Een groter contrast was op zaterdag 30 november 2013 niet denkbaar. Enerzijds was er Scheveningen, waar zich op de boulevard een grote mensen- en mediamassa verdrong om te zien hoe een als operetteprins verklede toneelspeler op een modern marinevaartuig door de golven scheurde, met een benauwd gelaat naar het strand werd gedragen en vervolgens al wuivend rondreed op een prinsenwagen. Twee miljoen kijkers zagen deze historische reconstructie rechtstreeks op televisie en kregen zo een beeld hoe het er twee eeuwen terug aan toe ging met het begin van ons koninkrijk.
Anderzijds was er Arnhem, waar op dezelfde dag een zestigtal lokaal-historici en heemkundig geïnteresseerden het auditorium van kenniscluster ‘De Rozet’ letterlijk tot aan de nok toe vulden. Zij kwamen voor het door het plaatselijk geschiedkundig genootschap ‘Prodesse Conamur’ georganiseerde symposium, dat de goedgekozen titel ‘Arnhem 1813’ had meegekregen.
‘Niet Scheveningen, maar Arnhem’
‘Het is niet juist dat in de vaderlandse geschiedenis alle aandacht uitgaat naar de landing van Willem I in Scheveningen’, zo luidde de boodschap die Klaas Schreuder, de voorzitter van ‘Prodesse’, zijn gehoor meegaf en die hij op deze dag nog ettelijke malen zou herhalen. Ja, er heerste ongenoegen in Arnhem; er werd daar gemopperd en gemord. En met recht! Want laten we wel wezen, wat er zich op 30 november 1813 afspeelde aan de oevers van de Rijn, dat was historisch gezien toch veel belangrijker dan het gebeuren op dito datum aan het Noordzeestrand.
Toen de Prins van Oranje tweehonderd jaar geleden landde op Scheveningen, waren de Noordelijke Nederlanden allerminst van Fransen vrij. Op vele plaatsen bevonden zich nog aanzienlijke keizerlijke legereenheden, die weliswaar in meerderheid op de terugtocht waren, maar geenszins waren verslagen. Vanaf 9 november 1813 trokken de geallieerden over de oostgrens. Eerst was dat een voorhoede van Russische kozakken, maar vanaf de negentiende arriveerden in toenemende mate ook reguliere troepen, meer in het bijzonder de Pruisen onder generaal Von Bülow. Na de inname van de IJsselvestingen Zutphen en Doesburg verschenen zij op de zesentwintigste voor de muren van Arnhem, waar het Franse garnizoen vastberaden standhield.
Na een belegering van vijf dagen bestormden de Pruisen op 30 november de stad, waaruit ze de vijand na een ‘helse’ strijd wisten te verdrijven. Het aantal slachtoffers (doden, gewonden en krijgsgevangenen) werd geschat op 2.200: zo’n 1.500 aan Franse kant en circa 700 aan Pruisische zijde. De verovering van Arnhem maakte voor de geallieerden de onbelemmerde opmars naar het westen mogelijk.
De belegering en bestorming van Arnhem moesten op 30 november 2013 de volle aandacht krijgen. Voorafgaand aan het symposium was bij de oprit van de Nelson Mandelabrug een herinneringstekst onthuld, al was die volgens De Gelderlander ‘zo bescheiden van omvang dat hij wellicht niemand zal opvallen’. Daarbij hadden de twintig aanwezigen een glaasje brandewijn met peper gedronken, een koppig drankje dat niettemin door voorzitter Schreuder in één keer achterover werd geslagen. ‘In stijl’, zei hij er zelf over, ‘de Pruisische soldaten deden het tweehonderd jaar geleden precies zo!’ (Ibidem).
Dit grote respect voor het verleden kenmerkte ook het symposium in ‘De Rozet’. Hier werd de geschiedenis niet teruggebracht tot een operette-uitvoering of een obligate lofzang op vage verworvenheden. Nee, hier ging het om de reconstructie van de historische feiten, om nauwkeurigheid op de vierkante Gelderse millimeter. Wat een hoog opgetaste kennis van stad en regio trad hier aan het licht! Als niet-Veluwezoomer waande men zich weldra een vreemdeling in dit Jeruzalem. Onophoudelijk weerklonken in het auditorium de namen van exotische oorden als Klingelbeek, Hulkestein, Haarmenkamp, Meinerswijk, Zinkelenberg, Elderveld, Onderlangs, Huissen (let op: nooit ‘Huissen’ zeggen!), de Zijp, de Weerdjes, de Kleefse Waard, het Galgenbolwerk, het Rhedense Veer en het Lange Water. En van elk van deze plaatsen wisten de sprekers en toehoorders te melden wat daar tweehonderd jaar geleden was voorgevallen, ja, alsof zij er zelf waren bij geweest.
Zo werd verteld dat in de ochtend van donderdag 25 november Kolbergse Fuseliers en Oost-Pruisische Jagers het aan de hoofdweg tussen Ellecom en De Steeg aan de stok kregen met Fransen van het 51ste Linie-Infanterie. En lichtbeelden verduidelijkten hoe de Pruisische stormloop op de Arnhemse vestingwerken zich op dinsdag 30 november, na het optrekken van de ochtendmist, vanaf twaalf uur vooral richtte op het Retranchement in een poging zich van daaruit meester te maken van de Rijnpoort om zo een Franse terugtocht over de schipbrug te blokkeren.
Voor degenen die het na zoveel gedetailleerde informatie mocht duizelen, liet ‘Prodesse Conamur’ onder redactie van Onno Boonstra, Paul van Lunteren en Jan de Vries een bundel samenstellen met zeven artikelen van hoge kwaliteit, getiteld: Arnhem 1813. Bezetting en bestorming (Hilversum: Verloren 2013). (*) Ook in de inleiding bij deze publicatie zijn knorrige woorden te vinden over de aandacht voor Scheveningen en het negeren van Arnhem, hoewel deze gebeurtenis ‘het verdient om ook vandaag de dag nog te worden herdacht’. In dezelfde geest sloot voorzitter Schreuder het symposium af. Hij riep op ‘de geschiedenisboekjes’ te herschrijven en daarin eindelijk de aan IJssel en Rijn gevoerde strijd tegen de Fransen zijn rechtmatige plaats toe te kennen. Vele aanwezigen knikten dan ook instemmend toen hij de uitkomst van deze dag in één zin samenvatte: ‘Bij Arnhem begon de victorie!’
~ Jos Gabriëls
Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis
Lees ook: 30 november 1813 ook ‘eeuwig gedenkwaardige dag van Arnhemsch moordtoneel’