De Communistische Partij van Nederland (CPN) bestond, onder verschillende namen, tussen 1909 en 1991 en was een van de meest radicale partijen aan de linkerkant van het politieke spectrum in ons land.
Het centrale programmapunt van de CPN was de revolutionaire omverwerping van het kapitalistische systeem. Haar doel was een socialistische samenleving, waar ieder naar zijn vermogen werkt en naar zijn behoeften ontvangt. In zo’n samenleving zou de hoogste vorm van democratie bestaan: een bestuur door het volk, voor het volk. In de overgangsperiode naar die socialistische samenleving zou de ‘dictatuur van het proletariaat’ moeten worden gevestigd.
De CPN voor de Tweede Wereldoorlog
De wortels van de CPN liggen in de Sociaal Democratische Partij (SDP), de in 1909 van de brede Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) afgesplitste orthodox-marxistische vleugel. Beide partijen, de SDP en de SDAP, hadden als einddoel de socialistische samenleving. Maar men was het niet eens over de wijze waarop dat doel moest worden bereikt: door een revolutionaire omwenteling (SDP), dan wel door stapsgewijze veranderingen (SDAP).
Na 1909 groeide de SDP langzaam maar zeker, van zo’n 400 leden bij de oprichting tot zo’n 2.400 leden in 1920. Bij die groei speelde de arbeidsonrust tijdens de jaren van de Eerste Wereldoorlog een rol, maar ook de Russische revolutie van 1917. In 1918 hernoemde de partij zich tot de Communistische Partij in Nederland (CPN). Eerder dat jaar waren de communisten erin geslaagd voor het eerst in de Tweede Kamer te worden verkozen; de partij veroverde twee zetels.
Communisten uit verschillende landen gingen vanaf 1919 samenwerken in de Communistische Internationale, ook wel de Komintern genoemd. Binnen de Komintern speelden de Russen een overheersende rol; Moskou gaf directieven uit waar de andere communistische partijen zich aan te houden hadden. De CPN werd een trouw lid van de Komintern. Dat bleek onder meer uit een volgende naamsverandering. In 1921 werd de naam van de partij Communistische Partij Holland (CPH), omdat binnen de Komintern ons land Holland werd genoemd.
In de jaren dertig stond voor de CPH de strijd tegen de gevolgen van de economische crisis en tegen de opkomst van het fascisme centraal. De partij matigde op diverse punten haar standpunten om zo meer aansluiting te krijgen bij andere stromingen in het land; ze kreeg meer oog voor het belang van de natie en van de democratie – in ieder geval verbaal. Dat mondde onder meer uit in weer een naamsverandering, van CPH naar Communistische Partij Nederland (CPN).
In die jaren groeide de CPN qua ledental flink: naar 6.200 leden in 1936 en 10.600 in 1939. Opmerkelijk was dat de partij electoraal wat achteruit ging: van 4 zetels in 1933 naar 3 in 1937, bij de laatste Kamerverkiezingen voor de Tweede Wereldoorlog. De CPN wist in die jaren ook een kleine zuil op te zetten, met een krant (het Volksdagblad) en een jeugdbeweging.
De CPN tijdens de oorlog
Op 10 mei 1940 vielen Duitse legers ons land binnen en na enkele dagen was elke tegenstand gebroken. Nederland was bezet. De CPN besloot al op 15 mei over te schakelen naar een illegaal bestaan onder leiding van een driemanschap, onder wie Paul de Groot. Daarnaast werd geprobeerd om zoveel mogelijk in de openbaarheid te blijven opereren. Zo bleven de CPN-bladen nog enige weken verschijnen, totdat de bezetter verdere verschijning verbood.
Ondertussen was de illegale arbeid van de CPN begonnen. CPN-ers speelden een rol bij stakingen van arbeiders in de werkverschaffing in de tweede helft van 1940. Verder verscheen vanaf november 1940 de illegale krant De Waarheid. CPN-ers speelden ook een belangrijke rol bij de Februaristaking van 1941; de Duitsers traden hard op om die staking neer te slaan.
