Op 7 augustus 1795 verloor Nederland de Kaapkolonie in het uiterste zuiden van het huidige Zuid-Afrika aan de Britten. Op deze dag werd namelijk de Slag om Muizenberg uitgevochten en Nederland dolf hierbij het onderspit.
Kaap de Goede Hoop werd in 1486 ontdekt door de Portugese zeevaarder Bartolomeus Diaz. De Portugees noemde de plek echter Stormkaap. Dertien jaar later werd de kaap voor het eerst gerond door zijn landgenoot Vasco da Gama (1469-1524). De Portugese koning Johan II veranderde de naam vervolgens in Cabo da Boa Esperança (Kaap van de Goede Hoop) omdat hij hoopte dat via de kaap snel een doorvaart naar Indië zou worden gevonden.
Verversingsnederzetting
De Nederlanders arriveerden in 1652 in Kaap de Goede Hoop. Namens de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) vestigde Jan van Riebeeck (1619-1677) er toen een verversingsnederzetting voor schepen die onderweg waren naar Indië. Het was de eerste Europese kolonie in Zuid-Afrika.
Oorspronkelijk was het niet het plan van de VOC om bij Kaap de Goede Hoop een volwaardige kolonie te vestigen. Aangezien de bewoners van het fort de behoefte hadden om zelf land- en tuinbouwproducten te gaan verbouwen, stelde de VOC in 1657 echter ongeveer twintig boeren in de gelegenheid zich rond het fort bij Kaap de Goede Hoop te vestigen. Van Riebeeck bleef de kolonie leiden tot 1662. Toen hij vertrok bestond de kolonie uit ongeveer honderddertig personen. Hij wordt vaak gezien als de grondlegger van de Nederlandse volksplanting waar de latere blanke boerenbevolking van Zuid-Afrika uit is voortgekomen.
Nederland verloor de heerschappij over Kaap de Goede Hoop op 7 augustus 1795 tijdens de Slag om Muizenberg aan Britse troepen onder leiding van James Henry Craig. De overmacht van de Britten was enorm. Bij de Vrede van Amiens in 1803 kreeg het Bataafs Gemenebest de Kaapkolonie nog terug. Drie jaar later, na de Slag van Blaauwberg, kregen de Britten de Kaapkolonie echter definitief in handen.