De Boerenpartij – Geschiedenis

6 minuten leestijd
Detail van een verkiezingsposter van de Boerenpartij uit 1977
Detail van een verkiezingsposter van de Boerenpartij uit 1977
Dit is het eerste deel van een serie van vijf artikelen over de Boerenpartij, een politieke partij die actief was in de jaren tussen 1958 en 1981. De grote man van de partij was Hendrik Koekoek, ook wel bekend als ‘boer’ Koekoek. In dit eerste artikel wordt ingegaan op de vraag wat voor een partij de Boerenpartij was. In de volgende vier artikelen wordt chronologisch ingegaan op de geschiedenis van de partij: de oprichting, de doorbraak, de crisis (de affaire-Adams) en de teloorgang van de partij.

Boerenpartij

De Boerenpartij, opgericht eind 1958, kwam voort uit de in 1946 opgerichte Vereniging voor Bedrijfsvrijheid in de Landbouw (BVL), een actiegroep van vooral kleine boeren die zich verzetten tegen de in hun ogen te sterke bemoeienis van de overheid met de landbouw. Zij noemden zich ‘vrije boeren’.

Affichte van de Boerenpartij uit 1963
Affichte van de Boerenpartij uit 1963
De Boerenpartij presenteerde zich begin 1959 als een partij ‘voor het gehele Nederlandse Volk, die op principiële gronden de strijd wil aanbinden tegen het dirigisme’ van de overheid. Vrijheid stond centraal voor de partij: vrijheid om te ondernemen en vrijheid van overdreven regelgeving, te hoge belastingen en ambtelijke willekeur.

De Boerenpartij begon als een partij van vooral kleine boeren. Na 1963 groeide de partij snel. Bij de verkiezingen van 1966 brak de partij door als een protestpartij voor de kleine man waar ook stadsbewoners zich toe aangetrokken voelden.

Na de verkiezingen van 1966 brak er een conflict uit in de partij dat ervoor zorgde dat aan de snelle groei van de partij een abrupt einde kwam. De oorzaak van dat conflict was dat er onder de verkozenen van de Boerenpartij nogal wat mensen waren met een besmet oorlogsverleden. Er volgde een golf aan negatieve publiciteit, alsmede ruzies en afscheidingen. In de jaren zeventig had de partij enkele ‘ups’ maar vooral veel ‘downs’; er waren voortdurend conflicten en steeds weer afscheidingen. In het begin van de jaren tachtig ging de Boerenpartij ter ziele.

Ideologie

Begin 1959 (dus vlak na de oprichting) ging de leider van de Boerenpartij, Hendrik Koekoek, in op de vraag: Wat is en wat wil de Boerenpartij? Koekoek typeerde zijn partij als volgt:

‘De Boerenpartij is een principiële partij. Zij stelt recht boven alles en beperkt zich wat dit betreft niet tot de boerenstand of tot de plattelandsbevolking. De Boerenpartij wil recht voor allen’.

Waar lag de oorsprong van de partij? Die lag, schreef Koekoek, in de BVL; daar hebben andere groepen zich bij aan gesloten. Al deze groepen hadden in de voorafgaande jaren gestreden tegen ‘de Staatsdwang, tegen het dirigisme en tegen de overbodige overheidsbemoeiing’. Zij voerden die strijd niet tegen de overheid of tegen de regering, maar tegen een ‘regeringsbeleid van geleide economie’.

Waarom was de partij opgericht? De BVL en andere groepen hadden geprobeerd om via de bestaande partijen invloed uit te oefenen op het regeringsbeleid, maar dat hielp volgens Koekoek niet: ‘We hebben dus niet zomaar een Boerenpartij opgericht’, maar pas nadat de ervaring had geleerd dat dat ‘noodzakelijk’ was. Noodzakelijk voor de boeren en de gehele plattelandsbevolking, maar ook voor de middenstand. Dit omdat de grote partijen wel vrijheid beloofden, maar in de praktijk de dwang voorstonden.

En tot slot: wat wilde de Boerenpartij? De partij was tegen te sterke overheidsbemoeienis met de economie en was voor de vrije economie. De partij was niet tegen de overheid en tegen ambtenaren, maar wel tegen ‘onnodige en overbodige ambtenaren’. De partij was voor werkelijke vrijheid zodat iedereen zijn bedrijf kon uitoefenen zoals hij dat zelf wilde. De Boerenpartij wilde problemen gaan oplossen: ‘geen woorden maar daden’, aldus Koekoek.

De Boerenpartij was kort samengevat een rechts-populistische partij. Ideologisch is de Boerenpartij te omschrijven als een mix van economisch liberalisme, sociaal-cultureel conservatisme en populisme. De partij legde de nadruk op vrijheid van ondernemen, een kleine overheid en lage belastingen; in die zin is de partij economisch liberaal. Een sterke overheidsbemoeienis en een hoge belastingdruk zag zij als een aantasting van de vrijheid, zelfs als een vorm van dictatuur. Op andere terreinen kende de partij een conservatief profiel: ze was voor scherpe bestrijding van de misdaad, een sterk leger en het tegengaan van cultuuruitingen die ingingen tegen het christelijk karakter van het land. De stijl van de partij was populistisch; zij voerde een felle oppositie tegen de elite die het volk zou misleiden en uitbuiten. Daartegenover stelde zij een politiek die problemen met boerenwijsheid zou oplossen. De Boerenpartij had tot slot ook de trekken van een belangenpartij, voortkomend uit en steunend op de BVL, een actiegroep van kleine boeren.

