Ofschoon reeds opgericht in 1887 als een afdeling van het Koninklijk Muziekconservatorium vond het museum gedurende lange tijd nooit echt een geschikt onderkomen. Pas sinds juni 2000 is het Brusselse muziekinstrumentenmuseum, kortweg MIM genaamd, definitief gehuisvest in een architecturaal Art Nouveau pareltje dat als gebouw op het einde van de negentiende eeuw toebehoorde aan de โOld Englandโ warenhuizen. Bezoekers die nu het museum bezoeken starten als het ware een wereldreis door de boeiende wereld van de muziek en kunnen kennismaken met zoโn 1200 tentoongestelde muziekinstrumenten.
โOld Englandโ, opkomst en teloorgang
Saintenoy, duidelijk geรฏnspireerd door de structuralistische invloed van Viollet-le-Duc en de toen heersende Art Nouveau stijl, ontwierp een architecturaal concept met staal, glas en smeedwerk dat op de verschillende verdiepingen dezelfde versieringselementen en -themaโs had bestaande uit onder andere sierlijke eclectisch getinte friezen met florale, rozet- en schelpmotieven. Hierdoor verkreeg de gevel een meer dan overweldigend en flamboyant uitzicht. De avant-gardistische architectuur met zijn overal aanwezige versieringen in gietijzer en smeedwerk vormden daardoor het beste visitekaartje dat de โOld Englandโ zich kon wensen om de aandacht te trekken van de voorbijgangers.
In de daarop volgende decennia kende het warenhuis echter steeds minder klanten en toen in 1967, als gevolg van de nieuwe draconische wetgeving op de brandbeveiliging na de brand in het Brusselse warenhuis โInnovationโ, zich grote uitgaven aandienden besloot het vennootschap in 1972 om het pand definitief te verlaten. Korte tijd nadien werden de gebouwen nog een tweetal jaren gebruikt door de tapijthandel โRรชve dโOrientโ, waarna het enige tijd leeg stond. In 1978 werd het gebouw dan aangekocht door de Belgische Staat die via de Regie der Gebouwen liet overgaan tot een grondige restauratie en opknapbeurt waardoor het historisch pand nu onderdak biedt aan dit prestigieus museum.
De museumcollecties

De diverse collecties staan verspreid over vier verdiepingen, elk met hun eigen specifiek karakter en eigenheid. Een eerste ruimte biedt de bezoeker een thematisch overzicht aan van muziekinstrumenten gaande van het Oude Egypte tot de negentiende eeuw. In een tweede zaal maakt men kennis met een uitgebreide en bijna unieke verzameling snaar- en klavierinstrumenten. Vervolgens voert de ontdekkingstocht langs een afdeling voorbehouden aan instrumenten uit de traditionele muziek. Schotse doedelzakken, Tibetaanse muziekinstrumenten en Afrikaanse trommen voeren hier als het ware de boventoon. Tot slot is er de verzameling mechanische, elektrische en elektronische instrumenten. Pronkstuk hier is het negentiende-eeuwse orchestrion dat automatisch een oneindig variรซrend muziekstuk componeert.
De diverse zalen zijn bovendien allen uitgebreid voorzien van verklarende paneelteksten, de nodige didactische illustraties en een gratis sonorisatiesysteem dat niet minder dan 194 muziekfragmenten omvat, verdeeld over 89 luisterpunten, alles samen goed voor zoโn vier uur luisterplezier.
Verdere infrastructuur en wetenswaardigheden
Het MIM beschikt, naast de tentoonstellingsruimten, ook over een concertzaal waar een tweehonderdtal muziekliefhebbers plaats kunnen nemen. Het publiek zit er, net zoals in de vroegere Griekse odeons, in een halve cirkel rond de artiesten, hetgeen niet alleen bijdraagt tot een intimistische sfeer, maar ook op akoestisch vlak de nodige voordelen met zich meebrengt. Jaarlijks worden er gemiddeld zoโn 130 muzikale evenementen georganiseerd. Het concertarchief van het MIM omvat dan ook inmiddels zoโn 400 cdโs.
Voorts bezit het museum een voor het publiek toegankelijke bibliotheek met een ongemeen rijke collectie aan werken. Zowel musicologen, studenten, instrumentenbouwers als zowat iedereen met interesse voor muziekinstrumenten en hun geschiedenis kan hier iets van zijn of haar gading vinden. De bibliotheek herbergt naast heel wat basiswerken over organologie (de studie van muziekinstrumenten) ook boekdelen over de westerse muziekgeschiedenis, etnomusicologie en de diverse traditionele muziekvormen.
Muziekinstrumenten als thema in de kunst

Muziekinstrumenten waren van oudsher geliefkoosde onderwerpen in de kunst. Reeds in de vijftiende eeuw voor onze jaartelling sierden bekoorlijke, schaars geklede muziekspelende dames de wanden van de graftombes van de Egyptische faraoโs. Op Griekse vaasschilderingen daterend van circa 500 voor Christus zijn dan weer bijvoorbeeld afbeeldingen te zien van Hetaeren (van het Grieks โHetairai, letterlijk: gezellinnen, vriendinnen) die een dubbele fluit bespelen tijdens een drinkgelag.
Ook de Romeinen waren zeker niet vies van het thema, zoals onder andere blijkt uit de bijzonder kleurrijke vloermozaรฏeken met onder meer fluitspelende figuren die de โVilla Romana del Casaleโ nabij het Siciliaanse Piazza Armerina sieren.
Eigenaardig genoeg verdwijnen vervolgens tijdens de middeleeuwen op enkele uitzonderingen na, muziekinstrumenten en muzikanten grotendeels uit de beeldende kunsten. Pas vanaf de vijftiende en zestiende eeuw geraken afbeeldingen en taferelen van instrumenten en musici opnieuw volop in zwang.
Ook andere kunstschilders zoals Caravaggio (1571-1610), de meester van de โclair-obscurโ (techniek waarbij licht- en donkercontrasten worden gebruikt), lieten zich in een latere periode niet onbetuigd. In zijn werk โDe zegevierende Amorโ zien we op de linkse beneden achtergrond een gedetailleerde weergave van een viool met bijbehorende strijkstok.
Uit onze contreien kan in dit overzicht natuurlijk niet Pieter Brueghel de Oude (ca. 1525-1569) en Jacob Jordaens (1593-1678) ontbreken. Wellicht tot de bekendste werken van Brueghel de Oude behoort het doek โBoerenbruiloftโ (Kunsthistorisches Museum te Wenen). Op het tafereel springen twee doedelzak spelende muzikanten in het oog terwijl de rest van het bont gezelschap zich tegoed doet aan spijs en drank.
Daarnaast produceerden in de zeventiende eeuw heel wat schilders zoals Johannes Vermeer (1632-1675) met De muziekles, Adriaen Brouwer (1605-1638) met De luitspeler en Jan Steen (1625-1679) met onder meer Het vrolijke huisgezin diverse genrestukken waarbij muzikanten en hun instrumenten een dominante rol innemen op de afgebeelde scรจnes.
Meer recente kunstschilders zoals Marc Chagall (1887-1985) en Pablo Picasso (1881-1973) waren al evenzeer begeesterd door muziekinstrumenten. Zo is het bekende olieverfdoek, De Violinist, van Chagall te bezichtigen in het Stedelijk Museum te Amsterdam, terwijl heel wat werken uit Picassoโs kubistische periode met een viool of gitaar als thema terug te vinden zijn in onder meer het Hermitage museum te Sint-Petersburg.
Volg ons: