Kloosters kenden in de Middeleeuwen vaak een calefactorium, een woord dat zoveel betekent als ‘verwarmd huis’ of ‘opwarmruimte’. In het calefactorium werd een gemeenschappelijk vuur onderhouden, zodat de kloosterlingen zich konden opwarmen na urenlang op het land te hebben gewerkt of te hebben gestudeerd in koudere ruimtes van het klooster.
Aangezien het calefactorium een van de weinige ruimtes was die verwarmd kon worden, was deze plek voor de bewoners van het kloosters zeker gedurende de koudere maanden erg belangrijk. De persoon die belast was met het warm houden van de ruimte en dus het aanhouden van het vuur, noemde men de calefact. Vanaf de Late Middeleeuwen werden algemene open haarden steeds meer gemeengoed waardoor meer ruimtes verwarmd konden worden. Het gemeenschappelijke calefactorium verloor hierdoor aan belang.
Ook interessant: Parlatorium – Spreekruimte in klooster of abdij
…of: Iemand kapittelen