Pas nadat de Duitse troepen in juni 1941 de Sovjet-Unie waren binnengevallen gingen CPN-ers voluit deelnemen aan het nationale verzet, zoals dat her en der in ons land begon te ontstaan. De belangrijkste activiteiten van de CPN waren het laten verschijnen van de illegale De Waarheid, het financieel ondersteunen van ondergedoken communisten en tot slot het – op beperkte schaal – plegen van sabotage. De Duitse bezetters op hun beurt voerden een verbeten strijd tegen de communisten. Velen werden opgepakt; daarnaast werd jacht gemaakt op de leiding van de partij. Paul de Groot kon uit handen van de bezetter blijven – hij dook onder en speelde tot het eind van de oorlog geen rol in de partij –, maar de beide andere leden van de illegale leiding werden gearresteerd en terechtgesteld. De nieuwe illegale leiding van de CPN zocht meer contact en samenwerking met de rest van het verzet in Nederland. De politieke lijn van de partij was nu om te streven naar een brede samenwerking in een soort volksbeweging.
De CPN na de oorlog
De CPN kwam zwaar gehavend uit de oorlog. Slechts de helft van het partijkader overleefde de oorlog. Van het vooroorlogse bestuur waren nog maar twee leden, onder wie Paul de Groot, in leven. De communisten hadden wel veel sympathie onder de Nederlandse bevolking verworven door hun verzetsactiviteiten en door de rol van de Sovjet-Unie tijdens de oorlog.
Na de bevrijding kwam De Groot tot de conclusie dat de communisten zouden moeten opgaan in een brede progressieve volkspartij. In afwachting daarvan werd de CPN niet heropgericht, maar kwam het in mei 1945 tot de oprichting van de ‘Vrienden van de Waarheid’. De andere politieke groeperingen in Nederland voelde echter weinig voor samenwerking met de communisten. Die werden niet opgenomen in de eerste naoorlogse regering (de regering Schermerhorn) en ook van samenwerking met de sociaal-democraten en andere progressieve krachten was geen sprake.
In juli 1945 kwam het op een partijconferentie tot een strijd om de macht. Paul de Groot won en was vanaf dat moment de sterke man in de partij. Tijdens de conferentie werd de CPN weer opgericht, nu onder de naam ‘CPN / De Waarheid’. Dit interne conflict deed overigens weinig af aan de populariteit van de communisten bij de bevolking.
Deze populariteit kwam tot uitdrukking in het stemmenaantal voor de CPN bij de eerste parlementsverkiezingen na de oorlog, die van 1946. Die partij behaalde toen 10,6 procent van de stemmen en 10 zetels (de Tweede Kamer telde toen nog 100 zetels). Bij de laatste verkiezingen voor de oorlog (die van 1937) waren dat 3 zetels; een spectaculaire stijging dus. Ook het aantal leden van de partij steeg sterk, naar zo’n 50.000 in 1946, bijna vijf maal zo veel als in 1939. In de eerste maanden na de bevrijding was De Waarheid met een oplage van circa 300.000 exemplaren de grootste krant van Nederland. De Eenheidsvakbeweging, de CPN-vakbond, was qua ledental vergelijkbaar met de andere, de ‘oude’, vakbonden.
Koude Oorlog
Binnen enkele jaren na 1945 raakte de CPN echter de sympathie die men bij de bevolking had weer voor een groot deel kwijt. Daarbij speelde de steun van de CPN voor de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd, die in 1945 begon, een rol. Maar de belangrijkste oorzaak was de start van de Koude Oorlog rond 1947. De kritiekloze liefde van CPN voor de Sovjet-Unie keerde zich tegen die partij. De Sovjet-Unie ondersteunde in 1948 de machtsovername in Praag door de Tsjechoslowaakse communistische partij. Dit leidde in de westerse wereld tot veel verontwaardiging, ook in Nederland. Er volgden anticommunistische maatregelen en de westerse landen gingen nauwer samenwerken tegen de Sovjet-Unie. De gevolgen voor de CPN waren groot; De Waarheid verloor veel abonnees en bij de Kamerverkiezingen van 1948 ging de partij terug van 10 naar 8 zetels (van 10,6 naar 7,7 procent van de stemmen).
Na 1948 was een breed pakket aan (overheids)maatregelen tegen de CPN van kracht geworden; daarnaast ageerden politieke partijen, de media en maatschappelijke organisaties tegen die partij. De reactie van het CPN op de bestrijding en de dalende populariteit van de partij was tweeledig. In de eerste plaats een terugtrekken op het eigen bastion. Daarbij hoorde ook het steeds meer de nadruk leggen op het heroïsche verzetsverleden van de partij. Daarnaast was er de niet aflatende steun voor en aanhankelijkheid aan het grote socialistische vaderland, de Sovjet-Unie. Alles wat daar gebeurde werd kritiekloos toegejuicht. In 1949 verklaarde de CPN zelfs – in bedekte termen – dat men bij een gewapend conflict de kant van de Sovjet-Unie zou kiezen. De CPN – zoals de partij vanaf 1950 weer heette; het achtervoegsel ‘De Waarheid’ liet men toen vallen – ging steeds meer in het verleden leven, terwijl het overgrote deel van de samenleving juist vooruit wilde. Bij de verkiezingen in 1952 verloor de CPN wederom: van 8 zetels terug naar 6 (van 7,7 naar 6,1 procent van de stemmen).
