De jongste jaren ontstond zowel in Vlaanderen als in Nederland heel wat ophef over de invoering van wat kortweg ‘de canon’ werd genoemd. Verguisd door de één, geprezen door de ander moesten deze werken de meest markante historische gebeurtenissen uit het nationale verleden belichten. Wellicht droeg de keuze voor het woord ‘canon’ in zekere mate bij tot de controverse, want hoewel ze in wezen verwijst naar een maat of een richtsnoer, kleeft aan de term ‘canon’ de connotatie van het geheel aan teksten die door een gevestigde religie als sacrosanct worden beschouwd.
Onbetwistbaar dus, niet meer voor debat vatbaar, voor eens en voor altijd af. Nochtans impliceert elke canon, inclusief de religieuze, een resem voorveronderstellingen en selectiekeuzes, waarbij het na afloop soms interessanter is om na te gaan wat niét uitdrukkelijk naar voor werd geschoven, wat apocrief bleef, onuitgesproken en on(der)belicht.
Zeker in België, waar de naam ‘Vlaamse canon’ onvermijdelijk naar gebeurtenissen lijkt te verwijzen die schijnbaar volledig losgekoppeld kunnen worden van een bredere Belgische context, lag (en ligt) de canon gevoelig. In het sterk verhitte debat behoorden uitdrukkingen als ‘stille generator van anti-Belgische strijd’ nog tot de vriendelijkste omschrijvingen; anderen gewaagden van ‘stalinistisch exclusivisme’ en een ‘collaboratiecommissie’. Eén ding is zeker: ‘de’ canon laat de gemoederen niet onberoerd.
Joods Nederland
Net nu brachten Tirtsah Levie Bernfeld (doctor joodse geschiedenis, gepromoveerd aan de Hebrew University van Jeruzalem) en Bart Wallet (hoogleraar joodse studies aan de universiteit van Amsterdam) een andere canon op de markt – een ‘Canon van 700 jaar Joods Nederland’ (hoewel de Engelse editie eerder verscheen onder de meer neutrale titel Jews in the Netherlands. A short history).
In hun boek schetsen de beide auteurs de eeuwenlange joodse aanwezigheid in Nederland aan de hand van honderd korte essays van elk zo’n vier- à vijfhonderd woorden lang. De titel is zorgvuldig gekozen: het gaat niet zozeer om buitenstaanders die zich vanuit Palestina, Spanje of Oost-Europa als een duidelijk onderscheiden groep op Nederlandse bodem vestigden, maar wel over een veelkleurige, religieuze en socio-culturele groep, die samen met de plaatselijke christelijke bevolking de Nederlandse geschiedenis gestalte gaf – al verliep die samenwerking allerminst zonder horten en stoten.
Uiteraard impliceert elke selectie ook weglatingen en ongetwijfeld reflecteert de lengte van de essays geenszins het historische gewicht van het besproken personage of de behandelde thematiek. Maar Canon van 700 jaar Joods Nederland ademt het oprechte streven van de auteurs om zowel de asjkenazim als de sefaradim, zowel het politiek-economische als het religieuze en het algemeen culturele, op evenwichtige wijze aan bod te laten komen. Dat de auteurs er in geslaagd zijn zo’n uitgebreide geschiedenis, vol ideeën, voorwerpen, gebeurtenissen en personages telkens in beknopte verhandelingen, overzichtelijk en in essentie, samen te ballen is absoluut geen geringe prestatie.
Culturele rijkdom
Canon van 700 jaar Joods Nederland toont vooral de adembenemende culturele rijkdom van de joodse gemeenschap in Nederland. Het schetst de welvaart die joods-Nederlandse settlers op Recife (Brazilië) opbouwden met de verwerking van suiker, en het indrukwekkende fortuin van bankiers en geldschieters zoals Tobias Boas in de achttiende eeuw, maar evenzeer de economische obstructie van het joodse handelsleven door de stedelijke gilden in de Nieuwe Tijd, de grote armoede waarin de overgrote meerderheid van de Amsterdamse joden omstreeks 1800 leefden, en de succesvolle initiatieven van individuele joodse burgers, zoals slagerij Marcus in Zwolle en Amsterdam (een familiebedrijf uit 1785, vandaag de enige koosjere slager onder rabbinaal toezicht).
Het laat de evolutie zien van het informele politieke overleg met Europese politieke leiders en staatshoofden (zoals de contacten van Menasseh ben Israel met de Engelse protector Oliver Cromwell in 1655, en zijn pleidooi om weer joden in Engeland toe te staan), over de formele gelijkberechtiging door het Emancipatiedecreet (1796) tot de actieve deelname aan het reguliere politieke leven, eerst in de tweede Constituerende Nationale Vergadering (1797), daarna als onderdeel van de uitvoerende macht (Michel Henri Godefroi werd in 1860 de eerste joodse minister in twee korte kabinetten).
Het hele boek is doortrokken van sociale instellingen zoals de bruidsschatorganisatie Dotar, het werkhuis voor Hoogduitse joden Abodat Haheshed en het Apeldoornsche Bosch (een instelling voor geestelijke gezondheidszorg), maar vooral van een reeks markante mannen (en enkele vrouwen): etsers, filosofen, avonturiers, staatslui, handelaren, uitgevers.
Wat te denken, bijvoorbeeld, van Isaac Orobio de Castro, de zeventiende-eeuwse sefardische jood, arts en filosoof, lijfarts van de hertog van Sevilla, vervolgd en opgesloten voor van zijn religie, een professor farmacie in ballingschap, die via talloze omzwervingen in Amsterdam terecht kwam, waar hij met Philippus van Limborch een door John Locke opgetekend debat voerde over de juistheid van het christelijke geloof (1687)?
Het boek illustreert ten voeten uit dat het jodendom een eindeloze schakering was en is van opvattingen en houdingen: van orthodox over zionist en liberaal, tot dönmeh, Oranjegezind en haredi, van sportief over brainiac en – sinds 1995, met een onafhankelijke synagogedienst – van hetero tot queer.
Illustraties
Een grote meerwaarde voor het boek zijn de prachtige illustraties die bij elk van de verhalen zijn opgenomen – 113 grote afbeeldingen in kleur, met hoge resolutie, afwisselend op een blauw-oranje achtergrond en op glanzend, kwaliteitsvol papier. Het zijn portretfoto’s, tekeningen en schilderijen, historische documenten en artefacten, titelbladen, etsen en gravures (en één tv-beeld uit 1949, van Anneke Beekman) die het bijbehorende verhaal mee tot leven wekken. De auteurs deden daarvoor een beroep op twee dozijn musea en privé-archieven, maar bijna de helft van de illustraties komt uit de rijke collectie van het Joods Museum in Amsterdam, op grote afstand gevolgd door de Bibliotheca Rosenthaliana en de collecties van de Universiteit van Amsterdam, het Stadsarchief Amsterdam en het Rijksmuseum.
Ook voor het verzamelen van de illustraties, waardoor de Canon van 700 jaar Joods Nederland niet enkel een informatief werk voor een breed publiek, maar ook een aangenaam kijkboek werd, verdienen de samenstellers van het boek alle lof.