‘Eigenlijk is er geen kunst. Er zijn alleen kunstenaars. Ooit waren dat mensen die gekleurde aarde namen en met ruwe trekken de gedaante van een bizon op de wand van een grot schetsten…’
Zo opent de inleiding van deze ‘bijbel’ van de mondiale kunstgeschiedenis. Het begint met de prehistorie waar onder andere de grot-tekeningen in Lascaux ter sprake en in beeld komen. Opvallend is hier aandacht voor het oude Amerika.
Egypte en Griekenland ontbreken natuurlijk niet en hier komen we onder andere de prachtige Venus van Milo tegen, die zich nu in het Louvre bevindt. Ook het schitterende Zeus-altaar staat afgebeeld en dit staat in het Pergamon museum in Berlijn. Pergamon kennen we uit de bijbel, als één van de zeven gemeenten, van de brieven in Openbaring.
Bij de Romeinse kunst is onder andere het beroemde Colosseum afgebeeld en bij Byzantium wordt terecht de nodige aandacht gewijd aan de schitterende mozaïeken in Ravenna. Giotto wordt al eeuwen lang gezien als een mijlpaal in de kunstgeschiedenis, met wie een nieuw tijdperk begint. Zijn fresco’s in de kapel van Padua zijn fantastisch en deze krijgen terecht veel aandacht.
Het boek is overzichtelijk van opzet, per eeuw en met landen die qua kunststroming bij elkaar horen zoals in Italië Florence en Siena veel gemeenschappelijk hebben. Angelico krijgt weinig aandacht maar dat is misschien ook persoonlijk omdat ik erg op deze schilder ben gesteld. Zijn prachtige annunciatie in een Florentijns klooster wordt niet afgebeeld maar is terecht zeer bekend vanwege zijn grote schoonheid.
De Vlaamse primitieven worden vermeld en aan Rafael wordt de nodige aandacht besteed. Het hoofdstuk dat aan het eind van de zestiende eeuw is gewijd, heeft als ondertitel ‘crisis in de kunst’, het is de tijd van het maniërisme.
Uiteraard is Rembrandt goed bedeeld. Ook de negentiende en twintigste eeuw worden goed in beeld gebracht met onder andere Van Gogh, Picasso, Mondriaan, Chagall en Dali om maar enkelen te noemen.
De nadruk valt op de beeldende kunst in de breedste zin van het woord maar ook aan architectuur wordt enige aandacht besteed. Niet verwonderlijk omdat veel kunst ook in relatie tot gebouwen – met name kerken – is vervaardigd.
De eerste Nederlandse druk van dit boek dateert uit 1966, vorig jaar is de 25e druk verschenen en dat zegt iets over de waarde van dit boek. Natuurlijk zijn er de nodige toevoegingen en wijzigingen geweest in al die jaren.
Het boek is rijk geïllustreerd, vaak ook met paginagrote of in elk geval flinke afbeeldingen, hetgeen het lezen aantrekkelijk maakt. De omslag wordt gesierd door het ‘meisje met de parel’ van Johannes Vermeer. Een boek van dit formaat verdient overigens wel een gebonden editie.
Een prachtige inleiding en eerste kennismaking met de boeiende wereld der schone kunsten!
Boek: Eeuwige schoonheid – E.H. Gombrich