Toen het Oude Nabije Oosten de zogenaamde “Dark Ages” van de zestiende eeuw v.Chr. definitief achter zich had gelaten, was de kaart van het toenmalige Midden-Oosten volledig hertekend. In Klein-Azië waren de Indo-Europese Hettieten heer en meester, in Egypte zat ondertussen de machtige 18de dynastie stevig in het zadel, terwijl Noord-Syrië en Noord-Mesopotamië zuchtten onder het juk van de Mittani. Kleinere machthebbers zouden het echter hier niet bij laten en grepen elke kans om deel te mogen uitmaken van deze “Club der Grootmachten”.
Een van zulke lokale potentaten die deze status quo in zijn voordeel wist te keren, was de heerser van de stad Assur, Assur-uballit. Hij wist zijn koninkrijk te verheffen van Mittanische vazalstaat tot een internationaal erkende grootmacht: het Midden-Assyrische rijk was geboren. Dit artikel zal de man bespreken die wordt beschouwd als de grondlegger van een koninkrijk dat onder zijn opvolgers zou uitgroeien tot dé grootmacht van het Oude Nabije Oosten. Aldus wil deze bijdrage wat meer opheldering brengen omtrent de omstandigheden waarin een van de befaamdste rijken uit het antieke Midden-Oosten is ontstaan.
Het Oude Nabije Oosten voor Assur-uballit
Na een tijdperk van relatieve economische en culturele voorspoed tussen 2000 en 1600 v.Chr. werd het Oude Nabije Oosten gestort in een onstabiele periode die men weleens aanduidt als de Dark Ages. “Duister” omdat er opvallend minder geschreven bronnen zijn uit deze periode. Klimaatverandering en decentralisering van de grote koninkrijken leidde tot een neergang in de economie, de materiële cultuur en de productie van administratieve documenten. Zo’n honderd jaar later kon het toenmalige Midden-Oosten zich herstellen dankzij de terugkeer van machtige gecentraliseerde staten. Traditionele machthebbers zoals Egypte en de Hettieten wisten hun aloude positie onder de grootmachten weer in te nemen, terwijl in Noord-Syrië een nieuw koninkrijk op het toneel verscheen, namelijk het Hurritische Mitanni. Deze onderwierpen vanuit hun hoofdstad Washukanni talrijke naburige volkeren en steden. Onder hun slachtoffers bevond zich ook Assur (het huidige Qalʿat Sharqat in de Iraakse provincie Salah ad Din). Deze rijke stad aan de Tigris werd meer bepaald door koning Shaushtatar in de tweede helft van de vijftiende eeuw v.Chr. geplunderd. Sindsdien gingen de Assyriërs hoogstwaarschijnlijk doorheen het leven als vazallen van Mitanni. Deze situatie moesten de trotse inwoners van Assur als een ware schande hebben ervaren die hun geschiedenis en rijkdom onwaardig was.
Vanaf het einde van het derde millennium v.Chr. gold Assur immers als een van de machtigste nederzettingen van Noord-Mesopotamië. Haar rijkdom had ze in de eerste plaats te danken aan haar strategische ligging op verschillende handelsroutes. In elk geval moesten de Assyriërs deze vazallenstatus dulden tot het begin van de veertiende eeuw v.Chr. Toen daverde immers het koninkrijk van Mitanni op zijn grondvesten door onrust binnen de dynastie, een situatie waar de ontevreden en ambitieuze heersers van Assur maar al te graag gebruik van wilden maken.
Uit de klauwen van Mitanni: Assur wordt onafhankelijk
Tijdens de eerste helft van de veertiende eeuw werd in het koninkrijk van Mitanni de rechtmatige koning uit de weg geruimd en vervangen door zijn jongere broer Tushratta. Daarna zou nog een usurpator, een zekere Artatama II, een greep naar de macht doen. Hierbij kreeg hij de steun van de Hettieten. Misschien hoopten de koningen van Hattusa om via deze rivaliserende troonpretendent hun buren nog verder te verzwakken. Wat er ook van zij, de Hettieten aarzelden niet om deze kwetsbare toestand van Mitanni uit te buiten en annexeerden op hen het Libanongebergte en de westoever van de Eufraat.
