Een nieuw tijdschrift over de oude wereld – is daaraan behoefte? Hebben archeologen, classici en archeologen nog niet genoeg tijdschriften? Ik denk van niet. De tijdschriften beperken zich tot archeologie, klassieke literatuur en geschiedenis. Ancient History Magazine wil een tijdschrift zijn over de Oudheid.
De Oudheid is interessant. Zo kleurrijk als het tijdvak is, zo gevarieerd is het bewijsmateriaal. De Oudheid is ook belangrijk – of beter, het denken over de Oudheid is belangrijk. De intellectuele geschiedenis van Europa kan voor een flink deel worden verklaard vanuit de klassieke traditie: het feit dat men de ene keer bewust aansluiting zocht bij de oude wereld (“receptie”), er de volgende keer tegen polemiseerde (zoals tijdens de Wetenschappelijke Revolutie) en even vaak de antieke gewoontes onbewust voortzette (“continuïteit”). Het is dus begrijpelijk dat het grote publiek belangstelling heeft voor de Oudheid. Veel belangstelling.
Daarbij doet zich een opvallend feit voor: het publiek is geïnteresseerd in de Oudheid en niet in de wetenschappelijke disciplines. Wie op geregelde basis vragen te beantwoorden krijgt of luistert naar wat mensen elkaar vertellen over de wereld van weleer, merkt dat ze moeiteloos Tacitus’ beschrijving van Germaanse executies in verband kunnen brengen met de veenlijken in het Drents Museum. Even makkelijk herkennen ze (al dan niet bestaande) parallellen tussen Romeinse en Egyptische gebruiken. De thematische overeenkomst tussen de Ilias, het Nibelungenlied en Spiderman is al even gemakkelijk herkend. Vanuit de wetenschap bezien denkt de burger interdisciplinair (zij het niet altijd juist); vanuit de burger bezien hebben wetenschappers veel zelfbeperkingen.
Samenbrengen wat samen hoort
Wie over de Oudheid schrijft voor het grote publiek, zal hiermee rekening moeten houden. Het tweemaandelijks verschijnende Ancient History Magazine, dat eind 2015 debuteerde en waarvan ik redacteur ben, wil samenbrengen wat volgens de lezers bij elkaar hoort. Dat betekent, in de eerste plaats, dat we – net als bijvoorbeeld Hermeneus, het tijdschrift van het Nederlands Klassiek Verbond – proberen antieke teksten samen te brengen met archeologische vondsten. De Werken en dagen van de Griekse dichter Hesiodos wint aan kleur als je de materiële werkelijkheid van zijn tijd kent. In de tweede plaats: we willen de Romeinen, Grieken en Joden tonen mét hun tijdgenoten in het Nabije Oosten. Uitstapjes naar Nubië, Germanië en Skythië zijn eveneens mogelijk. En tot slot: we willen wetenschap weer bij het publiek brengen. Onderzoek waarvan de inzichten niet worden overgedragen aan de burger, had immers net zo goed achterwege kunnen blijven.
Omdat het zich richt op verschillende benaderingen en regio’s, en dus tot verschillende doelgroepen, zal Ancient History Magazine bruggen moeten slaan. Concreet willen we dit doen door elk nummer op te bouwen rond een thema, waardoor diverse perspectieven samenkomen. In het tweede nummer, over de regering van de Romeinse keizer Caracalla, werden oude bronnen behandeld en kwam archeologisch en kunsthistorisch bewijsmateriaal aan de orde. De thematische benadering is ook die van bladen als Antike Welt, maar Ancient History Magazine neemt wat meer ruimte voor het thema. (Wij wijden in het vierde nummer zesendertig pagina’s aan het ontstaan van de Egyptische cultuur; Antike Welt, dat stomtoevallig enkele maanden geleden hetzelfde thema koos, had ongeveer de helft.)
