De eerste hoofdwet van de archeologie

2 minuten leestijd
Tekening van de tempel van Anahita door Eugène Flandin, 1840
Tekening van de tempel van Anahita door Eugène Flandin, 1840

Een tijdje geleden plaatste ik foto’s online van het prachtige gebouw, opgegraven in de Iraanse stad Bishapur, dat bekendstaat als de “tempel van Anahita”. Dat was een watergodin die we kennen uit verschillende oud-Iraanse teksten en u moet voor plaatjes maar even op deze link klikken. Het monument bestaat uit een vierkante vijver, omgeven door een soort trottoir, waar een gang omheen loopt. Je kunt er alleen komen door eerst een trap af te gaan, want het ligt een paar meter onder de grond. Misschien omdat het anders niet mogelijk was water uit de rivier hierheen te leiden.

In feite hebben we geen idee of het werkelijk een tempel was en weten we ook al niet of het heiligdom – áls het dus een heiligdom was – was gewijd aan Anahita. Uit heel Iran is namelijk niet een tempel voor deze godheid bekend. Een ander bouwwerk dat “tempel van Anahita” wordt genoemd, een enorm terras bij Kangavar, is alleen maar zo genoemd omdat het is opgegraven in de buurt van een paar bronnen en omdat een tekst een tempel van Artemis vermeldt in deze omgeving. Het monumentale bouwwerk in Bishapur lijkt er bepaald niet op. Anahita lijkt ook niet op Artemis, trouwens.

Het probleem met archeologie is dat het maar zelden gebeurt dat de ouden een bordje achterlieten waarin ze aan de toekomstige opgravers uitlegden wat hier te vinden was. Als die oude Perzen nou gewoon hadden opgeschreven wat die ruïne in Bishapur voorstelde, hadden wij het tenminste ook geweten en geen interpretaties hoeven verzinnen.

Vergelijking

Archeologische interpretatie is dus zo gemakkelijk nog niet. Als archeologen iets interpreteren, is hun voornaamste instrument de vergelijking. Om te verklaren waarom grote megalithische structuren, zoals de hunebedden, zijn gebouwd, hebben geleerden weleens gekeken naar soortgelijke monumenten op bijvoorbeeld Java, waar zulke dolmens nog vrij recent zijn gebouwd. De verklaring die geldig was in het recente verleden, kon helpen verklaren voor wat de mensen in het Neolithicum deden.

Een ander interpretatie-instrument is de bestudering van oude teksten. Bepaalde messen die in een Romeins fort aan de muur van Hadrianus zijn opgegraven, moeten hebben toebehoord aan een chirurg, want we hebben een plaatje van zulke messen in een mausoleum in Ostia, waar de eigenaar in een inscriptie wordt geïdentificeerd als arts. Het geschreven woord laat het zwijgende voorwerp toch wat geheimen prijsgeven.

Helaas kunnen niet alle opgegraven voorwerpen worden geduid met deze twee instrumenten. Hier komt echter een ander principe van pas:

als je niet weet wat het is, zal het wel iets met religie te maken hebben.

Een ongebruikelijk gebouw bij Qumran wordt dus een klooster. Botten op een onverwachte plaats zijn bewijs voor een ceremonie. En een verzameling vrouwenbeeldjes bewijst dat we te maken hebben met een tempel voor de Moedergodin.

Deze neiging om alles wat je niet snapt maar religieus te duiden, wordt weleens de “Eerste Hoofdwet van de Archeologie” genoemd. Het is een speelse grap, maar met een serieuze ondertoon, want het netto-effect van het te gemakkelijk dingen typeren als religieus, is dat we al snel gaan denken dat mensen destijds religieuzer waren dan nu.

Meer Methode op Maandag

Jona Lendering is historicus, webmaster van Livius.org en docent bij Livius Onderwijs. Hij publiceerde verschillende boeken en verzorgt een nieuwsbrief over de Oudheid. Zie ook zijn blog: mainzerbeobachter.com

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×