de gemiddelde katholieke theoloog. Na zijn doctoraat in 1895 vervolgde hij zijn studies aan de École Biblique et Archéologique Française te Jerusalem. Gedurende zijn verblijf in en rond deze Bijbelse stad realiseerde hij zich dat zijn studie van de archeologie, geologie en de oorsprong van de monotheistische godsdiensten niet kon worden volbracht zonder meer kennis te verwerven van de omliggende regio’s en de volkeren die daar leefden. In 1897 vervolgde hij daarom zijn studies aan de Universiteit van St. Joseph in Beiroet. Ondertussen was Musil al begonnen met veldstudies in onder meer de Sinaiwoestijn.

Ontdekker van Quseir Amra

Musils trektochten door de woestijn waren niet naar de zin van de katholieke autoriteiten. In plaats van terug te keren naar zijn thuisland, de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije, besloot hij te blijven en wist hij financiële steun te verwerven van de Weense Kaiserliche Akademie der Wissenschaften. In 1898 begon Alois Musil aan zijn eerste lange reis. Hij verkende de oostkust van de Dode Zee. Hij bezocht onder meer Petra en Palmyra. In Madaba, bekend om zijn beroemde zesde-eeuwse vloermozaïeken, vernam hij dat verder naar het oosten zich een bouwwerk bevond met prachtige vroeg-islamitische fresco’s. De Bani Sahkr-stam bood aan om hem daarnaar toe te brengen. Deze reis werd de (her)ontdekking van de Umayyad herberg Quseir Amra. Musil:

‘Ik trad binnen en zag overal de restanten van muurschilderingen. Ik rende van kamer naar kamer; allemaal waren ze beschilderd. Ik begreep direct het belang van mijn ontdekking en dankte God.’

Hij probeerde foto’s te maken maar zijn reisgezel waarschuwde hem om dit niet te doen. “Musa”, zoals hij werd genoemd, slaagde er nog wel in enkele foto’s te maken, maar de glasplaten gingen verloren tijdens de vlucht.

Quseir Amra, foto van Alois Musil
Quseir Amra, foto van Alois Musil

Terug in Wenen deed hij desondanks verslag van zijn ontdekkingen. Niemand geloofde hem.

‘Noch mijn priesterschap of mijn academische graad kon me vrijwaren van beschuldigingen dat ik een leugenaar was’.

Alois Musil in 1901
Alois Musil in 1901
Na twee nieuwe bezoeken aan Quseir Amra, in 1900 en 1901, raakte het thuisfront wel overtuigd van het belang van zijn ontdekkingen. Van deze reizen bracht hij meer dan 100 foto’s mee terug en enkele fragmenten die nu te zien zijn in het Pergamom Museum in Berlijn. Tijdens zijn laatste reis nam hij de Oostenrijkse kunstenaar Leopold Alphons Mielich mee voor het vervaardigen van kopieën van de fresco’s.

Na terugkeer in Wenen begon Musil met het opschrijven en publiceren van zijn reisverhalen. Dit resulteerde in twee monumentale Duitstalige publicaties: Kuseyr Amra (1907, 2 delen) en Arabia Petraea (1908; 4 delen). Beide publicaties werden geïllustreerd met foto’s en reproducties van Mielich. Deze omvangrijke boekwerken vestigden Musils reputatie als ontdekker, geograaf, etnograaf en cartograaf. Deze erkenning stelde hem in staat opnieuw te vertrekken naar het Midden-Oosten.

Onder Bedoeïenen

In 1908 begon Alois Musil aan de volgende fase van zijn ontdekkingstochten. Deze reizen brachten hem tot aan de Tigris in het huidige Syrië tot in de noordelijke delen van Najd en Hijaz, gebieden die nu deel uitmaken van Saoedi-Arabië. Veel van deze gebieden waren nog nooit eerder bezocht door westerse ontdekkingsreizigers. Samen met zijn assistent Rudolf Thomasberger van het Militair-Geografisch Instituut te Wenen reisde hij mee met de Ruwala-stam en wist hij het vertrouwen en vriendschap te winnen van zijn leider prins Nuri ibn Hazza ibn Sha’lan. De prins stelde hem in staat foto’s, stafkaarten en aantekeningen te maken, ook al liep de trek van de stam door de woestijn daardoor vertraging op.

Na terugkeer in Europa werd Musil hoogleraar aan de universiteit van Wenen. Maar dit verblijf in Wenen duurde niet lang; in 1910 vertrok hij naar het Ottomaanse Rijk om ten oosten van de Jordaan geologisch en hydrologisch onderzoek te verrichten. En in 1912 bezocht hij Mesopotamië tezamen met prins Sixtus de Bourbon Parma, de broer van Zita, die in 1916 keizerin werd als echtgenote van de laatste Habsburgse keizer Karl I.

Leopold Alphons Mielich, De karavaan
Leopold Alphons Mielich, De karavaan

Diplomatieke missie

Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog vertrok hij op verzoek van zijn belangrijkste sponsor, de Oostenrijkse keizer Franz Joseph, opnieuw naar het Arabische schiereiland. Doel van zijn reis was te voorkomen dat de onderling rivaliserende Arabische stammen in opstand zouden komen tegen het Ottomaanse Rijk, een belangrijke bondgenoot van Duitsland en de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Hij bezocht onder meer Hail, een stad in het noorden van het huidige Saoedi-Arabië. Behalve met de onderlinge stammenstrijd werd Musil geconfronteerd met de inspanningen van de Engelsen (waaronder Lawrence) om de Arabieren juist op te zetten tegen de Turken. Desondanks wist hij enkele stammen tot onderlinge vrede te bewegen, hoewel ook hij besefte dat de waarde van deze vredesakkoorden maar beperkt was.