Ook andere mogendheden profiteerden van deze situatie, waaronder in de eerste plaats Assur. In deze periode waren aldaar Eriba-Adad I en daarna zijn zoon Assur-uballit aan de macht. Vooral deze laatste zou verantwoordelijk zijn voor de vestiging van Assur als centrum van een machtige, onafhankelijke staat die volledig onttrokken was aan de invloed van Mitanni. Nadat deze had vernomen dat in het koninkrijk van Mitanni op zijn beurt de eerder vermelde Tushratta was vermoord door een van zijn zonen, ging hij net als de Hettieten een eigen troonpretendent naar voren schuiven. Terwijl de vorst van Hattusa aanhanger was van een zekere Sattiwaza, de zoon van de voormalige koning, trachtte Assur-uballit op zijn beurt de neef van Sattiwaza, Shuttarna III, op de troon te krijgen. Uiteindelijk zou Assur-uballit het gebied van Sattiwaza inlijven na de dood van diens beschermheer, de Hettietische koning. Aldus kwam een groot deel van het oostelijke territorium van Mitanni in handen van Assur.
Assur-uballit en de Babyloniërs
Terwijl de Assyriërs ten koste van Mitanni hun macht opbouwden richting Noord-Syrië, botste dit opkomend volk in het zuiden met een andere grote mogendheid van het Oude Nabije Oosten, Babylon. Zowel Assur als Babylon hadden toen hun zinnen gezet op het territorium van het verzwakte Hurritische koninkrijk van Arrapha. Arrapha kon deze aanvallen van beide koninkrijken aanvankelijk nog afweren, maar ging uiteindelijk zelf ten onder. Een belangrijke gebeurtenis binnen deze oorlogen was de val van de stad Nuzi, rond 1330 v.Chr. en dit waarschijnlijk ook door toedoen van Assur-uballit. Desondanks trok de koning van Assyrië zich hier terug en liet hij het oostelijke Tigris-gebied grotendeels aan Babylon over. Dit betekende echter niet het einde van de kwestie en later zou nog intens gevochten worden om deze streek tussen de twee Mesopotamische koninkrijken.
Assur-uballit verkoos om op een vreedzame manier het geschil met zijn zuiderbuur op te lossen. Hij huwelijkte zijn dochter uit aan koning Burnaburiash II. Dit bleek een politieke meesterzet te zijn aangezien de zoon uit dit huwelijk de rechtmatige troonopvolger van Babylon zou worden. Aldus konden de Assyriërs via de kroonprins Zuid-Mesopotamië binnen hun invloedssfeer slepen. De Babyloniërs zelf echter moesten niets weten van een dergelijke situatie en na de dood van Burnaburiash werd de half-Assyrische kroonprins waarschijnlijk samen met zijn moeder vermoord. Assur-uballit, die toen nog aan de macht was, vertrok terstond met zijn leger naar het Zuiden en stelde aldaar een nieuwe koning aan via wie hij Babylonië alsnog hoopte te beheersen. Het ging om Kurigalzu II, een andere zoon van Burnaburiash II. Deze zou zich later, na de dood van Assur-uballit, echter keren tegen zijn voormalige Assyrische bondgenoten.
Tegen het einde van zijn regering had Assur-uballit zijn territorium serieus uitgebreid. Dit militaire succes ging gepaard met plunderingen die de schatkist van het koninkrijk aanzienlijk vulden. Met deze rijkdom verfraaide de vorst onder andere zijn hoofdstad. Zo liet hij in Assur de belangrijkste heiligdommen zoals die van Ishtar renoveren. Verder meende hij dat deze toegenomen macht hem recht gaf op de titel “koning”. Dit is opvallend aangezien zijn voorgangers zich nogal bescheiden slechts “regent/vertegenwoordiger van de (beschermgod) Assur” noemden. Nu Assur-uballit zich had bewezen tegenover zichzelf, zijn volk en de buitenwereld, was het stilletjes aan tijd geworden dat hij hiervoor erkenning kreeg…
De zoektocht naar internationale erkenning: Assur-uballit en de Egyptische farao
Gedurende de periode van Assur-uballit zien we dat de grote koninkrijken van het Oude Nabije Oosten regelmatig met elkaar correspondeerden. Het ging hierbij in de eerste plaats om Egypte, de Hettieten, Mitanni en Babylonië. In de wetenschappelijke literatuur spreekt men in dit verband weleens over de “Club der Grootmachten”. Diplomatie werd voor het eerst in de geschiedenis een vast onderdeel van de activiteiten van de staat. Niettegenstaande de universalistische pretenties van de koningen in hun propaganda, zien we in deze brieven hoe zij hierin elkaar als gelijken behandelden. Zo spraken vorsten uit respect elkaar aan met “broeder”. Zij zagen aldus het Oude Nabije Oosten als een soort uitgebreide familie. Na verloop van tijd kon men echter ook letterlijk gaan spreken van een uitgebreide familie: diplomatieke huwelijken kwamen steeds vaker voor en de verschillende koningshuizen raakten zo nauw met elkaar verbonden.
