In dit artikel ga ik in op de omgang met en de bestrijding van de CP en CD in de rechtszaal. Het betreft hier strafzaken, het Openbaar Ministerie versus een verdachte, en civiele zaken, waarbij twee private partijen – organisaties of burgers – tegenover elkaar staan.
Rechtszaken tegen de CP en CD
Tegen de CP en CD zijn in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw vele rechtszaken gevoerd. In dit artikel zal vooral ingaan worden op de discriminatiezaken, omdat die het meest typerend zijn. Kritiek op immigratie en integratie behoorde tot de kern van het gedachtegoed van de CP en CD, en Hans Janmaat en zijn partijen werden regelmatig voor de civiele rechter en de strafrechter gedaagd in verband met uitlatingen op dat gebied die discriminerend of beledigend werden geacht.
Rechtszaken op het gebied van rassendiscriminatie en groepsbelediging zijn lastig omdat het daarbij steeds gaat om twee botsende grondrechten: dat van de vrijheid van meningsuiting (vastgelegd in artikel 7 van de Grondwet) en dat van nondiscriminatie (vastgelegd in artikel 1). De vraag is wanneer het uiten van onvrede en het bekritiseren van beleid, denkbeelden of tradities overgaat in de belediging van een groep mensen dan wel in het aanzetten tot haat, discriminatie en geweld tegen mensen om hun ras.
Om verschillende redenen gold dit vooral in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw, omdat de juridische normen op het gebied van rassendiscriminatie en groepsbelediging toen nog niet erg helder waren. In de eerste plaats waren de wetsartikelen nogal vaag en ruim geformuleerd. En in de tweede plaats was de wetgeving nog vrij recent, waardoor de jurisprudentie nog voor een belangrijk deel moest worden gevormd. Wél was er in die jaren een brede consensus in de Nederlandse samenleving: men tolereerde geen discriminatie waarvan minderheden het slachtoffer waren.
Strafzaken – jaren tachtig
De strafrechtelijke vervolging van de CP en CD voor rassendiscriminatie en/of groepsbelediging kwam in de jaren tachtig slechts langzaam op gang. Het Openbaar Ministerie aarzelde lang voordat het vervolging instelde. Het vroeg zich af of de uitlatingen wel discriminerend waren, het wilde Janmaat geen podium bieden en het was bang zaken te verliezen. Als een zaak wel voor de rechter kwam volgde geen veroordeling, deels door juridische formaliteiten en deels omdat de rechters de uitspraken van Janmaat niet strafwaardig vonden. Tevens gaven rechters keer op keer aan dat de politieke discussie de nodige ruimte moest krijgen, ook als het ging om lastige onderwerpen als immigratie en integratie.
In de jaren tachtig kwam het niet tot een strafrechtelijke veroordeling. In vier strafzaken volgde drie maal vrijspraak en één maal stopte het Openbaar Ministerie de zaak. In de jaren negentig veranderde dat.
Strafzaken – jaren negentig
In de jaren negentig werd Janmaat twee maal strafrechtelijk veroordeeld. De eerste keer voor een serie uitspraken in radio- en televisieprogramma’s van de CD en in een partijblad. Zo bracht Janmaat in een radio-uitzending uit 1991 immigratie in verband met een toename van de criminaliteit:
‘[I]n de Nederlandse samenleving neemt de criminaliteit hand over hand toe. […] En de schuld ligt daarvan natuurlijk gedeeltelijk bij de vreemdelingen die zich hier gewoon als zware criminelen misdragen. Die uit een cultuur komen waarin men totaal niet geeft om een mensenleven en die hier in Nederland maar gewoon slachten’.
De tweede keer voor een uitspraak bij een demonstratie in Zwolle. De demonstranten daar droegen leuzen mee als ‘Vol is Vol’ en ‘Eigen land eerst’; tijdens een korte toespraak zei Janmaat:
‘Wij schaffen, zodra wij de mogelijkheid en de macht hebben, de multiculturele samenleving af.’
Om verschillende redenen kwam het in de jaren negentig wel tot veroordelingen. Het Openbaar Ministerie moest, door de aanscherping van de richtlijnen die door het ministerie van Justitie werden uitgevaardigd, alle discriminatiezaken gaan vervolgen, wat in de jaren tachtig nog niet het geval was. Verder kreeg het Openbaar Ministerie in de loop van de tijd waarschijnlijk meer grip op de aanpak van dit soort zaken. Tot slot kwamen er vanuit de Tweede Kamer en de samenleving regelmatig oproepen om discriminerend geachte uitspraken streng te bestraffen. Het Openbaar Ministerie en de rechters hielden daar rekening mee; zij wogen bij de strafzaken tegen Janmaat in de jaren negentig het maatschappelijk klimaat nadrukkelijk mee.
