Dark
Light

De dood van een schrijver en een olympiër

Herman de Man en Chris Tonnet vonden in 1946 de dood op Schiphol
10 minuten leestijd
Wrakstukken van de Dakota DC-3 PH-TBW
Wrakstukken van de Dakota DC-3 PH-TBW (CC BY-SA 3.0 - Hary Sagers / Anefo / wiki)

Op 14 november 1946 vond op Schiphol een ongeval plaats waarbij de Dakota DC-3 PH-TBW van de KLM was betrokken. Vlak voor de landing maakte het toestel een scherpe bocht naar links en raakte met te weinig snelheid de grond en brandde uit. Hierbij kwamen alle zesentwintig inzittenden, eenentwintig passagiers en vijf bemanningsleden, om het leven. Onder de passagiers bevonden zich schrijver Herman de Man en luitenant-kolonel Christiaan Tonnet, deelnemer aan drie Olympische Spelen. Een terugblik.

De KLM en de DC-3

Na de Tweede Wereldoorlog pakte de KLM de draad weer op. Allereerst binnenlands, maar al snel werd ook weer gevlogen op het oude Europese en intercontinentale net. De lijndiensten naar Batavia en Curaçao werden weer in dienst genomen. Ook opende de KLM als eerste Europese luchtvaartmaatschappij in 1946 een nieuwe lijndienst naar New York.

Voor de intercontinentale lijndiensten werden de aangeschafte DC-4 Skymasters en de Lockheed Constellations ingezet. Voor de kortere afstanden had de KLM DC-3 toestellen in dienst, die van het Amerikaanse leger waren overgenomen. In totaal werden circa 13.000 DC-3 toestellen gebouwd. De DC-3 PH-TBW werd in februari 1946 overgenomen van de Amerikaanse luchtmacht, toen nog onderdeel van het leger als US Army Air Force (USAAF). In totaal had de KLM een vloot van 76 DC-3 toestellen.

Op 14 november 1946 voerde de KLM PH-TBW een lijndienst uit van Croydon (Londen) naar Amsterdam.

De crash

Het toestel vertrok die dag om 16.24 (GMT) vanaf de luchthaven Croydon (Londen) naar Amsterdam. De bemanning bestond uit de Britse gezagvoerder E.J.H.F. Moreton, 1e radiotelegrafist W.L. Milo, 2e radiotelegrafist H.L. Vos, boordwerktuigkundige H.H.J. Tiemens en stewardess J.M. Lammens.

Om 17.57 meldde het toestel dat het zich twee keer boven Schiphol had bevonden, maar niet voor de juiste baan kon komen omdat het geen grondzicht had. Het weer was met wat motregen niet optimaal, maar ook niet zo slecht dat niet kon worden geland. Drie toestellen die vlak hiervoor waren geland hadden geen noemenswaardige problemen ondervonden, terwijl de omstandigheden gelijkwaardig waren. Ook een derde poging van de gezagvoerder om recht voor de baan uit te komen lukte niet. Met een sterke koerscorrectie probeerde Moreton goed uit te komen, maar het toestel had reeds een te lage snelheid en daalde daardoor en raakte met een vleugel de grond, stortte neer en brandde binnen enkele minuten totaal uit.

Het onderzoek

De Raad voor de Luchtvaart deed onderzoek naar het gebeurde en bracht op 2 juni 1947 haar verslag uit. De Raad concludeerde dat het startgewicht 521 kilo beneden het toegelaten startgewicht was. Aan boord bevonden zich zesentwintig personen, terwijl het toegestane aantal vijfentwintig bedroeg. Volgens de Raad mocht echter aangenomen worden dat deze overschrijving geen invloed had op het ongeval omdat het maximum gewicht niet werd overschreden.

