Het gebied dat overeenkomt met het huidige Vietnam, stond sinds de negentiende eeuw onder Franse invloed. Dat verliep echter niet altijd zonder slag of stoot. De Vietminh voerde immers een verbeten strijd tegen de Franse overheersers. Het tragisch omslagpunt van dit sluimerend conflict, was de nederlaag voor de Fransen bij de slag bij Dien Bien Phu in 1954. Na deze zwarte pagina in de Franse geschiedenis, kwam het koloniale avontuur in Vietnam tot een einde.
Datzelfde jaar werd de wapenstilstand bezegeld tijdens de akkoorden van Genève, waarbij het land werd gesplitst in enerzijds een communistisch Noordelijk deel met als sterke leider Hồ Chí Minh, een man van het volk. Anderzijds een westers kapitalistisch georiënteerd zuidelijk deel met als leider de elitaire en vooral corrupte Ngô Đình Diệm. Achter de schermen werden deze tegenpolen gesteund door de al even uiterste Sovjet-Unie en China langs de ene kant van de supporterstribune en de VS aan de andere kant. Helemaal in de lijn met de bipolaire realiteit van de toenmalige koude oorlog. Vietnam als bufferzone van elkaar beconcurrerende grootmachten.
In 1957 werd de lont aan het kruitvat ontstoken en barstte in Zuid-Vietnam een oorlog los tussen het Zuid-Vietnamese bewind en een door Noord-Vietnam gesteunde communistische verzetsgroep, beter bekend als de Vietcong. Terwijl de Verenigde Staten zich initieel beperkten tot het spelen van grote broer voor Zuid-Vietnam met advies, escaleerde de steun vrij snel tot het leveren van wapens en later ook het sturen van troepen.
De dodelijke spiraal van oorlog draaide echter steeds sneller door. In 1963 stak een boeddhistische monnik zichzelf uit protest in brand op een kruispunt in Saigon. Een jaar later vond het vermeende Tonkin-incident plaats, waarna de Verenigde Staten zich jaar na jaar steeds dieper en dieper in de oorlog nestelden. Tegen 1969 waren er al meer dan 500.000 Amerikaanse soldaten hun weg kwijt in de hel van Vietnam. Films als Platoon en Apocalpys Now schetsen een indringend beeld van de waanzin die dagelijkse kost werd.
Tactieken
De Vietnamoorlog werd een uitputtingsoorlog. Noord-Vietnam streefde naar een hereniging van Noord en Zuid onder communistische vlag. De Amerikanen voerden daarentegen een containmentpolitiek, waarbij men de verdere verspreiding van het communisme probeerde tegen te gaan. Noord-Vietnam botweg binnenvallen was immers geen optie. Hiermee zou men China richting wapengekletter duwen, iets wat men absoluut wilde vermijden, middenin de Koude Oorlog, een tijd die gedomineerd werd door de dreiging van een nucleair conflict.
De Amerikaanse tactiek in Vietnam was erop gericht om de militaire druk dusdanig op te voeren, tot de moraal van de vijand uiteindelijk zou breken. Infanteristen werden ingezet om search and destroy-missies uit te voeren. Hierbij werd een bataljon of peloton per helikopter de jungle ingevlogen. Een bepaald gebied werd vervolgens uitgekamd, op zoek naar Vietcongstrijders. Zodra deze eenmaal waren gevonden, werden ze met een enorme vuurkracht om het leven gebracht. Een andere optie was het doorgeven van de coördinaten van de vijand aan de artillerie of aan de luchtmacht, waarna het mortieren of bommen regende. Zodra Magere Hein zijn werk eenmaal had gedaan, werden de lichamen geteld en de wapens vernietigd. Vervolgens werden de Amerikanen teruggevlogen naar hun legerbasis. De dag nadien herhaalde hetzelfde scenario zich. Net zo lang tot alle Vietcong uitgeschakeld waren.