In 1917 bezocht Musil het Ottomaanse Rijk voor het laatst. Hij begeleidde keizer Karl en keizerin Zita tijdens hun bezoek aan Constantinopel en bezocht met aartshertog Hubert Salvator van Oostenrijk, arts en cavaleriegeneraal in het keizerlijke leger, ook Klein-Azië, Syrië en Palestina. Het officiële doel van deze laatste reis was het onderzoeken van de veiligheid van Oostenrijks-Hongaarse burgers in de Ottomaanse gebieden en medisch veldonderzoek. Terug in Wenen had Musil ambitieuze plannen voor universitaire samenwerking tussen het Turkse Rijk en Oostenrijk-Hongarije, ten einde Turkse studenten te laten studeren in Oostenrijk. Door het uiteenvallen van beide multi-etnische staten eind 1918, direct na het einde van de Eerste Wereldoorlog, kwam het daar niet van.

De Ruwala bedoeïenen met in het midden prins Nuri ibn Hazza ibn Sha’lan
De Ruwala bedoeïenen met in het midden prins Nuri ibn Hazza ibn Sha’lan

Tsjechisch wetenschapper

Het uiteenvallen van het Habsburgse Rijk betekende ook het einde van zijn verbintenis met de Oostenrijkse Academie van Wetenschappen en de Weense Universiteit. Musil werd niet meer beschouwd als Oostenrijker en had geen andere keus dan terug te keren naar zijn geboortegrond, dat nu deel uitmaakte van de nieuwe republiek Tsjechoslowakije. Musil ging wonen in zijn geboortedorp Rychtářov, waar hij zijn “Vila Musa” liet bouwen. In 1920 werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Karelsuniversiteit in Praag en twee jaar later nam hij in Praag het initiatief voor de oprichting van een instituut voor Oosterse studies.

Vila Musa in Rychtářov
Vila Musa in Rychtářov
Tijdens zijn verblijf in Rychtářov en Praag legde Musil zich toe op het publiceren van zijn reisverhalen in het Tsjechisch. Musil was goed bevriend met Tomas Masaryk, die hij reeds kende uit zijn Weense tijd. Masaryk introduceerde Musil via zijn Amerikaanse echtgenote bij de Amerikaanse filantroop Charles Crane, die net als Musil veel had gereisd. Op uitnodiging van Crane verbleef Musil tussen 1923 en 1929 meermalen in de Verenigde Staten om te werken aan het zesdelige werk Oriental Explorations and Studies, dat tussen 1926 en 1928 werd uitgegeven door de American Geographical Society. In 1930 verscheen in New York een populaire samenvatting van twee van deze zes delen onder de titel In the Arabian desert. Naast zijn wetenschappelijk werk publiceerde Musil regelmatig over actuele ontwikkelingen in het Midden-Oosten, in Tsjechische bladen, maar ook in juli 1928 in het bekende Amerikaanse tijdschrift Foreign Affairs. Zijn observaties in zijn artikel “Religion and Politics in Arabia” zijn nog verrassend actueel:

‘In the history of Arabia many “empires” have been brought together by religious leaders, but not one of these “empires” has survived the religious movement that gave it birth. In every case a religious struggle has been essential to preserve any measure of unity in a state made up of so many heterogeneous elements. The coming of peace and quiet has always marked the beginning of dissolution.’

Musil in het museum van Vyškov
Musil in het museum van Vyškov
In 1938 werd de omgeving van Musils huis in Rychtářov bezet door Duitse troepen en werd het deel van het door nazi-Duitsland geannexeerde Duitstalige Sudetenland. Musil verliet zijn geboortegrond en vestigde zich in Otryby, een dorp ten oosten van Praag. Hij nam ook afscheid van de Praagse universiteit en wijdde zich aan studie en tuinieren. In 1944 overleed hij daar. In 1968, honderd jaar na zijn geboorte werd hij herbegraven in het familiegraf in Rychtářov, vlakbij zijn voormalige woning “Vila Musa”.

Besluit

Alois Musil was niet de enige westerling die aan het begin van de twintigste eeuw rondreisde en hierover publiceerde. Van de vroege Arabisten was hij ongetwijfeld de productiefste. Zijn werk bleef lange tijd onbekend omdat een belangrijk deel van zijn werk is gepubliceerd in het Duits en het Tsjechisch en niet in het Engels. Tekenend is ook dat vaak in biografische schetsen wordt vermeld dat hij een achterneef was van de Oostenrijkse schrijver Robert Musil (1880-1942), bekend van diens postuum verschenen roman Der Mann ohne Eigenschaften. Wie meer wil weten over Alois Musil moet eens afreizen naar Vyškov, waar in het lokale museum een permanente expositie aan hem is gewijd en zijn nabijgelegen geboortedorp Rychtářov.

~ Mari Smits
www.marismits.nl

Literatuur
– Peter Harrigan, ‘From Moravia to Arabia’, in: Aramco World 60(2009), no. 6. Ook online.
– Annika Kropf, ‘Priest, Researcher and Agent: Alois Musil’s Peacebuilding Mission in Arabia (1914/15)’. Te vinden op academia.edu.
×