Ongelofelijk, hoe natuurgetrouw de glasmodellen zijn gemaakt, hoe millimeters dunne twijgjes een zeereis overleefd hebben en na anderhalve eeuw nog goed geconserveerd zijn. Als je langs de vitrines van het Harvard Museum of Natural History in Boston loopt, is het alsof de bloemen zojuist geplukt zijn en planten met wortels en al net uit de grond getrokken zijn.
Het blauwpaars van een gentiaan heeft precies de kenmerkende kleur als de bloemen in het echt, distels ogen vlijmscherp en bloemen fragiel als lathyrus; de rode herfstbladeren van een ahorn hebben dezelfde droge, doffe textuur als wanneer ze van de boom vallen. In deze glasmodellen zijn biologie, wetenschapsgeschiedenis, vakmanschap, glaschemie, esthetiek en kunst ingenieus verenigd.
Het was een nieuwe methode om biologiestudenten aanschouwelijk te onderrichten: glasmodellen van dieren en planten. Het voordeel boven gedroogde planten in herbaria is dat het driedimensionale weergaven zijn, die bovendien niet verkleuren (ook op sterk water gezette exemplaren verkleuren).
De glasmodellen werden gemaakt door vader Leopold en zoon Rudolf Blaschka, glasbewerkers uit Dresden, die ze middels rondgestuurde catalogi verkochten aan onderwijsinstellingen in de hele wereld. Hun zeedieren zijn op diverse locaties te zien. De enige plek waar Blascka-bloemen en -planten te vinden zijn, is Boston. Dit komt omdat de Harvard University in 1890 een contract afsloot met de Blaschka’s, dat ze vanaf dat moment alleen voor Harvard zouden werken. Na de dood van Leopold bleef Rudolf nog tot 1936 modellen voor deze universiteit maken. De Blaschka’s aarzelden aanvankelijk, omdat hun zeedieren over de hele wereld zeer goed verkocht werden. Eerder al had Leopold in opdracht van een Pruisische prins honderd glazen orchideeën voor zijn privécollectie geleverd, die hij op nagemaakte boomstammen in zijn paleis plaatste.
In Boston is een hele zaal gewijd aan de glasmodellen. Het museum bezit er 4300, waarvan de helft geëxposeerd en jaarlijks bezocht wordt door tweehonderdduizend mensen. Van de ruim vierhonderd zeediermodellen in het aangrenzende Museum of Comparative Zoölogy worden er enkele tientallen geëxposeerd, zoals enkele prachtige octopussen, maar ook kwallen en anemonen. Jenny Brown, die de collectie plantenmodellen beheert:
Bij de eerste scheepslading braken alle modellen onderweg. Later werden ze beter verpakt, met touwtjes op de bodem van dozen vastgemaakt.
Ze toont een foto: ‘Die dozen werden in stro en weer in grotere dozen verpakt en die in grote kratten.’ Dat vader Blaschka die modellen van zeedieren ooit ging maken, hield eveneens verband met een zeereis naar Amerika. In 1853 tekende hij tijdens een wekenlange windstilte bij de Azoren kwallen en andere transparantachtige zeedieren. Zo kwam hij op de gedachte er glasmodellen van te maken.
De Blaschka’s stamden af van een oud Boheems geslacht van glasbewerkers, die glasornamenten, laboratoriumhulpmiddelen en glazen ogen fabriceerden. Ze lieten andere mensen niet toe als ze aan het werk waren. Leopold schreef in een brief in 1889:
Veel mensen denken dat we een of ander geheim apparaat hebben, waarmee we het glas zo maar kunnen vormen, maar dat is niet zo. Het is onze vakbekwaamheid. Mijn zoon Rudolf heeft dat nog meer dan ikzelf, omdat hij mijn zoon is en vakmanschap met elke volgende generatie verder uitgroeit.
