‘Las Lanzas’ en de overgave van Breda in 1625

Brabantse stad had zowel strategische als symbolische waarde
8 minuten leestijd
De overgave van Breda. - Diego Velázquez, 1634
De overgave van Breda. - Diego Velázquez, 1634

Hoewel gedurende de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) verschillende bekende veldslagen plaatsvonden – onder andere bij Heiligerlee (1568) en Nieuwpoort (1600) – waren het toch vooral belegeringen van steden die de strijd domineerden. Die vonden in de eerste fase van het conflict nog in Holland plaats, met onder andere Alkmaar (1573) en Leiden (1574) als belangrijke doelwitten, maar verplaatsen zich daarna naar het oosten en tenslotte het zuiden, waar de Republiek der Zeven Provinciën haar territorium probeerde uit te breiden met een bufferzone die haar veiligheid moest garanderen: de Generaliteitslanden.

De belegeringen waren toen grootschalige militaire ondernemingen geworden met tienduizenden krijgslieden verspreid over een omvangrijk stelsel van kampementen, geschutbatterijen, schansen en wallen. Dankzij inkomsten uit handel en kaapvaart kon de Republiek het zich veroorloven om Frederik Hendrik (1584-1647) op deze manier steden als ’s Hertogenbosch (1629), Maastricht (1632) en Breda (1637) in te laten nemen.

Laatstgenoemde stad was in 1625 na een al even spectaculair beleg juist in Spaanse handen gevallen. Het zou de laatste grote overwinning zijn die de vijand na afloop van het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) nog wist te behalen en de overgave werd door de Spaanse schilder Diego Velásquez (1599-1660) tien jaar later vastgelegd op een metersgroot schilderij met de titel La Rendición de Breda. Het kreeg later de bijnaam Las Lanzas vanwege de piekeniers die op de achtergrond in het gelid staan. Deze voorstelling is echter geromantiseerd, want in werkelijkheid is er nooit een sleutel overgedragen door gouverneur Justinus van Nassau (1559-1631) aan veldheer Ambrogio Spinola (1569-1630).

Le Siège de Bréda - Jacques Callot juni 1625
Le Siège de Bréda – Jacques Callot juni 1625

Wél betrouwbaar is het beeldverslag dat de grote vogelvluchtkaart Le Siège de Bréda van de Fransman Jacques Callot (1592-1635) biedt. En dan is er nog het gedetailleerde verslag Obsidio Bredana dat de Spaanse jezuïet Herman Hugo (1588-1629) schreef tijdens zijn verblijf in het Spaanse kampement.

Hervatting van de strijd

De Republiek was verzwakt uit het Twaalfjarig Bestand gekomen omdat door het wegvallen van een directe bedreiging de politieke- en religieuze eenheid verbroken was. Raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619) wilde uit economische overwegingen vredesonderhandelingen beginnen met Spanje terwijl prins Maurits (1567-1625) de oorlog wilde voortzetten om grondgebied te veroveren, maar vooral ook om zijn machtspositie te behouden. In het conflict dat tegelijkertijd speelde tussen de Remonstranten (Rekkelijken of Arminianen) en Contraremonstranten (Preciezen of Gomaristen) stonden ze eveneens tegenover elkaar, hoewel geen van beide uit religieuze overtuiging.

Deze bestandstwisten eindigden in een overwinning voor prins Maurits, wat zijn laatste ‘wapenfeit’ zou blijken te zijn. De schepper van het Staatse Leger, die tal van steden had ingenomen en bij Nieuwpoort had gezegevierd, was oud geworden zou geen successen meer weten te boeken. Aan Spaanse zijde stonden de zaken er aanmerkelijk gunstiger voor. Onder landvoogd Albrecht van Oostenrijk (1559-1621) en landvoogdes Isabella van Spanje (1566-1633) had er rust geheerst in de Zuidelijke Nederlanden.

Portret van Ambrogio Spinola
Portret van Ambrogio Spinola – Michiel Jansz. van Mierevelt, 1609
Met de aanstelling van de Italiaan Spinola als legeraanvoerder hadden ze een strategisch genie in huis gehaald, die zijn kwaliteiten al had bewezen met de inname van Oostende (1604) en zich tijdens het bestand nuttig had gemaakt in de eerste veldtochten van de Dertigjarige Oorlog (1618-1648). Ondertussen maakte hij plannen voor hervatting van de strijd tegen de Republiek, waarvoor hij kon beschikken over een legermacht van zestigduizend man. Dankzij deze omvang kon hij de Republiek zowel vanuit het oosten als het zuiden bedreigen. Dat eerste liet hij over aan zijn rechterhand graaf Hendrik van den Bergh (1573-1638), terwijl hij zelf in 1622 het beleg voor Bergen op Zoom opende. In Staatse hadden was deze vestingstad een bedreiging voor Antwerpen en zou dat blijven omdat het niet tot een inname kwam.

