Avalon, het Keltische dodenrijk

6 minuten leestijd
'De dood van Arthur' (in Avalon), door James Archer (1860)
'De dood van Arthur' (in Avalon), door James Archer (1860)
Sinds het ontstaan van de beschaving heeft de mensheid zich uiteenlopende voorstellingen gemaakt van wat ons na de dood te wachten staat. In het onlangs verschenen boek Hemel en hel in kaart (Davidsfonds) brengen Guido Derksen en Martin Van Mousch een groot aantal beelden van hemel, hel en andere postmortale werelden op originele wijze in kaart. Vijfduizend jaar cultuurgeschiedenis voert van de Mesopotamische onderwereld langs het oud-Egyptische dodenrijk Duat naar de islamitische hemelen en hellen, tot de hedendaagse hemel en hel. Op Historiek een fragment over het Keltische dodenrijk Avalon:


Keltische en Germaanse dodenrijken

In de tijd waarin de Hebreeërs hun levensbeschouwingen ontwikkelden en het hindoeïsme en boeddhisme ontstonden, kwamen er in Europa naast de klassieke beelden van de oude Grieken en Romeinen ook andere ideeën op over het voortbestaan na de dood.

Ten noorden van het Romeinse Rijk gingen volkeren als de Kelten en de Germanen hun eigen weg in het hiernamaals. Met de expansie van het Romeinse Rijk werden de Keltische mythologieën op het Europese vasteland echter weggedrukt. Aan het einde van de oudheid verspreidde het christendom zich bovendien meer en meer vanuit het Middellandse Zeegebied naar het noorden. Alleen in Wales en Ierland, dat de Romeinen nooit wisten te veroveren, bewaarden druïdes en barden tot in de middeleeuwen de Keltische tradities. Hier ontstond in de vroege middeleeuwen een Keltisch-christelijke traditie die zich grotendeels los van de kerk in Rome ontwikkelde. Andersom nam het christendom elementen uit de mythologieën van de Kelten en de Germanen op, om het geloof verteerbaar te maken voor kersvers gekerstenden.

‘Veel van deze mythische werelden waren niet bestemd voor gewone stervelingen’

Wie over Kelten spreekt, heeft het niet over één volk. Het begrip omvat een reeks van volkeren en stammen die zich oorspronkelijk vanaf de 8ste eeuw v.Chr. in het stroomgebied van de boven-Donau en de boven-Rijn verspreidden. In de eeuwen erna vestigden Keltische stammen zich ook in Gallië (Frankrijk), op het Iberisch Schiereiland, in Engeland, Wales en Schotland, in Noord-Italië, in delen van Griekenland en, op het hoogtepunt van hun verspreiding in de derde eeuw v.Chr., in Klein-Azië. Toen het Romeinse Rijk zich fors uitbreidde, ging dit ten koste van het Keltische gebied. Alleen aan de randen van het Romeinse Rijk bleven Keltische culturen bestaan.

De Keltische god met zonnerad en lichtflits
De Keltische god met zonnerad en lichtflits (Publiek Domein – wiki)
Over de Keltische levensbeschouwingen is niet al te veel bekend. Ze werden niet op schrift gesteld, maar door hun priestergeleerden, de druïdes, mondeling doorgegeven. De informatie die tot ons is doorgedrongen, danken we hoofdzakelijk aan de inspanningen van de Ierse monniken uit de begintijd van het christendom. Zij hebben de Keltische mythen en sagen voor een deel schriftelijk vastgelegd, waarbij ze de verhalen in hun bekeringsijver zo nu en dan met een christelijk sausje hebben overgoten. Zeker is in ieder geval dat de Kelten oorspronkelijk geen hemels oordeel over aardse daden kenden en dat ze geloofden in dodenrijken en betoverde dodeneilanden met geheimzinnige bewoners. Sommige van deze werelden waren paradijselijk mooi, andere bestonden uit duistere, ondergrondse holen en krochten. Soms lijken ze met elkaar in verbinding te staan, op andere momenten lijkt eerder sprake van een strenge afscheiding, zowel tussen de onderwerelden onderling als met het ondermaanse. Veel van deze mythische werelden waren niet bestemd voor gewone stervelingen. Dit gold bijvoorbeeld voor de duistere wereld van de Fomorii, een groep mismaakte zeegoden, die ooit, in lang vervlogen tijden, het onderspit hadden moeten delven tegen de Tuatha dé Danann, het volk van de moedergodin Dana. Bekende Fomorii waren Seabhan en Balor de cycloop, terwijl onder anderen Lugh, Etain, Goibhia en Dagda tot de Tuatha behoorden. Nadat de Tuatha op hun beurt verslagen werden, trokken ze zich terug in een fraai ondergronds paradijs.

