De machtsstrijd tussen Giscard en Chirac in de jaren zeventig

Verdeeldheid binnen Frans rechts
7 minuten leestijd
Valéry Giscard en Jacques Chirac
Valéry Giscard en Jacques Chirac (CC BY 3.0 - Europese Gemeenschappen & André Bord)

In 1976 vond een unicum plaats in de Franse politieke geschiedenis. In een persconferentie kondigde premier Jacques Chirac (1932-2019) zijn aftreden aan. Voor het eerst – en vooralsnog het laatst – nam een premier van de Vijfde Republiek (1958-heden) zélf ontslag.

Als reden gaf hij dat het hem ‘ontbrak aan de middelen om van het premierschap een succes te maken’. Lees: president Valéry Giscard d’Estaing (1926-2020) gunde zijn eigen eerste minister geen ruimte. Hoe kwam het tot de breuk?

Het rechtse blok in de Vijfde Republiek

Charles de Gaulle (CC BY-SA 3.0 de - wiki - Bundesarchiv)
Charles de Gaulle (CC BY-SA 3.0 de – wiki – Bundesarchiv)
In tegenstelling tot bijvoorbeeld Groot-Brittannië kende Frankrijk niet twee grote volkspartijen. In plaats daarvan had het twee politieke blokken. Het linkse kamp bestond uit communisten en socialisten en, sinds eind jaren zeventig, ‘groene’ ecologisten. In het rechtse kamp zaten liberalen, conservatieven, christen-democraten (in het seculiere Frankrijk geen grote stroming) en gaullisten.

Hoewel Charles de Gaulle ernaar streefde om boven zoiets banaals als politieke partijen te staan, om álle Fransen te verenigen, was hij vooral de kampioen van rechts. Diens charisma was voldoende om alle rechtse stromingen binnen hetzelfde blok te houden. Dat nam niet weg dat er verschillende stromingen bestonden. Meestal hadden de gaullisten de overhand. Gaullisten kunnen omschreven worden als ‘nationaalconservatieven’.

Liberalen stonden soms gereserveerder tegenover De Gaulle, vooral tegen diens culturele conservatisme. Maar het alternatief was stemmen op links. Geen aanlokkelijk vooruitzicht, ook omdat daarin de communisten (die overigens afstand hadden genomen van ‘Moskou’) daarin een grote rol speelden. Dan toch maar stemmen op De Gaulle. Voor liberalen was het een verademing toen die aftrad als president in 1969 en werd opgevolgd door Georges Pompidou, een iets gematigdere conservatief.

Zonder Chirac geen president Giscard

Pompidou overleed in 1974. Nieuwe presidentsverkiezingen waren noodzakelijk. François Mitterrand (1916-1996) kandideerde voor links, Giscard namens de liberalen. Wie werd de conservatieve kandidaat?

Uitslag van de eerste ronde van de Franse presidentsverkiezingen van 1974
Uitslag van de eerste ronde van de Franse presidentsverkiezingen van 1974 (CC BY-SA 4.0 – Jules Rohault – wiki)

Het gaullisme onderscheidt zich van veel rechts-conservatieve stromingen door een voorkeur voor een sterke staat én voor sociale zekerheid. De staat moet er voor álle burgers zijn. Omdat arbeiders, in ieder geval sinds de industrialisering, een achterstand hebben ten opzichte van de werknemers, hoort sociale wetgeving de balans weer in evenwicht te brengen. Een gevolg is dat het gaullisme onderverdeeld kan worden in een sociale vleugel en in een werkgeversvleugel, vergelijkbaar met confessionele partijen in andere Europese landen. Meestal domineert de behoudende rechtervleugel.

Jacques Chaban-Delmas in 1969
Jacques Chaban-Delmas in 1969 (CC0 – Eric Koch / Anefo – wiki)
In 1974 won Jacques Chaban-Delmas (1915-2000), een uitgesproken representant van de linkervleugel, de gaullistische nominatie. Zeer tegen het zere been van de rechts-conservatieven.

Conservatieve strategen verzonnen een list. Franse presidenten worden in twee ronden verkozen. Alleen de twee kandidaten met de meeste stemmen gaan door naar de tweede ronde. In een tweestrijd tussen Mitterrand en Chaban-Delmas, zouden linkse kiezers automatisch voor Mitterrand stemmen, maar veel rechtse kiezers niet naar de stembus gaan. De enige die Mitterrand uit het Élysee kon houden, was Giscard. Geen conservatief, maar tenminste rechts.