Ancient History Magazine is origineler – ik ken althans geen parallellen – in de keuze van zijn rubrieken. Eén daarvan heet “How do they know?” en legt uit hoe oudheidkundigen weten wat ze weten. In de eerste nummers kwam zo aan de orde hoe we weten dat een papyrus authentiek is, hoe we weten hoe Latijn werd uitgesproken, welke voetangels en klemmen er zijn bij de koolstof-14-methode en hoe we het verschil herkennen tussen spreektaal en geschreven taal. Een andere rubriek is “The big review”, waarin we een boek uitgebreid bespreken én in context plaatsen, zodat de lezer niet alleen het boek leert kennen maar ook het onderwerp. Zo schreef classicus Piet Gerbrandy over de laat-antieke literatuur en publiceren we binnenkort een stuk over het onderzoek naar de historische Jezus.
Speelse diepte
Deze rubrieken dienen dus om lezers met liefde voor teksten en lezers met liefde voor archeologie wat meer van elkaar te laten begrijpen. “How do they know?” is echter ook een manier om de kennis van de lezer te verdiepen. Dat klinkt wat schoolmeesterachtig, maar het is echt nodig. Het informatieaanbod is immers groter dan ooit, maar doordat betrouwbare (wetenschappelijke) informatie achter betaalmuren ligt en iedereen online verouderde informatie kan vinden, wint de desinformatie terrein. De gevolgen zijn ernaar: zo heb ik (om twee persoonlijke voorbeelden te geven) moeten uitleggen aan een UvA-medewerker dat afrocentrisme een pseudowetenschap is en aan de redactie van Trouw dat het idee dat Jezus een mythisch personage was ruim een eeuw wetenschappelijk onderzoek negeert. Bad information drives out good.
Het antwoord op – met excuus voor de jargonterm – de huidige indifferente nevenschikking van informatie is uitleg waarom wetenschappelijke informatie beter is dan andere informatie, en dat wil dus zeggen dat het filologisch handwerk, de archeologische methoden en de historische verklaringsmodellen moeten worden toegelicht. Dit geldt des te meer nu de bevolking hoger is opgeleid dan ooit tevoren en lezers geen genoegen meer nemen met het uitsluitend presenteren van feiten.
De diepte in dus. Dat zal speels moeten gebeuren en we zoeken nog een beetje naar de ideale vorm. Daarbij kijken we vooral naar publiekstijdschriften over de exacte wetenschappen (zoals New Scientist), want oudheidkundigen spelen niet echt in op de stijging van het opleidingsniveau en het steeds sceptischer wordende publiek. Ancient History Magazine zal vormen moeten bedenken die er nog niet zijn. Dat is uitdagend, maar betekent ook dat we rustig experimenteren en op ons gezicht kunnen gaan.
Hoe de Oudheid er echt uitzag
Op een ander punt denken we al wél succes te hebben: het tonen van hoe de Oudheid echt is geweest. Het nummer over Caracalla bevatte bijvoorbeeld een artikel over ’s keizers portret – nu eens niet wit als marmer of bont beschilderd, maar gevuld met natuurlijke kleuren. We hebben twee illustratoren aan het werk gezet met dezelfde informatie uit de bronnen en de resultaten waren én heel anders én schrikbarend echt.
Op de goede weg
Zoals gezegd: we hebben de perfecte vorm nog niet gevonden om uiteenlopende doelgroepen te informeren. Toch denken we dat we op de goede weg zijn. Een enkele uitzondering – ik meen twee – daargelaten, variëren de lezersreacties van positief tot heel positief en daarom zijn we redelijk optimistisch over de toekomst. Het aantal abonnees en de totale oplage vertonen een mooi stijgende lijn.
We zijn realistisch genoeg om te weten dat we geen renaissance zullen ontketenen. We denken echter wél dat we mensen kunnen tonen dat de Oudheid een interessant tijdvak is, kleurrijk door de afwisselende culturen en intellectueel prikkelend door het gevarieerde bewijsmateriaal.
Ancient History Magazine richt zich op de internationale markt en is in Nederland niet overal te koop. Mocht u het toch willen proberen: loop eens binnen bij het Allard Pierson-museum of het Rijksmuseum van Oudheden, of bij de Amsterdamse Athenaeum Boekhandel en – in Nijmegen – bij A t/m Z-tijdschriften. Makkelijker dan dat is een abonnement: hier is onze webpagina en daar neemt u een abonnement.
Ingezonden artikel. Historiek ondersteunt dit initiatief