Dat was echter de theorie. In de praktijk waren de Amerikanen vaak een speelbal van de Vietcong, die het terrein veel beter kende dan de Amerikanen zelf. Door hun luide helikopters en niet afgeschermde radiokanalen waren de Vietcong vaak goed op de hoogte van de plannen, nog voor een missie begon. Kleine mobiele groepjes Vietcong doken hierna opeens op of toonden zich weken aan een stuk niet. Een vorm van psychologische oorlogsvoering. Te midden deze chaos werden Zuid-Vietnamezen soms voor Vietcong aanzien, waarna ze vermoord werden of hun dorpen werden platgebrand. Op die manier werden natuurlijk nieuwe Vietcong-strijders gecreëerd in plaats van geneutraliseerd.
Tunnelratten
Zevenenveertig jaar na de val van Saigon, ben ik op de site van het tunnelcomplex van Củ Chi, een stelsel van driehonderd kilometer met de hand gegraven gangen, een relict uit de Vietnamoorlog. Een ‘must see’ op een vijftigtal kilometer van Ho Chi Minhstad.
Terwijl ik, lamgeslagen door de snikhete vochtige omgeving van de jungle, probeer te focussen op het verhaal van de gids, tevens de zoon van een voormalig Zuid-Vietnamees strijder, valt mijn oog op de kaart achter hem. Te midden van voor mij totaal onbekende plaatsjes, zie ik de naam Trảng Bàng opduiken, een locatie die direct een belletje doet rinkelen. Ik realiseer me opeens dat dit tunnelcomplex natuurlijk een doelwit was in de strijd tegen de Vietcong. Ik vermoed dan ook dat het bombardement op Trảng Bàng, dat hier op een boogscheut van ligt, verband houdt met deze site.
Toen de Amerikanen vanaf 1965 voluit voor een oorlog in Vietnam kozen en de reeds beschreven tactiek van bombardementen en search and destroy toepasten, gaf Hồ Chí Minh de opdracht om ondergronds te gaan. Enkel via een verbeten guerrillastrijd kon er volgens hem goed weerstand worden geboden aan de materiële en technologische superioriteit van de Amerikanen.
Het reeds bestaande onderaardse netwerk van tunnels werd uitgebreid. Vaak bestond een onderdeel uit meerdere gangen boven elkaar, dat verschillende ruimtes met elkaar verbond. Munitiekamers, hospitalen, slaapzalen: een parallelle wereld, allemaal onttrokken aan het daglicht, recht onder de voeten van de Amerikanen. De tunnels waren erg smal. Het te bezoeken gedeelte van het complex van Củ Chi is iets breder gemaakt voor de hedendaagse bezoeker, in werkelijkheid waren veel stukken destijds alleen via het betere ellenbogenwerk te doorkruisen. Het onderaardse labyrint was bezaaid met allerhande boobytraps om de vijand schade te berokkenen. Er bestonden speciale vluchtgangen die uitkwamen op de Saigonrivier, die in geval van nood gebruikt konden worden. Een op een mierennest gelijkende heuvel of een onschuldige holle boomstam bovengronds, waren in feite ventilatieschachten om het complex van verse lucht te voorzien. Deze voorziening was echter nooit toereikend genoeg, waardoor de lucht in de tunnels erg slecht was.
Onze gids wijst op het enorme belang van hangmatten in deze tunnels. Ze gaven de Vietcong het voordeel overal te kunnen slapen. Daarnaast trok men elkaar, opgerold in deze hangmatten, door nauwe doorgangen, waar je normaal niet in je eentje door geraakte. In laatste instantie was het de ideale lijkzak om snel overleden wapenbroeders richting laatste bestemming te slepen. Het slapen gebeurde trouwens vaak overdag, want ’s nachts werd de schuilplaats verlaten om te vechten. Al waren dag en nacht in deze context natuurlijk relatief, want op den duur was er geen dag meer. Veel Vietcongstrijders kampten dan ook met een ernstig tekort aan zonlicht.
Het duurde een tijdje tot de Amerikanen het bestaan van deze tunnels ontdekten. Toen men het enorme strategische belang van dit labyrint eenmaal inzag, werd de vernietiging gepland. Het opruimen van deze tunnels liep echter niet van een leien dakje. De tunnels laten ontploffen was weinig succesvol, want deze hadden vaak een zigzagpatroon, zodat de impact van een granaat of een explosie beperkt werd. Ook het gebruik van gifgas was ondoeltreffend om de vijand uit zijn schuilplaats te verjagen, aangezien het complex was voorzien van doorgangen in U-vorm die onder water gezet werden en zo dienden als waterslot tegen gifgassen. Ten einde raad werd dan maar besloten om militairen de gangen in te sturen, de zogenoemde ‘tunnelratten’. Hierbij ging het vaak om mannen van kleinere gestalte (kleiner dan 1 meter 65), zodat deze vlot konden bewegen in de smalle gangen. Mannen uit Puerto Rico en Mexico moesten het vuile werk opknappen. Naast een zaklamp, een mes en een pistool, waren zij vooral gewapend met een grote portie lef.