Niets wees erop dat zich tijdens de vlucht, voor het neerstorten, een ontploffing had voorgedaan. Een getuige-deskundige had hierover wel een afwijkend oordeel. Hij wees op de aard van de verminkingen, de metaaldeeltjes in de kleding van de slachtoffers en de verschillende wondjes, die leken op scherfwondjes. De Raad was van oordeel dat het vrijwel uitgesloten moet worden geacht dat zich een explosie had voorgedaan. Ook de laatste afsluitende mededeling van de radiotelegrafist met de afkorting TU (thank you) wees niet op een bijzondere omstandigheid die een goede landing in de weg stond. Aanwijzingen van een technische storing werden evenmin gevonden, hoewel niet met volstrekte zekerheid kon worden vastgesteld dat zich op het kritieke moment toch niet een technische storing had voorgedaan. De afgebroken linkervleugel werd op zo’n plek gevonden dat een eventuele breuk als oorzaak van de crash niet zonder meer kon worden uitgesloten. Een deskundige uit de Raad was ervan overtuigd dat een breuk zich tijdens de vlucht niet had voorgedaan.

Omdat elke andere oorzaak praktisch werd uitgesloten, moest de Raad wel tot de conclusie komen dat de ramp te wijten was aan een fout van de vlieger, te weten het maken van een scherpe bocht met een te lage snelheid. Het toestel raakte hierdoor in een abnormale vliegstand. Deze conclusie werd sterk ondersteund door een omissie in de configuratie van de DC-3. Het toestel waarschuwde niet wanneer een te lage snelheid werd bereikt en als gevolg daarvan ging kantelen. Het toestel mocht dan ook alleen aan vliegers worden toevertrouwd die hiervan volledig op de hoogte waren. De Raad concludeerde dat de vlieger, wellicht uit vrees voor een botsing met obstakels, niet het risico had durven nemen om te dalen en te weinig zelfvertrouwen had om onder die omstandigheden te landen.

Het oordeel van de Raad werd nog ondersteund door een verklaring van de 1e boordwerktuigkundige, J.J. Bouckaert, op een andere vlucht op dezelfde dag als de ramp, met als gezagvoerder Moreton. Hij verklaarde

“Piloot was onzeker en kon zich moeilijk oriënteren, hoewel er grondzicht was en de omgeving voor ondergetekende (Bouckaert) wel bekend. Bouckaert verklaarde tot tweemaal toe een commando van Moreton niet te hebben uitgevoerd, omdat de snelheid te laag was en het opvolgen van dat commando funeste gevolgen had kunnen hebben. Volgens een getuige-deskundige, prof. dr. Ir. van der Maas, hoogleraar vliegtuigbouwkunde aan de TU-Delft, een terechte weigering van Bouckaert.

De Raad concludeerde dat de gezagvoerder onvoldoende bekend was met de gevaarlijke eigenschappen van de DC-3 en dat het hem ontbrak aan voldoende routine om onder de bestaande omstandigheden te landen. Geen enkele maal had Moreton als gezagvoerder een nachtlanding op Schiphol uitgevoerd. De Raad vertrouwde er in haar aanbevelingen op dat de KLM alleen nog vliegers op lijnvluchten ging inzetten die vertrouwd waren met slechte weersomstandigheden en met de eigenschappen van het vliegtuig volledig bekend waren.

De schrijver en de olympiër

Onder de zesentwintig slachtoffers bevonden zich twee bekende namen, te weten romancier Herman de Man en Olympisch deelnemer luitenant-kolonel Christiaan Tonnet.

Herman de Man in Londen,  1943
Herman de Man in Londen, 1943

Herman de Man

Salomon Herman Hamburger (bekend onder de naam Herman de Man), geboren te Woerden op 11 juli 1898 en overleden op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer 14 november 1946)

Herman de Man was een sensibel joods ventje, dat door het moeizame huwelijk van zijn ouders, al op jonge leeftijd last had van eenzaamheid en verdriet. Hij bezocht de ULO in Oudewater en volgde lessen aan de Avondtekenschool. Vanwege armoede trok hij met zijn vader met mollenvellen en andere producten door de Lopikerwaard. Hier verkreeg hij inspiratie voor zijn verhalen en romans. Herman ontpopte zich in de jaren hierna tot een kritische, rebelse jongeman die vurig pacifist werd en militaire dienst weigerde. Dit leverde hem twee jaar gevangenis op. Na dubieuze financiële transacties vluchtte hij naar België, werd journalist en redacteur van Het Laatste Nieuws. In België maakte hij voor het eerst gebruik van zijn pseudoniem Herman de Man.

