De Poolse oorlog (1939) – Freischärler en Blitzpogrome

12 minuten leestijd
Hitler kijkt toe hoe Duitse soldaten Polen in marcheren
Hitler kijkt toe hoe Duitse soldaten Polen in marcheren (Bundesarchiv, Bild 183-S55480 / CC-BY-SA 3.0)
De Tweede Wereldoorlog begon in 1939 met de Duitse bezetting van Polen. In zijn recent verschenen boek De Poolse oorlog staat historicus Perry Pierik uitgebreid stil bij deze belangrijke gebeurtenis. Hij maakt daarbij gebruik van nieuwe informatie, voortgekomen uit de ontsluiting van Russische archieven die onder meer onbekende (Duitse) bronnen bevatten. Op Historiek publiceren we een fragment uit zijn boek, over Freischärler en Blitzpogrome. Met de term Freischärler werden Polen aangeduid die niet verbonden waren aan officiële legereenheden maar wel verzet pleegden tegen de binnenvallende Duitsers, die in veel gevallen hard tegen hen besloten op te treden.

Freischärler en Blitzpogrome

De angst voor Freischärler (irreguliere troepen) had ook de Duitse zijde in de greep. Hier kwam het, net als bij de Polen in Bromberg, tot excessen. In een intern memo van 4 september 1939 van de 17de I.D. (generaal Herbert Loch) werd vanuit het divisiehoofdkwartier in Zleczew opgeroepen te stoppen met ‘zinloze schietpartijen’ tegen ‘niet aanwezige ’Freischärler’’. Daarbij werden ‘plaatsjes en boerderijen van waaruit naar beweerd geschoten was, eenvoudigweg in brand gestoken’. Volgens het commando van de 17de divisie demoraliseerden deze brandpartijen de troepen, en daarbij maakte de enorme rookontwikkeling de militaire operaties lastig. Door het vuur waren verschillende verbindingskabels van de divisie vernietigd, waardoor de infanteriedivisie een dag zonder telefoonverbinding zat. Als voorbeeld werden in het document de brandstichtingen in Vieruszow en Zloczew aangegeven. Hoe groot de branden waren bleek uit de opmerking dat de straat ’enige uren niet passeerbaar was’. Om verdere uitwassen te voorkomen ging de divisie over tot vergaande maatregelen. De tross- en aan- en afvoertroepen, die meestal het slachtoffer waren van verzetsacties, moesten met ongeladen wapens reizen en marcheren. Pas bij een aanval mocht er geladen en opgetreden worden. ‘Voor de waarborging van dit bevel houd ik iedere officier verantwoordelijk’, liet de IC van de divisie noteren. Ook het werpen van handgranaten in woningen en het in brand steken van huizen werd verboden. Als reden werd opgegeven dat de Poolse huizen licht ontvlambaar waren en er op deze wijze gehele dorpen in as werden gelegd. Hierdoor zou het Duitse leger van onderdak beroofd worden. Wie niet zou gehoorzamen zou ‘voor de militaire rechtbank eindigen’.

Duitse soldaten verwijderen symbolen van de Poolse overheid in een stad
Duitse soldaten verwijderen symbolen van de Poolse overheid in een stad (Bundesarchiv, Bild 183-H27915 / CC-BY-SA 3.0)
Ondanks deze oproep was het wel tot moorden gekomen en in de nacht van 3 op 4 september werden er in Zloczew, door manschappen van het infanterieregiment 95 (17de I.D.) en van de ‘Leibstandarte’, ongeveer 200 Polen vermoord. Bij Torzeniec werden 34 Polen vermoord door een SS-pionierseenheid onder bevel van SS-Obersturmführer Christian Hansen, die vanwege zijn afkeer van de eigen ‘christelijke’ voornaam als ‘Cissy’ Hansen bekend stond. Ook in Wieszanow kwam het tot moordpartijen.