Ze maakten de modellen door glasstaven boven een brander te smelten en met behulp van pincetten, staven en tangetjes in de gewenste vorm te ‘smeden’. De onderdelen werden aan elkaar geplakt met dierlijk lijm. De Blaschka’s werkten met bestaande technieken, maar de combinatie van vakbekwaamheid, oeverloos geduld, minutieuze observeren en liefde voor het vak leidden tot deze wetenschappelijke en artistieke hoogstandjes geleid. Leopold:
Glas kun je niet forceren. Het heeft tijd nodig. Als we het toch te veel opjagen, gaat het zich verzetten en gehoorzaamt het niet langer.
Harvard verscheepte de door haar gewenste planten naar de Blaschka’s, die ze in hun tuin plantten en zo als levende voorbeelden dienden. Ze hadden op den duur ook een zoutwater-aquarium, waardoor ze naar levende voorbeelden konden kijken en gedetailleerder konden werken. In 1892 ondernam Rudolf een studiereis naar de VS en het Caraïbisch gebied om schetsen en aantekeningen te maken. Tevens vertelden biologen hen over eigen observaties en bij tropische planten werden vaak tekeningen en beschrijvingen van anderen gebruikt.
De collectie van Harvard werd enige tijd geleden jaar geleden gerestaureerd. Brown:
Het was een grote opgave het zorgvuldig, maar ook zo snel mogelijk te doen, want het is de populairste collectie van ons museum. Het lukte binnen zeven maanden de expositie gereed te hebben, maar er worden nu nog modellen gerestaureerd. We lenen ze zelden uit, maar als we het doen, verpakken we ze nog steeds zoals de Blaschka’s dat deden.
Werden de glasmodellen destijds verscheept tijdens in meteorologisch opzicht rustige seizoenen, bij het moderne transport spelen weer andere problemen, zoals trillingen en onverwachte bewegingen tijdens vliegreizen.
Brown loopt in de zaal naar enkele vroege modellen: ‘Deze zijn nog vrij simpel van structuur, een steel met een bloem. Later maakten de Blaschka’s ze met zijvertakkingen, veel gedetailleerder en zelfs met de wortelknollen of een ragfijne wortelstructuur. Bovendien maakten ze er de bijhorend zaadknoppen en vruchten bij.’ Zo liggen in een vitrine naast een bananenbloem enkele bananen van glas.
Rudolf Blaschka bleef vernieuwen en grenzen verleggen door met temperaturen, kleurmiddelen en gom- en lijmsoorten te experimenteren en begin twintigste eeuw zelf glas te gaan maken. Soms gebruikten de Blaschka’s koperdraad om hun modellen te verstevigen en aanvankelijk brachten ze een verflaag aan op de modellen van doorzichtig glas, die later soms losliet. Op den duur gebruikte Rudolf ook gekleurd glas en brandde hij gekleurd glaspoeder op het oppervlak in. Brown: ‘Bij eerdere restauraties werd soms een minder goede lijmsoort gebruikt. Dan zie je dat de aanhechtingen geel verkleurd zijn.’
Tegenwoordig worden de creaties gerestaureerd met onder andere epoxielijm. Als Brown diverse exemplaren heeft toegelicht, toont ze haar lievelingsmodel: een wijdvertakte Dahlia tenue van wel veertig bij veertig centimeter met ragdunne stengels en gele bloempjes:
Blaschka veroorloofde zich soms wat dichterlijke vrijheid, zoals hier, waarbij hij de gele bloemetjes in hun uiteenlopende stadia samenbracht in één plant, van bloemknop tot uitgebloeide, verlepte, donker gekleurde bloemen.
Vervolgens toont ze een vitrine met diverse glazen appels, aangetast en gevlekt door schimmels en ziekten, die de Blashka’s eveneens als educatief materiaal maakten.
Weetje
De glasmodellen werden in Ierland in 2017 nog steeds voor onderwijsdoeleinden gebruikt en in het Amerikaanse Cornell Museum voor wetenschappelijk onderzoek ingezet, namelijk om te bestuderen welke van deze soorten inmiddels uitgestorven zijn.