Nadat ik zelf door één van de gangen ben gekropen en in het schuim en zweet (na nog geen tien meter tunnel, nog verbreed ook) weer buiten kom, adem ik de frisse lucht in. Voor mij zie ik meerdere kraters. Het zijn bominslagen van B52 Stratofortress, een Amerikaanse bommenwerper, die met een laadvermogen voor 27.000 kilo explosieven, werd ingezet om zogeheten ‘bommentapijten’ te creëren. Dat was ook de enige manier hoe dit complex enigszins schade kon worden toegebracht.
De oorlogstragedie
Tijdens de busrit op de terugweg staar ik door het raam en laat ik de afgelopen dag over me heen komen. Ik voel me enerzijds enthousiast en geprikkeld omdat een stukje geschiedenis waar ik minder over weet zich stilletjes openbaart. Anderzijds word ik overvallen door een mentale zwaarte. Dit bezoek heeft sowieso wat losgemaakt. Ik wil erover schrijven, maar ik voel me niet comfortabel genoeg met de materie.
De volgende dag besluit ik een bezoek te brengen aan het War Remnants Museum in Ho Chi Minhstad. Voor het museum staan een straaljager, bommenwerper, enkele tanks en heel wat stukken artilleriegeschut opgesteld. Duur Amerikaans ‘speelgoed’ uit de jaren zestig en zeventig. Terwijl ik langs de toestellen slenter, met het enthousiasme dat ik als kind had in het legermuseum in Brussel, hoor ik een stem achter mij. ‘Sir Sir, please wait’. Ik draai mij om en zie een man staan die de leeftijd van mijn vader heeft. Hij heeft twee stompjes van handen en mist zijn rechteroog.
‘Sorry to interrupt you sir, but can you please buy book sir. I walked on mine sir’.
De man opent zijn tas en toont mij enkele boeken, waaronder het boek van Tom Mangold en John Penycate over de Củ Chi tunnels. De situatie overvalt me. Ik besluit het boek over de tunnels te kopen, ik betaal, ik knik beleefd en… wandel onbeholpen weg, mijn emoties volledig in de knoop.
In het museum zelf toont de opstelling hoe Vietnam de oorlog beleefde. Hier geen Amerikaanse heldenportretten of verheerlijking van het oorlogsvoeren. Harde beelden, foto’s van slachtoffers, tot zelfs misvormde foetussen op sterk water is wat de bezoeker te zien krijgt.
De Amerikanen dropten 14,5 miljoen ton aan bommen op Vietnam, in een poging het land op de knieën te krijgen. Clusterbommen, fragmentatiebommen, bommen met nagels in, fosforbommen, napalmbommen, enzovoort. Vietnam werd voor jaren het proeflaboratorium voor Amerikaanse ingenieurs en wetenschappers. Wat in de Verenigde Staten niet kon, werd getest in Vietnam. Tussen 1961 en 1971 werd tachtig miljoen liter agent orange uitgestort boven het land, een ontbladeringsmiddel dat dioxine bevat, de giftigste stof ooit door de mens gemaakt. Het doel was de schuilplaats van de vijand bloot te leggen. Een ander gevolg: vier generaties misvormingen, blindheid, kanker en huidziekten. Het viel mij al op hoeveel oudere mensen in de stad een enorme scheefstand aan hun ledematen, vooral benen, hebben. Ik denk dat ik het antwoord op mijn vraag naar de oorzaak gekregen heb.
Ik verlaat het museum en bezoek het koffiehuis om de hoek. Saigon is immers bekend om zijn rijkelijk aanbod aan heerlijke koffie. Terwijl ik de impressies van de dag verwerk, staat mijn besluit vast. Ik ga hierover schrijven.
Deze zwarte pagina uit de geschiedenis kan en mag nooit vergeten worden.