Het IV. Legerkorps rapporteerde op 14 september een voorval dat zich op 4 september 1939 had voorgedaan. Soldaten van de 4de I.D. hadden toen twee Polen uit Belen, gemeente Saski, gearresteerd, te weten Wiecent Wosnink (een boer) en Josef Perdeck (beroep onbekend). Beiden waren wegens Freischärlerei gearresteerd. Op 7 september werden zij ter dood veroordeeld door een militair gerecht en diezelfde dag doodgeschoten. Anderen kwamen er gelukkiger af. De Poolse infanterist Klimdzack werd ver verwijderd van zijn troepen opgepakt, maar omdat Freischärlerei niet kon worden aangetoond werd hij uiteindelijk als gewone krijgsgevangene behandeld.

Als gevolg van het moorden en de chaos, werd er een intern memo opgesteld met de vraag ‘wat is nu een Freischärler?’ Onder deze term viel iedereen die een wapen droeg, maar niet herkenbaar was als soldaat van de tegenpartij. Milities en vrijwilligerskorpsen vielen niet onder Freischärler als ze een duidelijke bevelhebber hadden, duidelijk herkenbaar herkenningsteken (armband bijvoorbeeld), hun wapens openlijk droegen, en zij zich aan het oorlogsrecht hielden. In die zin waren de Volksdeutschen die aan Duitse kant vochten, naar Duitse begrippen geen ‘Freischärler’. De term ‘Freischärler’ zou later minder in gebruik raken. De Duitsers vermeden graag het heroïsche woord ‘partizanen’ en gebruikten meer en meer het woord ‘bandieten’. Ook het woord ‘terroristen’ kwam af en toe voor. In het document werd tevens gesteld dat een Freischärler met de dood gestraft zou worden.

De Duitsers waren van aanvang aan beducht voor irreguliere Poolse eenheden. In een geheim stuk van het 8ste leger, opgesteld te Breslau op 1 september 1919, werd melding gemaakt van de geheime Poolse organisatie ‘Tajna organizacja konspirscyna’. Deze zouden de Duitse troepen via ’terreuracties’ (letterlijk staat er ‘Terror-Aktionen’) achter het front belagen. Het zou hier gaan om zorgvuldig geselecteerde manschappen, goed opgeleid en voorzien van springstoffen die logistieke kruispunten en marcherende troepen op het oog hadden. Tevens werd er in dat document de angst voor bacteriologische wapens uitgesproken. In de praktijk kwam de Poolse ondergrondse pas in de winter van 1939-1940 tot eerste bloei en was er voor die tijd meer sprake van nervositeit dan van een daadwerkelijke strijd met ondergrondse Poolse eenheden. Het XVIII. Legerkorps stelde vast:

‘Onze soldaten zijn uiterst nerveus en zien in elk bosje een sluipschutter’.

Orde en wanorde

De Duitse generaal Johannes Blaskowitz
De Duitse generaal Johannes Blaskowitz
In totaal constateerde generaal Johann Blaskowitz in de gevechtsweken 33 Duitse excessen tegen Polen die op het conto van de SS en SD kwamen. In werkelijkheid waren het er veel meer, zoals het boek Die Berichte der Einsatzgruppen aus Polen 1939 dat in 2013 onder redactie van Stephan Lehnstaedt en Jochen Böhler verscheen liet zien. De excessen hadden alles te maken met de groeiende macht van Himmlers SS-imperium. Niet alleen dienden er SS-Verfügungstruppe aan de verschillende fronten in Polen, maar SS-eenheden kregen ook strategische posities toegekend achter het front, als bewakings- en veiligheidseenheden. Het Duitse leger was simpelweg blij met iedere ondersteuning die men kon krijgen, hetgeen een adequaat ingrijpen tegen deze troepen belemmerde. Zo waren er naast de reguliere troepen van de Verfügungstruppe drie ‘Totenkopfstandarten’ actief, te weten ‘Oberbayern’, ‘Brandenburg’ en ‘Thüringen’. Volgens de historicus Martin Cüpers maakte vooral de Standarte ‘Brandenburg’ zich schuldig aan oorlogsmisdaden. De eenheid onder bevel van Paul Nostitz misdroeg zich in de plaats Wloclawek, alwaar onder andere de hoofdsynagoge in brand werd gestoken en later opgeblazen. Daarnaast waren er ook vijf ‘Einsatzgruppen’ actief, opgedeeld in twaalf commando’s, met een totale sterkte van 2700 man, die achter het front van de verschillende legers opereerden.