Het beginselprogramma van de Boerenpartij (geschreven door de conservatieve jurist A. Zeegers) had een sterk confessioneel karakter; het benadrukte de soevereiniteit van God over al het geschapene. Toch was de Boerenpartij geen confessionele partij; het beginselprogramma speelde geen al te sterke rol binnen de partij.

Boer Koekoek met twee van zijn pony's (CC0 - Eric Koch / Anefo)
Boer Koekoek met twee van zijn pony’s (CC0 – Eric Koch / Anefo)

Electoraat

De kiezers van de Boerenpartij waren aanvankelijk voornamelijk boeren, maar later stemden ook stedelingen die zich verzetten tegen overheidsbemoeienis op de partij. Rond 1966 kreeg de Boerenpartij het imago van een algemene protestpartij.

Het kern-electoraat van de partij werd gevormd door een groep kleine boeren, voornamelijk uit krimpregio’s als de Veluwe en Drenthe. De BVL wist deze groep al vanaf de jaren vijftig te mobiliseren met acties tegen het landbouwbeleid van de regering. Als gevolg van dat beleid (gericht op schaalvergroting) werd deze groep boeren overigens in de loop der jaren getalsmatig wel steeds kleiner.

In het begin van de jaren zestig wist de partij haar electoraat uit te breiden met ontevreden middenstanders en andere stadsbewoners. In 1963 had de Boerenpartij, zo bleek uit verkiezingsonderzoek, veel succes onder de lezers van De Telegraaf, een krant die een mediacampagne voerde tegen te sterke overheidsbemoeienis. Ook kreeg de partij toen voet aan de grond in het katholieke zuiden.

In 1967 waren onder de stemmers op de Boerenpartij de aantallen boeren en stedelingen ongeveer even groot. Dat jaar wist de partij veel kiezers te trekken in Drenthe, Overijssel en Gelderland, maar ook in Amsterdam en Den Haag.

Het electoraat van de Boerenpartij was dus een nogal heterogene groep en bestond uit ‘vrije boeren’, mensen die gefrustreerd waren over de bemoeizucht en regelgeving van de overheid, mensen die een proteststem wilden uitbrengen tegen de grote gevestigde partijen, en mensen die ‘vielen’ voor Koekoek, voor zijn ‘duidelijke taal’ en Drentse tongval.

Organisatie

Boer Koekoek in 1972
Boer Koekoek in 1972 (CC BY-SA 3.0 nl – Polygoon Hollands Nieuws – wki)
De organisatie van de Boerenpartij was in het algemeen zwak, met een dominante positie voor de partijleider, zoals dat wel vaker het geval is bij populistische partijen.

De Boerenpartij had de structuur van een democratische partij. Er was een hoofdbestuur dat de dagelijkse leiding had. Verder waren er (plaatselijke) afdelingen. Daarnaast was er een provinciaal bestuur (met vertegenwoordigers van de afdelingen). Vanaf 1967 was er ook een jongerenorganisatie. Maar er waren geen statuten; er was geen huishoudelijk reglement; er waren geen gegevens over ledenaantallen.

In de praktijk werd de Boerenpartij in sterke mate gedomineerd door Koekoek en enkele van zijn getrouwen. Koekoek had een zeer sterke positie binnen de Boerenpartij. Hij bekleedde nogal wat vertegenwoordigende functies voor de partij: hij was lid van de Tweede Kamer (1963-81), lid van de Provinciale Staten van Gelderland (1962-1963) en lid van de gemeenteraad van Ede (1962-1970). Daarnaast domineerde hij de partij-organisatie. Hij was de partijvoorzitter van 1958 tot en met 1981; keer op keer werd hij herkozen. Het partijkantoor was gevestigd in Bennekom, in de boerderij van Koekoek. Zowel de financiële administratie als het secretariaat van de partij hadden daar hun onderkomen. Ook de jongerenorganisatie was daar gehuisvest. Het geld van de partij stond op Koekoeks privérekening. Tot slot was hij hoofdredacteur van het partijblad.

De zwakke partij-organisatie was een gevolg van de eenzijdige gerichtheid op de leider, Koekoek, en van de afkeer binnen de partij van geïnstitutionaliseerde politiek. En Koekoek zorgde ervoor dat dit niet veranderde. Hij was nogal wantrouwig van aard; elke poging tot organisatie-opbouw zag hij als een tegen hem gerichte samenzwering die de kop moest worden ingedrukt.

Koekoek was geen gemakkelijke man om mee samen te werken; hij gaf weinig ruimte aan anderen om met ideeën of initiatieven te komen of om kritiek te leveren. Ook binnen de gelederen van de Boerenpartij waren er soms twijfels over en kritiek op Koekoek. Maar deze critici kregen geen kans om de partij te veranderen. Binnen de Boerenpartij had Koekoek alle touwtjes in handen.

~ Jan de Vetten

Artikelen in deze serie: Geschiedenis Van De Boerenpartij
Ook interessant: Lariekoek rond Boer Koekoek

Bronnen

Jan de Vetten is historicus, afgestudeerd in Leiden in 1981. In 2016 promoveerde hij in Leiden op zijn proefschrift: In de ban van goed en fout. De bestrijding van de Centrumpartij en de Centrumdemocraten (1980-1998). Het boek is uitgegeven bij Prometheus, Amsterdam. Momenteel doet hij onderzoek naar de omgang met en bestrijding van links- en rechts-radicale partijen.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×