Cultuur als macht: 200 jaar Duitse cultuurgeschiedenis

5 minuten leestijd
Quadriga op de Brandenburger Tor - Foto: CC
Quadriga op de Brandenburger Tor - Foto: CC

Hoe kon het gebeuren dat een beschaafd, hoogstaand volk als de Duitsers in de twintigste eeuw afgleed richting de barbarij van het nazisme, de beweging die uiteindelijk resulteerde in de Holocaust? Deze centrale vraag stelt en beantwoordt Frits Boterman, emeritus hoogleraar Moderne Duitse geschiedenis na 1750 aan de Universiteit van Amsterdam, in het boek Cultuur als macht (De Arbeiderspers, 2013). In dit grote en grootse werk analyseert Frits Boterman de politieke cultuur van Duitsland tussen 1800 en heden, en komt hij tot interessante conclusies.

Goethe in 1828, door Joseph Karl Stieler
Goethe in 1828, door Joseph Karl Stieler
In Cultuur als macht bouwt Boterman voort op de these die hij al in 2003 in zijn oratie opwierp, namelijk dat cultuuruitingen in de periode vanaf 1800 de Duitse nationale identiteit en politiek in sterke mate bepaald hebben. De hoofdvraag van het boek – waarom werden de beschaafde Duitsers barbaars – is in de historiografie al veel vaker opgeworpen, maar, zo constateert Boterman, cultuur en politiek zijn in bestaande studies alleen onderzocht als losstaande entiteiten en niet in hun onderlinge wisselwerking.

‘Het is verbazingwekkend dat een studie over de gespannen en spannende verhouding tussen politiek en cultuur in Duitsland tot nu toe in de historiografie ontbreekt, laat staan dat er een algemene cultuurgeschiedenis is geschreven van Duitsland gedurende de laatste twee eeuwen.’ (11).

De auteur onderzoekt de onderlinge samenhang tussen cultuur en politiek vanuit het perspectief van de hogere culturele en wetenschappelijke elite. Met name aan bod komt de invloed van intellectuelen, Gebildeten, academici, schrijvers, filosofen, journalisten en kunstenaars op het complexe Duits-politieke bedrijf.

Drie thema’s

Boterman stelt drie thema’s centraal. Ten eerste het moeizame natievormingsproces van Duitsland in de negentiende eeuw, waarin cultuur een wezenlijke rol speelde. Nog steeds doet de mythe de ronde dat de culturele elite van Duitsland apolitiek was en dat dit uiteindelijk mede de opkomst van het nazisme in de kaart speelde. In navolging van eerdere historici bestrijdt Boterman de stellingname dat Duitsland niet meer zou zijn dan ‘een land van dichters en denkers’, en toont hij aan dat juist in een cultuurland als Duitsland de Gebildeten in politieke en samenleving een zeer invloedrijke rol hebben gespeeld.

Een tweede thema dat als een rode draad door de Duitse geschiedenis en daarmee ook door dit boek loopt, is het complexe zelfbeeld van Duitsland, dat tot uiting kwam in een breed onbehagen met de moderniteit en in de idee dat Duitsland ingesloten werd door andere Europese landen. Het land was enerzijds een cultuurnatie (waarin mensen zich door taal, afstamming, één gedeelde geschiedenis en religie één voelen), maar anderzijds een natiestaat met politieke grenzen. De Duitse natiestaat kwam daarbij pas laat tot stand, in 1871 (terwijl bijvoorbeeld de Nederlandse staat al in de zestiende eeuw beslag had gekregen). Het nationalisme en Duitse eenheidsgevoel ontwikkelde zich dus niet binnen bestaande territoriale grenzen, maar was lange tijd – in de woorden van Benedictus Anderson – niet meer dan een ‘imagined community’. Een bijkomend probleem van de late Duitse eenwording was dat het land nauwelijks kolonies had, mede daardoor een minderwaardigheidscomplex kreeg en zich als Centraal-Europees land – men bezigde de term Mittellager – ingesloten voelde door omringende landen, de Einkreisung.

Het laatste onderwerp dat in het boek herhaaldelijk terugkeert, is de ingewikkelde relatie tussen cultuur en politiek die onder meer blijkt uit de confrontatie met andere naties en de in- of uitsluiting van minderheden.