 

  • Einsatzgruppe I – SS-Brigadeführer Bruno Streckenbach
  • Einsatzgruppe II – SS-Obersturmbannführer Dr.Emanuel Schäfer
  • Einsatzgruppe III – SS-Obersturmbannführer Dr.Hans Fischer
  • Einsatzgruppe IV – SS-Brigadeführer Lothar Beutel
  • Einsatzgruppe V – SS-Standartenführer Ernst Damzog

Hier kwamen later nog eenheden bij, Einsatzgruppe VI en de Einsatzgruppe z.b.V. van vier politiebataljons onder bevel van SS-Obergruppenführer Udo von Woyrsch. De opstelling van deze laatste eenheid werd op 3 september 1939 bevolen, omdat men vreesde dat er in het aan Silezie grenzende deel van Polen opstanden zouden uitbreken. Hierdoor groeide het totaal uit tot zeven Einsatzgruppen en zestien Einsatzkommandos. Officieel waren de eenheden ingedeeld bij het leger, maar in werkelijkheid zwaaide Himmler de scepter.

De Einsatzgruppen waren in feite aan het warmdraaien voor hun meest bloedige handwerk, dat zij in de Sovjet-Unie zouden verrichten (de Holocaust door kogels). Dit gold ook voor de SS-cavalerie onder bevel van Hermann Fegelein die voor het eerst optrad in Polen en later in de Sovjet-Unie verschrikkelijk zou huishouden als onderdeel van de Kommandostab Reichsführer-SS in de Pripjatmoerassen. De relatief ongecoördineerde acties tegen Joden in de begindagen in Polen werden ook wel aangeduid ‘Blitzpogrome’.

HeinricSS-leider Heinrich Himmlerh Himmler
SS-leider Heinrich Himmler (Bundesarchiv, Bild 183-S72707 / CC-BY-SA 3.0)
Door het vaak eigenmachtige optreden van de SS en SD tegen ‘verdachte personen’ kwam het hier en daar tot wrijvingen tussen leger en Himmlers manschappen. Dit gebeurde onder andere op 28 september 1939 te Kerczyna. Het korpscommando XVIII. kreeg van een leraar, Michael Lemackiej uit Troszczianka, de tip dat de Poolse pater Ruczan uit Siekowa en enkele andere personen een verborgen Poolse compagnie zouden steunen, die zich schuilhield in de bossen. Zij zouden zich verzetten tegen het Duitse leger en de zaak ophitsen. In het gebied woonden echter ook Oekraïners die zich geïntimideerd voelden en bereid waren om de Duitse autoriteiten de weg naar de opstandige Polen te wijzen. Een eenheid van de politie, bataljon I./Pol.Rgt. 3, werd hiertoe ingezet. Deze kreeg ondersteuning van een eenheid van de SS. (Waarschijnlijk SD). Generalmajor Von Hingnez van het XVIII. Legerkorps had expliciet aangeven dat de verdachten voor het gerecht moesten eindigen. Korte tijd later kreeg hij echter van de Haupsturmführer van de SS te horen dat zeven verdachten, onder wie vier Joden, zonder enige vorm van rechtsspraak waren gefusilleerd. Von Hingnez reageerde verbolgen en SS-Obergruppenführer Weyrsch moest eraan te pas komen om de zaak te sussen. Aangezien deze geëxecuteerden niet op naam gezocht werden, bleek de SS-Haupsturmfüher conform de SS-regels gehandeld te hebben. Volgens Von Hingnez duurde het ‘onderzoek’ van de SS-Obergruppenführer slechts ‘enkele minuten’. De executies werden ook nog eens verricht op grond van geheel andere aanklachten en verdenkingen, als waartoe de operatie van de eenheid bedoeld was. De vier Joden waren wegens ‘woekerprijzen’ geëxecuteerd. De drie Polen waren door het Oekraïense volksdeel aangewezen, omdat zij sentiment maakten tegen de Duitsers.