Het wassende water - Herman de Man
 
Terug in Nederland wierp hij zich op het schrijven. Stijn Streuvels en Knut Hamsun werden zijn grote voorbeelden. In 1922 en 1923 werkte hij als verslaggever bij het Dagblad van Gouda. Hij trouwde zijn (joodse) vrouw, Eva Jeannette Marie Kalker. In de eerste jaren daarna beleefde Herman grote successen als romancier, vooral met Het wassende water (1925), dat later ook is verfilmd.

De Man en zijn gezin gingen over naar het katholicisme, maar hij zag de opkomende gevaren van nazisme en antisemitisme, zoals dat naar voren komt in zijn boek Over de joden en hunne vervolgers uit 1933. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog vertrok hij zonder gezin naar de Franse Alpen en in 1942 vluchtte hij naar Engeland, waar hij een functie kreeg bij Radio Oranje.

In augustus 1945 keerde Herman de Man in Nederland terug. Zijn echtgenote en vijf van zijn kinderen waren door de Duitsers vermoord. Zijn leven zat vol wrok. Schrijven kon en wilde hij niet meer, hij werd autohandelaar. Samen met de twee overgebleven kinderen bouwde hij in Eindhoven nog een soort gezinsleven op. Het was van korte duur. Op 14 november 1946 kwam Herman de Man op Schiphol om het leven. Hij werd op 19 november 1946 begraven op de RK-begraafplaats te Oudewater.

De circa dertig werken van Herman de Man hadden tot lang na de Tweede Wereldoorlog een groot publiek, maar in recensies had men het in het algemeen denigrerend over deze ‘verteller’. Zelf vond de Man dat ‘vertellen’ nu juist de essentie was van zijn schrijven. Van intellectuele literatuur moest hij niets hebben en hij keerde hij zich tegen de weinig fijnzinnige kritieken van de “betere literatoren”. Herman de Man staat bekend als schrijver van streekromans. Vanuit cultuur- en sociaal-historisch oogpunt bezien heeft De Man het leven van een deel van de Nederlandse plattelandsbevolking in een bepaalde sfeer en met haar bepaalde mentaliteit beschreven. Een atmosfeer waarin God centraal stond en de bewoners met zichzelf in gevecht waren.

Christiaan Tonnet

Christiaan Tonnet geboren te Den Haag op 23 februari 1902 en overleden op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer 14 november 1946. Zijn vader was generaal-majoor en zijn moeder was jonkvrouw Coenen.

In 1975 kreeg legerplaats ’t Harde de naam luitenant-kolonel Tonnetkazerne. Prins Bernhard onthulde een bronzen beeltenis van Tonnet. Bernhard en Tonnet kenden elkaar en beiden hadden dezelfde avontuurlijke inslag. Achter dit bronzen beeld gaat een leven vol avontuur, sport en spanning schuil.

Tonnet wilde net als zijn vader officier worden. Hij studeerde aan de Koninklijke Militaire Academie en werd na zijn officiersopleiding geplaatst bij het 4e Regiment Vestingartillerie. Tonnet was een enthousiast en vaardig sporter en ruiter en in 1927 werd hij Nederlands eerste nationaal kampioen vijfkamp: een wedstrijd in schermen, zwemmen, paardrijden en een combinatie van hardlopen en pistoolschieten.

Als vijfkamper deed hij mee aan de Olympische Spelen van 1924 in Parijs, waaraan 44 landen in 17 beoefende sporten met 126 disciplines deelnamen. Voor het eerst werd een olympisch dorp gebouwd voor de deelnemers, eigenlijk een te fraaie naam voor een stel eenvoudige houten barakken. Nederland nam daar deel met 152 sporters en behaalde 10 medailles (4-1-5). Tonnet behaalde op de combinatie schieten, paardrijden, zwemmen, schermen en atletiek de achtste plaats.