Boekverbranding in Berlijn, 10 mei 1933
Boekverbranding in Berlijn, 10 mei 1933

‘Hitlers Gewalt’ (1924)

Interessant is wat Boterman schrijft over de aanloop naar Hitlers Derde Rijk en hoe slechts enkelingen uit de intellectuele elite in de nadagen van de Weimarrepubliek een antenne hadden voor het aankomende gevaar:

“Slechts weinig intellectuelen hadden tijdens de laatste jaren van Weimar echt in de gaten wat er in Duitsland aan de hand was en stond te gebeuren. De populaire Oostenrijks-joods romanschrijver en journalist Joseph Roth bijvoorbeeld, bekend vanwege zijn feuilletons over het dagelijkse leven in Berlijn, had al in het begin van de Weimarperiode gewaarschuwd voor de nazi’s; hij voorspelde de machtsovername door Hitler en ook de latere boekverbrandingen. Hij schreef in 1923 met een vooruitziende blik de roman ‘Das Spinnennetz’, waarin hij het antisemitisme aan de kaak stelde. Ook Ernst Bloch behoort tot een van de eersten die waarschuwden voor de onderschatting van Hitlers gewelddadigheid. In zijn essay ‘Hitlers Gewalt’ (1924) in ‘Das Tagebuch’ noemde hij het nazisme verraderlijk, omdat het de jeugd in extase bracht. Dit gevaar zag ook de joodse schrijver Leon Feuchtwanger, een vriend en supporter van Brecht, die al bestsellers op zijn naam had staan als ‘Jud Süss’ (1925) en ‘Der Erfolg’ (1930), waarin de opkomst van het nazisme aan de orde kwam. Al op 21 januari 1931 waarschuwde hij dat intellectuelen en kunstenaars in Duitsland slechts één ding te verwachten hadden als het Derde Rijk van Hitler gerealiseerd zou worden, namelijk “een verdelging van de wetenschap, de kunst en de geest”. Hij raadde hun aan zich voor te bereiden op hun vertrek naar het buitenland en in exil te gaan. De bestsellerauteur zelf vluchtte naar Frankrijk, werd geïnterneerd in Les Milles en ontsnapte als vrouw verkleed naar de Verenigde Staten. Na 1941 kwam hij in een protserige villa naast Thomas Mann in Pacific Pallisades (Los Angeles) te wonen; hij werd mederedacteur van het emigrantentijdschrift Das Wort.” (421,422)

Hitlers tactiek: Zuckerbrot und Peitsche

Boterman heeft een geweldig boek geschreven, dat door het NRC Handelsblad inmiddels al bestempeld is als zijn magnum opus. Sterk is onder meer hoe de auteur lopende het boek (niet in een conclusie, deze ontbreekt helaas) antwoorden geeft op de hoofdvraag hoe een beschaafd volk als de Duitsers kon afglijden tot barbarij. Dat een groot deel van de bevolking en ook van de culturele elite meeging in het nazisme, had volgens Boterman te maken met onder meer de culturele tactiek van de nazi’s en ook met Hitlers charisma:

“Naast carrièrisme, jeugdige dynamiek, opportunisme, lafheid, naïviteit, of louter domheid van de individuele cultuurdragers werd ook een aantal diep verankerde culturele tradities van de romantische tegenbeweging door de nazi’s handig gebruikt. Men kan denken aan de mythe van de jeugd, de Natur und Heimat-beleving, de Freikörperkultur, de romantische poëzie, de klassieke muziek, de leiderscultus, het eenheids- of synthesedenken, de Drang nach Osten en natuurlijk ook het völkische antisemitisme zelf (…) De nazi’s hoefden kunstenaars en intellectuelen nauwelijks te dwingen mee te doen; dat deden ze vanzelf wel (…) Hitlers politiek was mede gebaseerd op het recept van Zuckerbrot und Peitsche, zachte verleiding en harde terreur.” (478,479)

Dit alles is een rake typering en een aannemelijke verklaring voor de opkomst en het succes van Adolf Hitler. Natuurlijk noemt Boterman ook die andere factoren: Hitler had geluk met de economische depressie (pas tijdens de crisis begon de NSDAP-aanhang explosief te groeien) en hij profiteerde van de moderne communicatiemiddelen (vliegtuig en radio) die een brede propaganda mogelijk maakten.

Cultuur als macht - Frits Boterman
Cultuur als macht – Frits Boterman
Boterman besluit met de woorden:

“Duitsland is nog steeds het land van de ambivalenties, met twee zielen in zijn borst, om met Goethe te spreken. Zijn Faust is de allegorie van het probleem hoe gevoel en verstand elkaar nog steeds in Duitsland in de weg kunnen zitten. Cultuur als esthetische macht kan een zegen zijn, maar als politieke macht kan zij als een gevaarlijke splijtzwam werken.” (880)

Bekijk dit boek bij:

Bestel dit boek bij de Historiek Geschiedeniswinkel

0
Reageren?x
×