‘Appelboomgaard’

Hoe mooi dat paradijs van de Tuatha ook was, het viel in het niet bij het belangrijkste Keltische dodenrijk, een gelukkige geestenwereld waarin het uitstekend toeven was. Dit luisterrijke dodenrijk heette Avalon of Annwn, afkomstig van het woord ‘avallach’ of ‘appelboomgaard’. Er waren appels die je de eeuwige jeugd – en dus ook eeuwig leven – bezorgden. Er stonden bomen behangen met juwelen, er waren prachtige landschappen, zoete klanken vielen er te horen en er leefden betoverend mooie en eeuwig jonge maagden. Wie even van al dat moois wilde bijkomen, kon zich ook nog eens laven aan een bron met zoete wijn.

‘Sommige Kelten geloofden in reïncarnatie.’

Heerser over Avalon was koning Arawn. Hij beschikte over een roedel vliegende hellehonden, waarmee hij de zielen naar zijn hiernamaals bracht. Aan hun rode oren waren ze te herkennen als wezens van de onderwereld, iets waar varkens ook ooit deel van uitmaakten. Daar kwam echter verandering in toen Arawn het gezag over Avalon een jaar lang overdroeg aan Pwyll. Deze heldhaftige Welshman kweet zich zo goed van zijn taak dat Arawn hem als beloning de varkens schonk. Vanaf dat moment maakt het zwijn dus geen deel meer uit van de onderwereld en kan het zich uitleven in de aardse modder.

ketel van gundestrup
Keltisch initiatieritueel: dode krijgers worden ondergedompeld in een magische ketel en staan op uit de dood. Fragment Ketel van Gundestrup, 2de of 1ste eeuw v.Chr. Uit: Hemel en hel in kaart

Arawn en Pwyll waren overigens niet de enige heersers over de gestorvenen. Ierse Kelten kenden een god der doden met de naam Donn, ‘de duistere’, ook wel Manannan mac Lir genoemd, en een van de Tuath. Hij ontving de overledenen in zijn burcht op een rotsig eiland, in de oceaan ver ten westen van de zuidwestkust van Ierland. Keltische stammen in Wales dachten weer dat de heersers over het dodenrijk in een geïsoleerde Glazen Toren in de westelijke oceaan resideerden. De toren komt voor in Keltische reisverhalen, waarvan die van Maeldun en Brendan (Brandaan) tot de bekendste behoren.

Reïncarnatie

Sommige Kelten geloofden daarnaast in reïncarnatie. Het verblijf in het hemelse Avalon was volgens hen slechts bedoeld om de zielen voldoende rust te geven ter voorbereiding op een wedergeboorte. In hun mythen speelden ketels der wedergeboorte, toverketels die mensen uit de dood konden opwekken, een prominente rol, net zoals de toverdrankketel van druïde Panoramix een belangrijke rol speelt in de verhalen van Asterix de Galliër (eveneens een Kelt). Een van de bekendste toverketels was die van Bran de Gezegende, waarmee dode krijgers weer tot leven gebracht konden worden, zij het dat ze daarna hun spraakvermogen kwijt waren. Bran was de zoon van een zeegod en had de ketel als dank van twee reuzen ontvangen. Om de zes weken bracht de ketel een volgroeide krijger voort, op een manier die doet denken aan de creatie van Tolkiens Urukhai.

Avalon, Walhalla en Hel.
Avalon, Walhalla en Hel. Basisontwerp kaart: Guido Derksen en Marin van Mousch (Pek & Veren Producties). Cartografie: Jop Mijwaard (Softmap) i.s.m. Onno van Geuns (De Uitbeelder).

Ook Avalon beschikte over een vergelijkbare reïncarnatieketel, maar hier werd deze beheerd door negen maagden. De ketel had een enorme omvang, aangezien er een krijger, en soms zelfs een ruiter met paard, volledig in ondergedompeld moest kunnen worden.

Heilige Graal

Hemel en hel in kaart
Hemel en hel in kaart – Guido Derksen & Martin Van Mousch
Een ander bekend levensbrengend attribuut van Keltische oorsprong is de Heilige Graal uit de Arthurlegendes. De graal was de beker die Jezus had gebruikt tijdens het laatste avondmaal en bevond zich in de mythische burcht Carbonek. Wie uit de magische beker dronk, werd onsterfelijk. Deze wonderbaarlijke Heilige Graal vormde het doel van een queeste van koning Arthur en zijn ridders van de ronde tafel. Op hun zoektocht naar de graal zeilde Arthurs magische schip driemaal rond het eiland der doden. De zesduizend wachters van het eiland maakten alle medestanders van Arthur een kopje kleiner, op zeven getrouwen na. Samen met hen wist de legendarische vorst de graal uiteindelijk toch te bemachtigen. Hoewel de Arthurlegende een duidelijk christelijke dimensie heeft, maakt het verhaal van de graal, als symbool voor magie en onsterfelijkheid, onmiskenbaar deel uit van een veel oudere Keltische mythologie.

~ Guido Derksen & Martin Van Mousch

Boek: Hemel en hel in kaart – Guido Derksen & Martin Van Mousch
Ook interessant: Arthur: feit of fictie? Of allebei?

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

0
Reageren?x
×