In het toonaangevende culturele centrum Parijs was het volgens het Nederlands Olympisch Comité (NOCNSF) niet allemaal beschaving wat de klok sloeg. NOCNSF:

Voor het eerst, en geheel in strijd met Pierre de Coubertins ideeën, gaven de toeschouwers blijk van een ongeremd nationalisme en ook hun officials gingen daarin niet vrijuit. De rugbyfinale tussen Frankrijk en de Verenigde Staten werd in sportief opzicht een dieptepunt; rugby verdween bij latere Spelen van het programma.

In 1928 werden de Olympische Spelen in Amsterdam georganiseerd. Uit christelijke hoek bestonden grote bezwaren tegen de Spelen. De Spelen zouden de zondag besmeuren en wat te denken van de toename van losbandigheid? Dominees wezen vanaf de kansel op het ‘heidense karakter’ ervan. Een staatssubsidie voor het Nederlands Olympisch Comité (NOC) van 250.000 gulden werd in de Tweede Kamer weggestemd. Het NOC deed daarop een oproep aan het Nederlandse volk. Dat bracht in veertien dagen anderhalf miljoen gulden op, voldoende om de Spelen te organiseren.

Onthulling door prins Bernhard van het borstbeeld van de verzetsstrijder luitenant-kolonel Tonnet in 't Harde
Onthulling door prins Bernhard van het borstbeeld van de verzetsstrijder luitenant-kolonel Tonnet in ’t Harde (CC0 – Anefo – wiki)

Aan het sportfestijn deden 46 landen mee in 14 sporten met 109 disciplines. Nederland nam deel met 214 sporters. De Spelen werden geopend door prins Hendrik. Nederland won 19 medailles (8-10-5) en eindigde als achtste in het klassement. Tonnet was in Amsterdam ook van de partij. Hij deed mee in de moderne vijfkamp en eindigde als (gedeeld) zevende.

In 1936 vonden de Spelen plaats in nazi-Duitsland (Berlijn). Hoewel de Spelen aan Berlijn werden toegekend voordat de nazi’s aan de macht kwamen in Duitsland, zagen de nazi’s de Spelen als een uitgelezen mogelijkheid om haar ideologie uit te dragen. Er gingen stemmen op om de Spelen te verplaatsen naar de Verenigde Staten of de Spelen te boycotten, maar die stemmen vonden weinig weerklank.

De Spelen moesten de superioriteit van het nazi-rijk benadrukken. Een geweldige infrastructuur met een nieuw stadion voor honderdduizend toeschouwers werd gebouwd, alsmede een zwembad met plaats voor twintigduizend toeschouwers. Er werd voor het eerst rechtstreeks verslag gedaan op de televisie. Telefunken en Fernseh AG zonden meer dan zeventig uur uit naar speciaal opgerichte stands in Berlijn.

Aan deze Spelen namen 49 landen deel in 21 sporten en 129 disciplines. Nederland deed mee met 128 sporters. De turn- en de krachtsportbond boycotten de Spelen van Berlijn. Ook een aantal individuele sporters weigerde deel te nemen, zoals de atleten Tollien Schuurman en Wim Peters en bokser Ben Bril. De Nederlandse zwemster Rie Mastenbroek was met drie gouden en een zilveren medaille de succesvolste vrouw op de Spelen.

Tonnet deed in de Nederlandse afvaardiging mee als ruiter met het paard “Herkelijn”. Zowel individueel als met het team, bestaande uit Eddy Kahn en Charles Pahud de Mortanges, viel hij buiten de klassering.

Tweede Wereldoorlog

Tonnet beschikte over een aantal van zijn vader overgenomen eigenschappen: arbeid, toewijding, plichtsbesef en kameraadschap. Die eigenschappen zouden nog goed van pas komen. In mei 1940 leidde Tonnet als kapitein van een artillerie-eenheid het gevecht tegen Duitse luchtlandingstroepen bij het vliegveld Valkenburg. Na de capitulatie kreeg het Nederlandse leger de status van krijgsgevangene. Enkele weken later werd het daaruit ontslagen. De dienstplichtigen keerden terug naar de burgermaatschappij, de beroeps moesten een verklaring van “erewoord” tekenen waarin zij verklaarden niets tegen de bezetter te zullen ondernemen.