Dit was het argument waarmee de afdelingen van de gaullistische partij werden langsgegaan, om de leden te overreden niet op een partijgenoot, maar op een liberaal te stemmen. Eén persoon was uitermate geschikt voor deze boodschap. Een veelbelovend talent dat van de ambtenarij overgestapt was naar de politiek: Chirac.

Chaban-Delmas eindigde als derde in de tweede ronde. Hij riep zijn kiezers op om in de tweede ronde op Giscard te stemmen. Zo werd die de derde president van de Vijfde Republiek, de eerste niet-gaullist.

Liberaal-conservatieve samenwerking?

In Frankrijk worden de ministers, inclusief de premier, vrijwel persoonlijk aangewezen door de president. De enige beperking is dat de Franse Tweede Kamer, de Nationale Vergadering, met de benoemingen akkoord moet gaan. Daarom komen ministers doorgaans uit de parlementaire meerderheid.

Tot dan hadden liberalen zich altijd geschikt naar de conservatieve meerderheid binnen rechts. Om in het parlement de steun van de conservatieven zeker te stellen – zonder hen geen meerderheid -, benoemde hij een conservatieve premier: Chirac. Dat had het begin van een vruchtbare samenwerking kunnen zijn. De werkelijkheid was anders. In Frankrijk vergadert de president wekelijks met al zijn ministers. Gezeten om een rechthoekige tafel, met aan weerszijden van de lange kant de president en de premier recht tegenover elkaar.

Bij de eerste ministerraad registreerden de camera’s van de journalisten dat Giscard alle ministers een hand gaf, maar de uitgestoken hand van de premier negeerde.

Centrum tegenover rechts

De grote tweedeling binnen Frans rechts is die tussen het centrum (liberalen, christen-democraten) en rechts-conservatieven (gaullisten, conservatieven). Het moge duidelijk zijn dat Giscard centrist was en Chirac nationaalconservatief. Beide stromingen staan positief tegenover het bedrijfsleven. Nationaalconservatieven kennen de staat ook het recht toe om in te grijpen in de economie, terwijl centristen liever een kleinere overheid en meer marktwerking zien.

Simone Veil in 1984
Simone Veil in 1984 (CC0 – wiki – Rob C. Croes / Anefo — Nationaal Archief)
Bij het aantreden van de regering-Chirac in 1974 was het compromis dat niet direct vaart werd gemaakt met economische hervormingen. In plaats daarvan lag het accent op immateriële hervormingen, zoals verlagen van de meerderjarige leeftijd van 21 naar 18 jaar en het mogelijk maken van echtscheiding. Op dit punt kwam Chirac zijn deel van de afspraak na. Hij hielp ook de abortuswet van collega-minister Simone Veil aangenomen te krijgen. Met Veil kon hij het goed vinden. Met hun gezinnen gingen ze zelf samen op vakantie.

Conservatieve onvrede

Bij de conservatieven ontstond onvrede. Het ontging hen niet dat er meer liberale dan conservatieve ministers waren. Daardoor daalde het aanzien van Chirac in eigen kring: hij was degene die had betoogd om in de eerste ronde op Giscard te stemmen. Dit ontging Giscard niet. Vlak voordat de president december 1974 op buitenlandse reis vertrok, zei hij tegen zijn premier: “U moet iets doen!”

Dat was niet aan dovenmansoren gericht. Chirac kandideerde zich voor het voorzitterschap van de conservatieve partij. Velen zullen daarbij aanvankelijk gegniffeld hebben. Vrijdag was hij nog niet eens lid van de partij. Zaterdag werd hij de baas. Daarmee veranderde ook de machtsbalans binnen het kabinet. Tot dan had Chirac zijn positie te danken aan Giscard, die hem premier had gemaakt. Als partijvoorzitter had hij nu een eigen politieke machtsbasis. De Duitsers hebben daar een mooi woord voor: Hausmacht.

Spanning tussen president en premier

Een lastig punt in het Franse politieke bestel is dat de verhouding tussen president en premier niet formeel geregeld is. In de praktijk is de president degene die de lijn uitzet, terwijl de premier zorgt voor de uitvoer (wetten aangenomen krijgen in het parlement). Dit is geen probleem zolang de verhouding tussen beiden goed is. Wanneer een premier vooral bezig is met de eigen ambities, of wanneer een president geen ruimte laat aan de premier, kan het botsen. Tussen 1974 en 1976 speelden beide problemen.

