Zowat halverwege de Vautierstraat, niet ver van het Europees Parlement en op het grondgebied van Elsene, een gemeente binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevindt zich het voormalig kunstenatelier en de vroegere woning van Antoine Wiertz (1806-1865), schilder, beeldhouwer en schrijver. Korte tijd na zijn dood werd de atelierwoning omgevormd tot museum dat nog steeds talrijke bezoekers aantrekt.
Een biografie
Antoine-Joseph Wiertz, zoals hij eigenlijk voluit heette, werd geboren in een eerder weinig bemiddeld arbeidsgezin te Dinant, een stad in de huidige Belgische provincie Namen. Al op de lagere school kwam ondanks zijn jeugdige leeftijd zijn tekentalent tot uiting. Mede onder impuls van zijn vader en op voorspraak van Paul-Joseph de Maibe (1743-1823), een vooraanstaand lid van de Provinciale Staten-Generaal van Namen onder koning Willem I, verkreeg de jonge Wiertz op amper veertienjarige leeftijd een studiebeurs om zich verder te bekwamen aan de Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen. Daar ging hij in de leer bij Willem Herreyns (1743-1827) en Matthijs van Bree (1773-1839) die hem nader kennis lieten maken met de vaak imposante barokschilderijen van Peter Paul Rubens (1577-1640).
Na zijn studies te Antwerpen afgerond te hebben, ging hij zijn opleiding vervolmaken te Parijs en in Rome waar hij onder meer de werken van de Franse kunstschilders Théodore Géricault en Jacques-Louis David bestudeerde. In 1837 keerde hij terug naar België en verbleef eerst in Luik waar hij enkele jaren vertoefde om zich vervolgens in 1845 definitief in Brussel te vestigen.
Wiertz, die zijn voorliefde voor de doeken van Rubens nooit onder stoelen of banken had gestoken, schilderde vaak buitensporige bijna megalomaan grote werken geïnspireerd op historische of mythologische thema’s. Vrij snel werd hij dan ook geconfronteerd met plaatsgebrek om zijn doeken onder te brengen. Na langdurige gesprekken en enig lobbywerk met de Belgische overheid kreeg Wiertz van de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken, Charles Rogier (1800-1885), te horen dat de Staat hem in ruil voor enkele schilderijen de nodige fondsen ter beschikking zou stellen om een atelierwoning te bouwen.
Hoewel Wiertz voor de bouw van het project gebruik liet maken van goedkoop materiaal, bleken de geldmiddelen algauw onvoldoende. Opnieuw in ruil voor enkele werken van de kunstenaar maakte de Staat een som geld vrij om het atelier verder af te werken. In 1861 deed Wiertz voor de derde keer een beroep op de Belgische Staat om de aanpalende gronden rond zijn atelierwoning te kunnen aankopen. Bij zijn overlijden bepaalde hij bij legaat dat zijn volledig oeuvre aan de Staat toekwam en uitte de wens dat zijn woning en atelier als museum zouden ingericht worden, hetgeen ook gebeurde. De eerste conservator was de Vlaamse volksschrijver Hendrik Conscience (1812-1883) die er tot aan zijn dood verbleef. De gebouwen en de bijbehorende tuin van wat sindsdien het Wiertzmuseum heet, werden tegen het einde van de twintigste eeuw door de dienst Monumenten en Landschappen geklasseerd en maken nu integraal onderdeel uit van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van België.
Antoine Wiertz’ oeuvre onder de loep
Wiertz behoort zonder twijfel tot één van de meest getalenteerde Belgische kunstenaars uit de negentiende eeuw. Treffend voor zijn soms buitenissige smaak om grote werken te schilderen is het meer dan acht meter brede en vijf meter hoge olieverfdoek “Grieken en Trojanen vechten om het lichaam van Patrokles”, een thema dat hij ontleende uit de Ilias van Homerus.
Zijn beroemdste compositie is wellicht “De twee meisjes” of beter bekend als “De mooie Rosine”. Op dit vrij bescheiden doek qua afmetingen stelt hij op meesterlijke wijze een meisje voor dat oog in oog staat met een geraamte. Wiertz wilde hiermee op zijn eigen filosofische manier de broosheid en vergankelijkheid van het leven aantonen.
Uit zijn beginperiode als kunstschilder dateert dan weer het doek “Het doodsbed van Laetitia Bonaparte” waarop hij de stervende moeder van Napoleon Bonaparte uitbeeldt. Een andere, dit keer een sacrale compositie, is “De vlucht naar Egypte”, een groot schilderij dat bijna de ganse achterwand van het priesterkoor inneemt van de Sint-Jozefkerk aan de Frère-Orbansquare in de Brusselse Leopoldswijk. In een latere periode ontwikkelde Wiertz een nieuwe verfsamenstelling die evenwel na verloop van tijd niet volledig kleurvast bleek te zijn waardoor sommige van zijn doeken nu overheersende bruinachtige tinten vertonen.
Gedurende zijn leven weigerde Wiertz nagenoeg systematisch om zijn doeken te verkopen. Om in zijn levensonderhoud te voorzien schilderde hij op bestelling portretschilderijen, publiceerde hij diverse beschouwingen over schilderkunst en was daarnaast ook een bedreven beeldhouwer. De gemeente Elsene heeft echter zijn beroemde inwoner niet vergeten want op het Raymond Blyckaertplein werd in 1881 een beeldhouwwerk ter ere van deze bijzondere en veelzijdige kunstenaar opgericht. Het monument werd vervaardigd door de Antwerpse beeldhouwer Jacques Jaquet (1828-1899).