Civiele zaken
In de jaren tachtig en negentig verloren de CP en CD diverse civiele zaken, aangespannen door maatschappelijke organisaties, zoals de Anne Frank Stichting en het Nederlands Centrum Buitenlanders. De civielrechtelijke aanpak van discriminerend of beledigend geachte uitlatingen van CP’ers of CD’ers was zeker in de jaren tachtig succesvoller dan de strafrechtelijke. Dat maatschappelijke organisaties toch steeds aandrongen op een strafrechtelijke vervolging heeft te maken met het effect dat zij van veroordelingen in strafzaken verwachtten: het intrekken van overheidssubsidies en zendtijd, en een verbod van de CP of CD.
In die jaren kwam het in drie civiele zaken tegen de CP of CD tot een veroordeling. Het ging steeds om discriminerend geachte uitlatingen op radio en televisie, in folders en / of in een partijblad. De civiele rechter zag deze uitlatingen als een ‘onrechtmatige daad’ en de partijen mochten die niet meer herhalen op straffe van een dwangsom.
In enkele gevallen ging het om een civiele én een strafzaak over de zelfde uitlatingen. In 1989 werd een civiele zaak tegen de CD aangespannen door enkele maatschappelijke organisaties, waaronder het Christelijk Nationaal Vakverbond en het Nederlands Centrum Buitenlanders. De advocaat van deze civiele partijen deed tevens aangifte bij de officier van justitie te Den Haag, waarna het Openbaar Ministerie tot vervolging overging. De CD verloor beide zaken, de civiele zaak en vele jaren later ook de strafzaak.
Reactie CP en CD
De CP en CD zagen die rechtszaken als een goede mogelijkheid om in de publiciteit te komen – in de favoriete rol van underdog – en zo hun standpunten uit te dragen. Janmaat noemde in 1993 het besluit van de officier van justitie om hem te gaan vervolgen…
‘[e]en buitengewoon gelukkig besluit. Dit is al eerder geprobeerd en tot nog toe altijd uitgelopen op een geweldige reclame voor de partij en haar standpunten.’
Deze rechtszaken gaven de CD tevens de mogelijkheid de overheid en de grote partijen neer te zetten, te ontmaskeren, als ‘dictatoriaal’. In 1990 schreef een CD-partijblad dat het…
‘de trend in Nederland [was] om mensen, die kritiek hebben op het minderhedenbeleid de mond te snoeren door snel met het woord “discriminatie” te komen’.
Het blad wees erop dat dit op gespannen voet stond met de vrijheid van meningsuiting. De CD gaf de grote partijen de schuld; die zouden het oppositionele geluid van de CD de mond willen snoeren. Daarbij zouden ze ver willen gaan, ‘desnoods tegen de grondwet in’. En Janmaat zei dat de rechtsstaat in Nederland ‘al lang [was] afgeschaft’. De CP en CD hoopten op veel (media)aandacht voor hun rechtszaken om dat keer op keer te kunnen laten zien.
De vele rechtszaken – niet alleen discriminatiezaken, maar ook andere – hadden ook negatieve gevolgen voor de CP en CD. Ze kostten die partijen heel veel geld, aan advocaat- en proceskosten, maar ook aan boetes. In haar Jaarverslag over 1986 schreef de CD dat men in verband met de kosten afzag van een hoger beroep bij enkele zaken. Verder zorgden de discriminatiezaken er voor dat de CD een partijverbod vreesde. Men ging ervan uit dat één of enkele veroordelingen mogelijk tot een verbod van de partij zou kunnen leiden. In 1987 schreef een CD-partijblad dan ook:
‘Nieuwe klachten of strafzaken moeten voorkomen worden. Verbod van de partij heeft geen zin, gezien de doelstelling waar we voor staan.’
En tot slot zorgden de vele rechtszaken waarschijnlijk ook voor een verdere maatschappelijke isolering van de CP en CD.
Tot slot
De aanpak van de CP en CD in de rechtszaal had – zeker bij strafzaken – een wat ander karakter dan de bestrijding van die partijen in de Tweede Kamer. De andere politieke partijen hadden nadrukkelijk het doel om de CP en CD dwars te zitten. Dat gold niet voor het Openbaar Ministerie. Dat voerde gewoon de wet uit. Iedereen die strafbare uitspraken deed werd daarvoor vervolgd, en dus ook CP’ers of CD’ers. Als er al druk werd uitgeoefend om tot vervolging over te gaan, dan kwam die vanuit de politiek: door de wet- en regelgeving aan te scherpen of door het stellen van Kamervragen. Bij de maatschappelijke organisaties, die civiele zaken aanspanden tegen de CP en CD, was er wél sprake van een intentie tot bestrijding. Deze organisaties wilden zo het ‘ware’, het discriminerende en criminele, gezicht van de CP en CD laten zien.
Het is in Nederland overigens vrij uniek dat een zittend Kamerlid wordt veroordeeld door de strafrechter. De jurist Wim Voermans schreef in 2012 dat dat in 150 jaar parlementaire geschiedenis slechts acht parlementariërs is overkomen. Janmaat is de enige van hen die meer dan één keer is veroordeeld.
Boek: De bestrijding van de Centrumpartij en de Centrumdemocraten (1980-1998)
Bronnen ▼