Ook heel belangrijk binnen dit systeem was de uitwisseling van geschenken. Deze dienden enerzijds om de materiële behoeften van de vorsten te verzadigen. Anderzijds bezaten deze geschenken een symbolische waarde als teken van erkenning. Ondanks deze gelijke behandeling, leek de Egyptische koning toch een positie als “eerste onder de gelijken” te bekleden. Zo trad de farao gretig in het huwelijk met prinsessen uit andere koningshuizen, maar huwelijkte hij zijn eigen dochters zelden uit aan buitenlanders. Men zou hierin een superioriteitsgevoel vanwege de Egyptenaren kunnen ontwaren, maar enige voorzichtigheid is geboden hieromtrent. De kwestie is waarschijnlijk nog complexer dan dit.
De “Club der Grootmachten” bevatte, zoals reeds aangehaald, gedurende de Late Bronstijd min of meer dezelfde leden waaronder Egypte, Babylon en de Hettieten. Toch was dat systeem flexibel: minder machtige potentaten konden nog steeds opklimmen en een plaats opeisen met als goed voorbeeld de Assyriërs. We zijn relatief goed geïnformeerd over de pogingen van Assur-uballit tot internationale erkenning dankzij de zogenaamde Amarnabrieven. De Amarnabrieven zijn een uitgebreid corpus van spijkerschrifttabletten die archeologen tegen het einde van de negentiende eeuw opgroeven in het Egyptische dorpje el-Amarna, het destijdse Achetaton, de hoofdstad van de farao Achnaton (ca. 1351-1333 v.Chr.). Het gaat onder andere om brieven tussen de verschillende machthebbers van het toenmalige Oude Nabije Oosten. Het gros was opgesteld in de Akkadische taal, de lingua franca van toen.
Onder de correspondenten bevond zich dus onze Assur-uballit. Zijn briefuitwisseling met de Egyptische vorst toont mooi hoe de Assyrische koning zich inspande om erkend te worden als de gelijke van de farao en aldus toelating te krijgen tot de “Club der Grootmachten”. Zo noemt hij hierin de koning van de Nijl zijn “broer”. We weten uit de Amarnabrieven dat Achnaton een gezantschap zou hebben gestuurd naar Assur. Dit geeft aan dat Assur-uballit enigszins was geslaagd in zijn opzet. Achnaton deed echter zijn beklag bij de koning van Assur over het feit dat deze zijn ambassadeurs te lang bij zich hield. Het zou goed kunnen dat de Assyrische vorst het vertrek van de Egyptenaren aan zijn hof zoveel mogelijk uitstelde zodat hij met hun aanwezigheid kon pronken tegenover andere buitenlandse gezantschappen. Dit illustreert trouwens nogmaals heel mooi het aanzien dat Egypte genoot binnen deze “Club der Grootmachten”.
Interessant genoeg bezitten we eveneens de brieven van Assur-uballits aanvankelijke rivaal, de Babylonische vorst Burnaburiash II, aan het adres van diezelfde farao. Hierin doet de koning van Babylon zijn beklag bij Achnaton over de – zijns inziens – hoogmoedige aanspraken van zijn noorderbuur op internationale erkenning. Nogal denigrerend noemt Burnaburiash hem hierin zijn vazal. Dit is nogal ironisch aangezien we weten dat hij uiteindelijk toch Assur-uballit als gelijke zou erkennen door in het bootje te stappen met zijn dochter en aldus instemde met inmenging van Assyrisch bloed in zijn koningshuis.
Conclusie
Aan het begin van zijn regeerperiode erfde Assur-uballit de troon van een stad die onder het juk zuchtte van Mitanni. Deze energieke en ambitieuze vorst liet echter geen kans aan zich voorbijgaan om zich te onttrekken aan buitenlandse invloed en zijn macht uit te bouwen. Hij speelde in op te wantoestanden binnen het koninkrijk van Mitanni en breidde zijn territorium in westelijke richting uit. Later zou hij ook tegen zijn Babylonische zuiderburen optrekken met als inzet het territorium van Arrapha. Veel territoriale winst boekte hij hier niet, maar hij kon uiteindelijk wel een diplomatiek huwelijk veiligstellen tussen zijn dochter en de koning van Babylon. Hierdoor zou Zuid-Mesopotamië – zij het tijdelijk – binnen de invloedssfeer van Assur terechtkomen. Nu hij aan het hoofd stond van een machtige staat, ging hij internationale erkenning nastreven. De aanwezigheid aan zijn hof van een Egyptisch gezantschap en een diplomatiek huwelijk met Babylon geven aan dat hij hierin enigszins succesvol was. Dankzij de stevige fundamenten die Assur-uballit legde, konden zijn opvolgers een imperium uitbouwen dat het toenmalige Oude Nabije Oosten ging beheersen.