Tweede Kamerlid Salima Belhaj (D66) kwam onlangs met een initiatiefnota waarin zij een verbod bepleit op autonome wapensystemen of “killer-robots”. Angst dat een volgende oorlog wordt beheerst door een nieuwe generatie wapens die nog gevaarlijker en meedogenlozer is dan de vorige is van alle tijden. Na de Eerste Wereldoorlog werd er in Nederland druk gespeculeerd over gepantserde oorlogsmachines, vliegtuigen, gifgas en een dodelijke energiestraal.
De killer-robot is een autonoom handelende machine die zonder menselijke tussenkomst besluit wie ze doodt en wie niet. Het is ook een lekker bekkend frame dat op passende wijze wordt geïllustreerd door te verwijzen naar de film The Terminator (1984). Daarin gaat een door Arnold Schwarzenegger met weinig woorden neergezette emotieloze killer-robot op jacht naar een toekomstige verzetsleider. In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw stonden activisten ook niet boven angst zaaien in combinatie met verwijzingen naar populaire films en boeken. Wouter Linmans schreef er een proefschrift en boek over: De oorlog van morgen.
Technologie
Dat de Eerste Wereldoorlog niet aan Nederland voorbij is gegaan, zal voor niemand die in het onderwerp is geïnteresseerd een verrassing zijn. Dat geldt ook voor de periode tussen de afloop van de ene wereldoorlog en het begin van de volgende: het Interbellum. In de jaren twintig en dertig werd in de media druk gespeculeerd over hoe een volgende oorlog eruit zou zien, gebaseerd op de ervaringen en nieuwe uitvindingen van de vorige.
“Wat was de rol van het individu in een oorlog die door technologie en grootschalig geweld werd bepaald?”
Tanks zouden niet te stoppen rijdende forten worden, die zich dwars door woningen heen een weg zouden banen. Duizenden vliegtuigen zouden bommen laten regenen op steden en enorme wolken gifgas zouden de bevolking treffen in haar eigen huis. Helemaal zonder realiteitszin waren die voorspellingen overigens niet. Tanks en vliegtuigen zouden een grote rol spelen in de Tweede Wereldoorlog, maar in veel mindere mate dan voorspeld. Gifgas speelde als militair wapen geen enkele rol en van de dodelijke energiestraal heeft niemand meer iets gehoord.
In De oorlog van morgen beschrijft Linmans de verschillende dreigingen die men zag en de films en boeken die de zeer actieve vredesbeweging gebruikte om een zo angstaanjagend mogelijk beeld van de toekomstige oorlog te schetsen. Vooral het bekende werk Van het westelijk front geen nieuws van Erich Maria Remarque was een belangrijke inspiratiebron. Het boek was een voor die tijd ongekende bestseller, waarvan in Nederland meer dan 100.000 exemplaren werden verkocht. Ook de verfilming van het boek leidde in 1931 tot volle bioscoopzalen. Vredesactivisten lieten deze kans niet liggen om iedereen bang te maken voor de volgende oorlog. Terwijl aan het andere uiteinde van het spectrum oorlogszuchtige fascisten en nazi’s de film probeerden te ‘cancelen’.
“Remarques invloed op de beeldvorming van de oorlog was veel groter dan die van andere veteranen en schrijvers.”
De vredesbeweging was een allegaartje aan (extreem)linkse socialistische, christelijke en vrijzinnig liberale groepen die onderling allerlei conflicten hadden. De meest radicale kant meende dat de beste manier om oorlog te voorkomen totale ontwapening was. En daar moest Nederland als eerste land mee beginnen. De rest van de wereld zou dan dit leidende voorbeeld volgen: Nederland als gidsland.
Tegenover de vredesbeweging stond een al even divers allegaartje van politiek (extreem)rechts en de krijgsmacht zelf, die voorstanders waren van een sterk defensief leger dat de neutraliteit van Nederland moest garanderen door een afschrikwekkende indruk op eventuele vijanden te maken. De discussie tussen voor- en tegenstanders was sterk gepolariseerd. Toen, net als nu, waren het de grootste schreeuwers die de aandacht opeisten, terwijl het redelijke midden er het zijne van dacht.
Bewapening in plaats van ontwapening
Toen echter in 1933 Adolf Hitler en de nationaalsocialisten in Duitsland aan de macht kwamen, betekende dat voor veel vredesduiven een ommekeer. Menig activist zag nu in dat niet eenzijdige ontwapening, maar herbewapening van de verwaarloosde Nederlandse krijgsmacht de beste manier was om internationale dreigingen het hoofd te bieden. Onder het motto beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald maakten leiders van de vredesbeweging hun nieuwe inzichten bekend.
“In elk geval heeft de Eerste Wereldoorlog ervoor gezorgd dat niemand in Nederland naïef was of luchthartig over de moderne oorlog dacht.”
De oorlog van morgen is een prikkelend en toegankelijk boek. Het vult een gat in de moderne Nederlandse geschiedenis op, waarin het Interbellum een ondergeschoven kindje is. Wouter Linmans maakt duidelijk dat Nederland tijdens het Interbellum geen idyllisch, wereldvreemd eilandje was. Er werd onder brede lagen van de bevolking actief nagedacht over hoe een volgende oorlog eruit zou kunnen zien en wat men moest doen om die te voorkomen of zo goed mogelijk te doorstaan. Het wordt ook duidelijk dat de Tweede Wereldoorlog ook voor Nederland niet als een donderslag bij heldere hemel kwam.