Tot op heden geven aanhangers van de twee mannen de ander de schuld van de breuk. Wie sympathiseert met Chirac, wijst op het meerderwaardigheidscomplex van Giscard, die zich op zou stellen als een aristocraat en neerkeek op Chirac. Aanhangers van Giscard stellen dat Chirac vanaf het begin vooral diens eigen ambities diende.

Had de breuk voorkomen kunnen worden? Misschien wel. Aanvankelijk hadden beide mannen respect voor elkaar. Alleen verwachtten ze allebei dat de ander wel bij zou draaien. Toen dat niet gebeurde, ging het mis.

Franse presidenten richten zich vaak op het buitenland, waardoor de premier een podium heeft in het binnenland. Giscard gaf echter direct instructies aan zijn ministers, niet via de premier. Die zich op den duur niet erkend voelde als eerste man van de president, maar behandeld als een lakei. Aan de andere kant: Chirac had het mes in de rug van partijgenoot Chaban-Delmas gestoken.

Scheiding der geesten: RPF en UDF

Rassemblement pour la République
Rassemblement pour la République
De breuk tussen de twee zou ook een formele scheiding worden tussen centristen en gaullisten. Al in 1976 verzamelde Chirac zijn aanhangers in een nieuwe partij, de ‘neogaullistische’ Rassemblement pour la République (RPF). In 1978 nam Giscard het initiatief om de liberale en de centrumpartijen te verenigen in de Union pour la démocratie française (UDF).

Nu hadden beide mannen hun handen vrij om te doen wat ze altijd al van plan waren. Giscard benoemde een liberaal tot premier, Raymond Barre. Die maakte een begin met binnenlandse economische hervormingen.

Het eeuwig opstandige Parijs had lang geen gemeentebestuur gehad, maar onder direct bestuur van de regering gestaan. In 1976 besloot Giscard dat de stad weer een eigen burgemeester moest krijgen. Zijn verwachting dat een partijgenoot de burgemeestersverkiezingen zou winnen kwam niet uit.

Het hele land kijkt naar Parijs, dat ook veel aandacht krijgt van buitenlandse media. Een podium waar Chirac altijd dankbaar gebruik van heeft gemaakt. Hij zou het gemeentehuis pas verlaten toen hij in 1995 president werd.1

In 1979 werden de leden van het Europese Parlement voor het eerst direct verkozen. In de verkiezingscampagne besloot Chirac het verschil tussen RPF en UDF zoveel mogelijk te benadrukken. De pro-Europese UDF zou de nationale soevereiniteit van Frankrijk verkwanselen. De UDF werd grootste partij, Chiracs RPF vierde.

Presidentsverkiezingen 1981

Bij de presidentsverkiezingen van 1981 eindigde Chirac als derde in de eerste ronde. Net als Chaban-Delmas in 1974, werd hij geacht zijn achterban op te roepen in de tweede ronde op Giscard te stemmen. Daarbij sprak hij de volgende woorden:

“We mogen ons niet terugtrekken. Op 10 mei moet ieder volgens zijn geweten stemmen. Ik persoonlijk, met het oog op wat ik net heb gezegd en in lijn met de politiek die ik altijd voerde ten gunste van een bepaald soort samenleving, kan alleen maar stemmen op meneer Giscard d’Estaing. Het woord is nu aan het Franse volk.”

De goede verstaander wist genoeg. Chirac moest op Giscard stemmen, de aanhangers van Chirac niet. Voor de zekerheid ontvingen RPF-leden een brief waarin opgeroepen werd om op Mitterrand te stemmen. Daarmee was een cirkel rond. Chirac had Giscard president gemaakt, nu maakte hij hem president-af. Niet alleen uit rancune. Chirac schatte in dat het tegen een socialistische president makkelijker oppositievoeren zou zijn.

Zodoende was het de leider van de conservatieven die de Vijfde Republiek voor het eerst aan een socialistische president hielp. Zou Chirac hetzelfde gedaan hebben als hij had beseft dat Mitterrand tot 1995 president zou blijven?

Ook interessant: Het Franse kiesstelsel (sinds 1958)
…of: Wie regeert Frankrijk? De president of de premier?
Overzicht van Boeken over de geschiedenis van Frankrijk

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×