Hierna kwam om dezelfde reden Breda in het vizier, waarbij tevens een prestigekwestie speelde. Deze stad was in 1590 op smadelijke wijze in Staatse handen gevallen door de list met het turfschip en door herovering zou deze schandvlek worden uitgewist. Bovendien was het de residentiestad van de familie Nassau die in 1568 de leiding had genomen in de opstand tegen de Spaanse overheersing. Eenvoudig zou een beleg echter niet zijn, omdat Breda over moderne vestingwerken beschikte en dankzij veel laaggelegen gebieden met water uit de rivieren Aa en Mark geïnundeerd kon worden.

Nadat het gerucht over een mogelijk belegering zich begon te verspreiden, was het garnizoen nog eens extra versterkt tot een totale omvang van vijfduizend man op een bevolking van ruim dertienduizend zielen. Verantwoordelijk voor de verdediging was Justinus van Nassau (1559-1631), een buitenechtelijke zoon van Willem van Oranje (1533-1584) die zich overigens als diplomaat verdienstelijker had gemaakt dan als militair.

Het beleg van Breda geschilderd door Pieter Snaeyers (1592-1629)
Het beleg van Breda geschilderd door Pieter Snaeyers (1592-1629) in opdracht van landvoogdes Isabella, die rechtsonder te zien is in haar koets.

Omsingeling van Breda

Op 21 juli 1624 vertrok Spinola uit Brussel en verzamelde een week later zijn troepenmacht van veertigduizend man op de Molenheide bij Gilze. Deze bestond voor amper twintig procent uit Spaanse militairen. Dubbel zo groot was het aandeel manschappen uit de Zuidelijke Nederlanden, terwijl een kwart afkomstig was uit de Duitse landen. Nog eens tien procent was landgenoot van Spinola en verder maakten huurlingen uit Frankrijk, Engeland en Ierland het geheel nóg internationaler. Na definitieve goedkeuring van de landvoogdes begon vanuit dit afwachtingsgebied eind augustus de omsingeling van Breda met het inrichten van vier kampementen bij de dorpen Ginneken, Teteringen, Terheijden en Hage, gelegen ten zuiden, oosten, noorden en westen van de stad. Deze stonden onder bevel van de commandanten Medina (Spanjaard), Balonçon (Fransman), Baglione (Italiaan) en Isenburg (Duitser).

Legerkamp Teteringen
Legerkamp Teteringen – J.Blaeu (Atlas van Loon)
In de weken die volgden werden er tussen deze kampementen twee linies aangelegd. Een zogenaamde contravallatielinie tegen uitvallen van het garnizoen met een lengte van zeventien kilometer en een circumvallatielinie tegen aanvallen van een ontzettingsleger met een lengte van dertig kilometer. Beide linies bestonden uit een aarden wal waarin op regelmatige afstand schansen en redouten waren opgenomen om de soldaten te beschermen tegen vijandelijk vuur uit de vesting. Vanuit geschutbatterijen werd de stad op haar beurt weer bestookt met vele tientallen zware kanonnen. De bevoorrading vond plaats vanuit de Vlaamse steden Lier en Herentals en deze konvooien werden beschermd door graaf Hendrik van den Bergh die hiervoor nog eens vijfentwintigduizend man tot zijn beschikking had.

Het nieuws over een belegering van deze omvang verspreidde zich al gauw over heel Europa en trok tal van belangstellenden, waarvan de Poolse prins Wladislaus Wasa (1595-1648) de meest prominente was. Na kennismaking met de landvoogdes in Brussel was hij een week lang op bezoek bij Spinola om zich van de krijgsverrichtingen op de hoogte te laten stellen.

Mislukte ontzetting

Gedurende de eerste maanden van het beleg liet Justinus van Nassau verschillende uitvallen doen om de aanleg van de omsingelingswerken te verstoren, maar deze hadden nauwelijks uitwerking door de ongelijke krachtsverhouding. Hij kwam al snel tot de conclusie dat alleen met hulp van buiten af de stad gered kon worden en dat hij zijn garnizoen moest sparen om zijn halfbroer Maurits de tijd te geven voor zo’n ontzettingsactie.

De opmars van Spinola had lang genoeg geduurd om de magazijnen dusdanig met voorraden te vullen dat bevolking en garnizoen maandenlang gevoed konden worden. Om soldij te kunnen blijven uitbetalen kreeg de burgerij opdracht haar zilverwerk in te leveren ten einde daar noodmunten uit te kunnen slaan. Eind september bevond prins Maurits zich al in het naburige dorp Made, maar zijn leger van vijfentwintigduizend man was te klein voor een directe confrontatie met de troepenmacht van Spinola. Daarom liet hij diverse aanvallen uitvoeren op de Spaanse bevoorradingsroutes, die echter zonder succes bleven.

Om het garnizoen te kunnen blijven uitbetalen werden tijdens het beleg noodmunten geslagen.
Om het garnizoen te kunnen blijven uitbetalen werden tijdens het beleg noodmunten geslagen. (CC BY-SA 3.0 – CNG – wiki)

In december 1624 volgden enkele pogingen om de stad vanuit het westelijk gelegen Zevenbergen met schepen over de rivier De Mark te bevoorraden, maar deze waren eveneens tevergeefs. Het was uiteindelijk Frederik Hendrik die, nadat zijn halfbroer Maurits op 23 april 1625 was overleden, als nieuwe legeraanvoerder bevel gaf tot een aanval op het kampement van Terheijden, teneinde de omsingeling te doorbreken. Die vond plaats op 15 mei met vijfduizend ruiters en duizend man voetvolk.