Watersnoodramp
Het eigenzinnige optreden van de CPN na de Watersnoodsramp die ons land in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 teisterde – en die zeer grote schade aanrichtte – leidde tot een verdere vervreemding tussen de partij en de grote meerderheid van de bevolking. Terwijl de meeste mensen probeerden om in een geest van grote saamhorigheid te redden wat er te redden viel vond de CPN het nodig om politieke munt uit de ramp te slaan door de schuldvraag te stellen en een eigen hulpverlening – los van de gezamenlijke – te organiseren. Dit leidde tot veel kritiek op de CPN-leiding, zelfs vanuit de eigen gelederen.
Dood van Stalin
De dood van Stalin in maart 1953 was een enorme schok; de grote leider vervulde immers een centrale rol in de internationale communistische beweging. Een nog grotere schok volgde in 1956, toen Stalins opvolger Nikita Chroesjtsjov een geheime rede hield op het twintigste partijcongres van de communistische partij van de Sovjet-Unie, de CPSU. In die rede beschuldigde Chroesjtsjov Stalin ervan dat hij grote fouten en misdaden had begaan. Voor veel communisten, trouwe volgelingen van de Russische leider, betekende dit een existentiële crisis. Was hun leider al die tijd een misdadiger geweest? Waren zij al die jaren misleid? CPN-leider Paul de Groot probeerde de schade voor zijn partij te beperken. Er waren, volgens De Groot, wel fouten gemaakt, maar het was allemaal niet zo erg als het leek. De rede van Chroesjtsjov zorgde er wel voor dat de CPN langzaam maar zeker wat afstand ging nemen van de Sovjet-Unie. Dat proces werd nog versneld door de gebeurtenissen in Hongarije.
Hongaarse opstand
In Hongarije en Polen leidde de rede van Chroetsjov tot grote onrust. In Hongarije liep een en ander – in de ogen van de Russen – zover uit de hand dat de Sovjet-Unie besloot tot militair ingrijpen. Op 4 november 1956 vielen de legers van de Sovjet-Unie en enkele andere Oostblok-landen Hongarije binnen en herstelden daar de macht van de communistische partij. Dit Russische ingrijpen leidde tot veel verontwaardiging in het Westen, ook in Nederland. In ons land richtte die verontwaardiging zich ook op de CPN; in diverse steden waren er omvangrijke anticommunistische rellen.
Autonomie
De gebeurtenissen van 1956 hebben waarschijnlijk de desintegratie van het communistische blok versneld. De Sovjet-Unie en het Westen zochten voorzichtig toenadering tot elkaar. De Chinese communisten – sinds 1949 aan de macht – wilden daar niets van weten en gingen hun eigen koers varen. De CPN probeerde voorzichtig te laveren tussen de beide kemphanen en bemoeide zich zo min mogelijk met de ‘meningsverschillen’. Vanaf 1963 stelde de CPN zich officieel autonoom van de Sovjet-Unie op. Dat leidde binnen de CPN tot conflicten met de trouwe aanhangers van de Russen.
Sekte van gelijkgezinden
In 1958 was er ook al een conflict geweest in de CPN. Aanleiding was de positie van de eigen communistische vakbeweging, de Eenheids Vakcentrale (EVC). Het partijbestuur onder leiding van Paul de Groot wilde de EVC opheffen. Er waren ook vooraanstaande CPN’ers die niets zagen in die opheffing. De partijstrijd werd op een typische CPN-wijze gevoerd, vol met verdachtmakingen over en weer, waarbij ook het oorlogsverleden van de participanten in het geding was. In het voorjaar van 1958 royeerde de CPN een aantal opposanten, onder wie drie Kamerleden. Eind 1958 bracht de partij de brochure ‘De CPN in de oorlog’ uit, waarin stond dat de eerder dat jaar geroyeerde partijleden ook tijdens de oorlog al ‘fout’ waren. Dit was een beproefd communistisch recept; niet alleen werden opposanten uit de partij gegooid, ook hun reputatie moest worden vernietigd.