Tonnet was toen reeds betrokken bij verzetsactiviteiten onder andere bij de Ordedienst, een verzetsgroep die inlichtingen verzorgde voor de Nederlandse regering in Londen. In mei 1942 werden echter alle officieren teruggeroepen in krijgsgevangenschap, ook Tonnet. Hij werd op transport richting Duitsland gezet, maar wist te ontsnappen door uit de trein te springen. Hij zette zijn strijd verder bij de Ordedienst.

Op 6 januari 1944 werd Chris Tonnet door de Sicherheitsdienst (SD) gearresteerd. Hij werd 110 uur lang verhoord, maar hij bleef zwijgen. Na een proces voor de krijgsraad werd Tonnet ter dood veroordeeld. Terwijl anderen voor het vuurpeloton werden gezet, werd hij op transport naar een tuchthuis in Duitsland gezet. Op 2 november 1944 ontsnapte Tonnet uit de trein en wist zich in veiligheid te brengen. Na zijn aankomst in bezet Nederland nam hij de draad weer op. Vanaf januari 1945 tot aan de bevrijding van Nederland maakte hij deel uit van het het Gewest ‘Achterhoek’ van de Binnenlandse Strijdkrachten, een bundeling van tot dan toe weinig samenwerkende verzetsgroepen. Prins Bernhard werd bevelhebber en Tonnet werd sous-chef. Eind 1946 stond hij op de nominatie voor een commandofunctie bij de artillerie in Nederlands-Indië. Vlak na die nominatie vliegt Tonnet in de KLM Dakota PH-TBW van Londen naar Amsterdam…

Tonnet werd op 19 november 1946 onder grote belangstelling in Vorden begraven. Hij werd (postuum) met een aantal onderscheidingen gedecoreerd, waaronder de Militaire Willemsorde, het Bronzen kruis, het Verzetsherdenkingskruis en de Amerikaanse Legion of Merit.

Bronnen

– Rapport Raad voor de Luchtvaart, 2 juni 1947. De schets van de crash is gebaseerd op het rapport van de “Raad voor de Luchtvaart”. Dit rapport bevindt zich in het Nationaal Archief onder Inventarisnummer 2.16.107 als “Inventaris van de archieven van de Raad voor de Luchtvaart en het Bureau Vooronderzoek Ongevallen en Incidenten van de Rijksluchtvaartdienst, 1924-1998 (2000)” onder stuknummer 285 en is toegankelijk voor onderzoekers. Voor dit artikel is gebruik gemaakt van het gepubliceerde rapport op de uitgebreide website van het Luchtvaartarchief/Nederlands Crasharchief van Herman Dekker. (www.hdekker.info). Hierin bevindt zich het complete historische luchtvaartuigregister en alle civiele Nederlandse luchtvaartongevallen. Ook zijn hierin alle militaire luchtvaartincidenten/ongevallen tot 1979 opgenomen.

– KLM Douglas DC-3 Fleet. In: Klm Safety Herald. (klmsafetyherald.com), 2024.

– Van Beveren, A. Luitenant-kolonel Tonnetlkazerne. In: Defensiekrant 24, 30 november 2018.

– Vaartjes, G. ‘Hamburger, Salomon Herman (1898-1946), In: Biografisch Woordenboek van Nederland. Huygens Instituut Amsterdam.

– Herman de Man (schrijver). In: nl.wikipedia.org

– Tonnet, Christiaan. (betreft zijn onderscheidingen) In: tracesofwar.nl

– Christiaan Tonnet. Biographical information. In: olympedia.org.

– Olympische Spelen van Parijs 1924. In: nocnsf.nl

– Olympische Spelen van Amsterdam 1928. In: nocnsf.nl

– Olympische Zomerspelen 1936. In: nl.wikipedia.org

Albert J. Vinke is luitenant-kolonel b.d. van de Koninklijke Luchtmacht. Hij heeft meerde functies in binnen- en buitenland bekleed, onder andere als militair waarnemer van de UNO in Libanon, Syrië en Israël en op de USAF Airbase Ramstein. Hij studeerde geschiedenis aan de Noordelijke Leergangen en aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 52.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×