Prins Frederik Hendrik
Prins Frederik Hendrik, geportretteerd door Anthony van Dyck, 1629-1630
Slechts met de grootste moeite en hoge verliezen aan beide zijden kon deze door commandant Baglione worden afgeweerd. Frederik Hendrik trok zich daarna terug en liet een versleuteld bericht door de linies naar halfbroer Justinus smokkelen met de mededeling dat een bevrijding er niet meer in zat en overgave onvermijdelijk was geworden.

Onderhandelen

De onderhandelingen daartoe vonden plaats in de laatste week van mei en werden afgesloten met ondertekening van de capitulatievoorwaarden op 2 juni. Deze hielden in dat het garnizoen vrij en eervol mocht vertrekken met slaande trom en vliegende vaandels, hetgeen op 5 juni plaatsvond via de Teteringsedijk, onder toeziend oog van Spinola. Het maakte plaats voor een bezettingsmacht van vergelijkbare omvang die onderdak vond in de vele huizen die door burgers van Protestante gezindte waren verlaten. Uitoefening van hun godsdienst was in Breda niet meer toegestaan en zij weken uit naar Staats grondgebied.

Er bleven overigens nog genoeg leegstaande woningen over om honderden katholieke vluchtelingen uit Den Bosch te huisvesten toen die stad in 1629 door Frederik Hendrik werd ingenomen. Op 11 oktober 1637 was het de beurt aan Breda om door ‘De Stedendwinger’ te worden heroverd, toen na een beleg van slechts drie maanden in plaats van de negen maanden die Spinola er voor nodig had gehad.

Resten van de Spinolaschans of Grote Schans bij Breda, aangelegd tijdens het beleg van 1637.
Resten van de Spinolaschans of Grote Schans bij Breda, aangelegd tijdens het beleg van 1637. (CC BY-SA 4.0 – Johan Bakker – wiki)

Herinnering

Vandaag is er in en rond Breda nauwelijks nog iets dat herinnert aan de gebeurtenissen van 1624/25. Haar vestingwerken werden eind negentiende eeuw nagenoeg volledig ontmanteld en in tegenstelling tot wat menigeen denkt speelde de waterpoort met twee torens die bekend staat als het ‘Spanjaardsgat’ geen enkele rol tijdens het beleg. Dat geldt ook voor de ‘Spinolaschans’ aan de weg naar Terheijden, dat nu een natuurgebied is.

Na afloop werden alle belegeringswerken namelijk geslecht om te voorkomen dat het Staatse Leger er gebruik van kon maken. Frederik Hendrik liet echter in 1637, op dezelfde strategische plaats als waar de Spanjaarden er één hadden gehad, een schans aanleggen die later Spinolaschans ging heten. Dat deze daarna behouden bleef is te danken aan het feit dat het tot 1952 militair domein was. Ook de Kleine Schans in Terheijden kwam op deze manier tot stand en is tegenwoordig een evenemententerrein.

Afbeelding van de Kleine Schans bij Terheijden op een informatiebord ter plekke
Afbeelding van de Kleine Schans bij Terheijden op een informatiebord ter plekke (CC BY-SA 4.0 – G.Lanting – wiki)
Kort na de laatste eeuwwisseling brachten twee Bredase amateurhistorici de ligging van de contravallatie- en circumvallatielinie nauwkeurig in kaart op basis van Obsidio Bredana en waarnemingen in het veld. Zij verwerkten dit tot een boek (De belegering van Breda door Spinola 1624-1625) en een fietsroute die, geïnspireerd op het schilderij, met kleurige lansen gemarkeerd is in het landschap. Sindsdien zijn er bij archeologisch opgravingen in het buitengebied ook sporen van de belegeringswerken aangetroffen.

In 2007 verscheen in de bioscopen de speelfilm Alatriste, een Spaanse productie gebaseerd op het boek El Sol de Breda van de schrijver Arturo Pérez Reverte. Deze avonturenfilm draait om kapitein Alatriste en volgt diens carrière vanaf het beleg van Breda in 1625 tot de Slag bij Rocroi in 1643, waarin het Spaanse leger vernietigend verslagen werd door de Fransen en er een einde kwam aan de Habsburgse hegemonie op het Europese continent. Omdat het in 2025 vierhonderd jaar geleden is dat dit beleg plaatsvond, zal er op diverse manieren aandacht aan besteed worden.

Bronnen â–¼

– Kwartaalblad ‘Engelbrecht van Nassau’, Jaargang 43, 2024/2

Marc Busio (1970) is chemisch technoloog en amateurhistoricus, gespecialiseerd in industrieel verleden. Naast Historiek publiceert hij regelmatig artikelen op zijn eigen website www.fabriekofiel.com en in het tijdschrift 'Erfgoed van Industrie en Techniek'.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×