Discreet zijn bankiers meestal wel. De familie Rothschild cultiveerde haar geheimen, maar de dochters en echtgenotes stonden nog meer in de schaduw. Discretie ten top. Daarom kwam pas laat aan het licht hoe belangrijk deze dames voor kunst, kunstenaars en wetenschap waren. De Rothschilddames waren gedreven kunstverzamelaars maar ook mecenassen en bewaarders van cultureel erfgoed die hun collecties aan musea hebben geschonken.
Dertien jaar was Cécile de Rothschild toen ze haar eerste schilderij van Cézanne, de Franse expressionist, verwierf. Haar vader had het doek in Londen gekocht en schonk het aan zijn dochter van wie de naam ook met een ‘C’ begon. Het was de start van een levendige interesse in kunst. Ze kocht en kocht, zelfs ‘gewaagdere’ werken; zoals een serie gravures van Egon Schiele. Cécile schilderde zelf, hield van moderne kunst, zoals van Picasso. Het was slechts een van haar passies want ze was een professionele golfspeelster die voor Frankrijk toernooien won. Maar daarnaast spendeerde ze tijd aan auto’s, jachten, haar ‘Engelse’ tuinen, gastronomie en was ze nauw bevriend met de mensenschuwe Greta Garbo.
Een middel
Dat de Rothschilddames zulke gretige collectionneuses waren, is een teken van hun tijd, van hun sociale klasse en de Joodse familiebanden. Familiebanden van de Rothschilds die een ragfijn spinnenweb waren waar neven en nichten met elkaar huwden. Maar in de negentiende eeuw en tot in de twintigste eeuw hadden vrouwen – door de wetgeving – geen enkel recht: vrouwen waren immers wilsonbekwame sujetten die ook geen recht op bezit hadden. Dus was kunst een middel om een (minimum) aan identiteit als ‘vrouw of dochter van’ op te bouwen…
Een lijn in die gemeenschappelijke verzamelwoede is er niet. Het zijn heel gevarieerde verzamelingen naargelang de smaken en voorkeuren van elke vrouw: schilderijen van bekende en mindere meesters, kunst van hun tijd maar zeker ook van de Italiaanse Renaissance, een gewassen tekening van Fragonard, schilderijen van Chardin, Delacroix, Renoir, Sisley, Boudin, Monet…
Marmeren beelden van Camille Claudel en haar leermeester/minnaar Auguste Rodin werden aangekocht door Charlotte de Rothschild. Charlotte kreeg zelf schilderlessen van Moritz Oppenheim, die haar grootmoeder nog portretteerde en van Nélie Jacquemart én pianolessen van Chopin. Haar hele leven omringde ze zich met schilders, muzikanten maar ook schrijvers, acteurs, theaterauteurs. Zelfs de Parijse Nederlander Ary Scheffer schilderde een peinzend portret van haar.
Weerspiegeling
De kunstcollecties van deze dames zijn de weerspiegeling van hun persoonlijkheid. Vandaar dat hun verzameling curiositeitenkabinetten waren: ze verzamelden muziekinstrumenten zoals een zestiende-eeuwse luit, een masker uit Ivoorkust, een zilveren waterkan in de vorm van een gevleugelde draak, en natuurlijk ook juwelen… Liliane de Rothschild was gefascineerd door Versailles en verwierf de grootste verzameling hebbedingen die ooit toebehoord hadden aan de Oostenrijks-Franse koningin Marie-Antoinette.
Mathilde de Rothschild had dan weer een buitengewone, ietwat macabere smaak. Nagenoeg niemand wist dat ze een serie doodshoofden in haar kasten verborg. Alice de Rothschild vergaarde honderden rookpijpen in ivoor en in zeldzame houtsoorten en bovendien historische luciferdoosjes.
Misschien was die aankoopwoede ook een stelpen van pijn: Charlotte verloor haar depressieve zoon. Adèle de Rothschild werd weduwe toen ze amper eenentwintig was en Alix op haar vijfentwintigste.
Béatrice verliet haar gokkende echtgenoot. Maar ze was de Belgische koning Léopold II wel te vlug af. Ze kocht – voor zijn neus – een zeven hectare groot terrein op het schiereiland Saint-Jean-Cap-Ferrat aan de Franse Azurenkust en liet er een exotisch ‘buitenverblijf’, Villa Ephrussi, omringd door gemanicuurde tuinen aanleggen. Het domein is nog te bezoeken.
Bijdragen
Met het ruime financiële sop van hun familie en/of hun echtgenoten droegen de Rothschildvrouwen daadwerkelijk bij tot het behoud en de promotie van kunst en het ondersteunen van eigentijdse kunstenaars. Het mag duidelijk zijn dat deze discrete dames behept waren met hun eigen koppige karakter en dat ze in de luwte gedijden. Ook Rothschildvrouwen van wie weinig geweten is, zoals Henriette, een van de vijf dochters van Gutle en Amschel Mayer. Ze liet zich niet uithuwelijken maar koos – tegen de wil van haar dominante broers in – haar eigen partner Abraham Montefiore en ze zette iedereen met haar eigen ‘Joodse’, rauwe humor op hun plaats.
Een echte karakterdame was Miriam Rothschild, die overleed in 2005. Ze was een wereldautoriteit in natuurwetenschappen en meer bepaald in het leven én ‘springen’ van vlooien. Als vegetariër was ze bekommerd om dieren- en natuurwelzijn. Als eerbetoon aan haar zus die aan schizofrenie leed, stichtte ze een onderzoekscentrum naar geestesziekten. Maar ze was ook voorstander om schoolkinderen te voorzien van gratis melk en activiste om homoseksuele relaties met wederzijdse toestemming te decriminaliseren. Zelf was ze onomwonden open over haar eigen biseksualiteit.
~ Eliane van den ende
Historicus en cultuurjournalist