De CPN werd zo steeds meer een kleine sekte van gelijkgezinden. Voor de leden een warm nest; maar als je eruit gegooid werd wachtte je een maatschappelijk isolement. Er volgde ook een verdere electorale teloorgang; bij Kamerverkiezingen in 1956 behaalde de partij 4,7 procent ofwel 7 zetels (van de inmiddels 150!) en in 1959 nog maar 2,4 procent ofwel 3 zetels.
CPN in de jaren zestig en zeventig
In de jaren zestig en zeventig wist de CPN toch weer een serieuze maatschappelijke factor te worden. Het waren de jaren van sociale onrust, van demonstraties tegen de oorlog in Vietnam, van Dolle Mina en een heropleving van de feministische strijd, van solidariteit met de Derde Wereld en van acties voor democratisering van de universiteiten.
Voor het eerst sinds jaren groeide toen het ledental van de CPN weer. Wel veranderde de sociale samenstelling van de partij; naast de trouwe arbeidersaanhang werden nu relatief hoog opgeleide studenten, leraren en sociaal werkers lid van de partij. Ook electoraal ging het weer wat beter; na het voorlopige dieptepunt in 1959 (3 zetels) kreeg de partij er bij elke Kamerverkiezing wel een zetel bij: 1963: 4 zetels; 1967: 5 zetels: 1971: 6 zetels; 1972: 7 zetels. In die jaren was Tweede Kamerlid Marcus Bakker hét gezicht naar buiten van de partij. Ook in de gemeenten werd de positie van de CPN sterker; de partij ging weer wethouders leveren.
Paul de Groot was als erelid van het bestuur (vanaf 1967) nog steeds de machtigste man in de partij, en hij probeerde die positie te behouden. Hij zorgde er onder meer voor dat in 1975 de banden met de Sovjet-Unie weer aangehaald werden, juist in de jaren dat dit land vaak negatief in het nieuws was door de slechte behandeling van dissidenten. Na de verkiezingsnederlaag van de CPN in 1977 overspeelde De Groot zijn hand; hij zag de uitslag als een complot tegen de partij en opende de aanval op het zittende, in zijn ogen te slap optredende, bestuur. Dat sloeg de aanval af en zette in 1978 De Groot (toen 77 jaar oud) op een zijspoor. De Groot had vanaf 1945 de partij gedomineerd.
De CPN bleef – ook zonder De Groot – nauw verbonden met de Sovjet-Unie. Dat bleek onder meer bij de acties tegen de door de Amerikanen ontwikkelde neutronenbom (vanaf 1977). Het CPN-bestuur was zeer tevreden over deze acties en over de invloed daarvan op de nationale en internationale politiek. De acties waren inderdaad een succes, maar daarna was de rol van de CPN in de vredesbeweging en ook daarbuiten vrijwel uitgespeeld.
Einde van de CPN
Na 1978 ging de CPN in het bestek van een jaar of tien volledig teloor. Daarbij speelden internationale ontwikkelingen een rol, zoals die in Polen, waar in 1980 onder leiding van de vakbond Solidarnosc massale stakingen uitbraken tegen het communistische regime. Verder kon ook de Sovjet-invasie in Afghanistan in 1981 op weinig sympathie rekenen. Tot slot hadden de communisten weinig weerwoord tegen de neoliberale wind die vanaf het begin van de jaren tachtig vanuit de Verenigde Staten en Groot-Brittannië over de wereld ging waaien.
De CPN probeerde het tij nog wel te keren, maar het mocht niet meer baten. De partij bracht in 1981 fris bloed in de Kamer, Ina Brouwer; het beruchte rapport ‘De CPN in de oorlog’ uit 1958 werd officieel ingetrokken; de partij zegde in 1984 het marxisme-leninisme vaarwel; en tot slot werd de partijstructuur veranderd. Niets hielp. Het ledental liep sterk terug, van ruim 15.500 in 1980 tot ruim 3.400 in 1991. In 1986 verloor de partij al haar Kamerzetels. Ook het aantal abonnees van De Waarheid liep sterk terug; de krant verscheen voor het laatst in 1990. In 1991 viel na ruim tachtig jaar het doek voor de partij; dat jaar fuseerde de CPN met de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP), de Politieke Partij Radikalen (PPR) en de Evangelische Volkspartij (EVP) tot GroenLinks.
Bronnen â–¼
– Velden, Sjaak van der, Links. PvdA, SP en GroenLinks (Amsterdam 2010).
– Verrips, Ger, Dwars, duivels en dromend. De geschiedenis van de CPN 1938-1991 (Amsterdam 1995).