Tevens maakte Von Hingnez melding van een eerder SS optreden (21 september) bij Sadowa Wisznia, ten westen van Lemberg, waar vanuit een huis geschoten zou zijn op de Duitse troepen. De achttien Joden die daar leefden werden vervolgens doodgeschoten. Ook deze zaak ging buiten iedere rechtsspraak om. Aangezien de SS-eenheid inmiddels niet meer onder het XVIII. Legerkorps viel, liet Von Hingnez het er verder bij. Deze gebeurtenissen mogen symptomatisch genoemd worden. Het leven van een Pool was niet veel waard en de Joden stonden er nog
slechter voor.

In Tomaczow, binnen het gebied van het 10de leger, werd ook een Poolse pater opgepakt, wegens het oproepen tot ‘Meuchelmord’. Het werd de bevolking te verstaan gegeven dat de geestelijke gedood zou worden bij ongeregeldheden, die daarna evenwel uitbleven. Op 10 september was het er wel tot een bloedig incident met Joden gekomen. Een Feldwebel werd door een Jood in de voet geschoten waarop deze direct werd geëxecuteerd. Daarop zou aan het marktplein vanuit meerdere joodse huizen ‘geschoten zijn’. Zeven personen werden daarop doodgeschoten.

Walter von Reichenau in 1934
Walter von Reichenau in 1934 (CC BY-SA 3.0 de – Bundesarchiv – wiki)
Zo was er ook een gruwelijke melding van het 9de Duitse leger aan de Heeresgruppe Süd, ondertekend door Von Reichenau persoonlijk op 20 september 1939, waarin de 29ste I.D. (mot.), onder bevel van generaal Joachim Lemelsen, melding maakte van de executie van vijftig joodse burgers op bevel van de Obermusikmeister Hermann Müller-John van de ‘Leibstandarte Adolf Hitler’. De officier beweerde op bevel van hogerhand te hebben gehandeld. Desalniettemin liet de commandant van de 29ste divisie (mot.) Müller-John vastzetten tot dat het een of ander was uitgezocht. Reichenau liet optekenen:

‘Ein Befehl höheren Ortes jüdischer Gefangene zu erschiessen, ist bei der Armee nicht bekannt’.

De SS-er Müller, de naam John was eigenlijk van zijn vrouw en toegevoegd, werd door Hitlers persoonlijke ingrijpen uiteindelijk van rechtsvervolging ontslagen en maakte verder carrière in de Waffen-SS. In mei 1945 schoot hij zijn vrouw en kinderen in de Oostenrijkse Alpen dood en deed een mislukte zelfmoordpoging. Een Amerikaanse soldaat gaf hem het ‘genadeschot’. Interessant is het feit dat dezelfde legerdivisie die de ‘Leibstandarte’ de maat nam, zelf verantwoordelijk was voor de dood van driehonderd Poolse krijgsgevangenen bij Ciepielow, nadat de commandant van de 11de compagnie door een sluipschutter was gedood.

“Orde en bandeloosheid gingen wonderlijk hand in hand.”

In andere gevallen kwam het wel tot rechtszaken, zoals tegen de Leutnant der Reserve Bruno Kleinmichel, militair bij de Luft-Nachrichten-Abteilung 8 die op 14 september voor het veldgerecht te Konskie moest verschijnen. Als gevolg van stress en nervositeit, en onder de indruk van het geweld, had de soldaat blindelings in een menigte vluchtende Polen geschoten, en werd medeschuldig geacht aan de dood van niet minder dan tweeëntwintig Polen. Hij kreeg één jaar gevangenisstraf. De dood van vier Duitse soldaten was daaraan voorafgegaan. Deze lagen opgebaard voor de kerk van Konskie. Hun graven werden gedolven door een vijftigtal Joden die men hiertoe verzameld had. Omdat zij veelal geen werktuigen hadden moesten zij met de blote handen graven. Ze werden hierbij getrapt en geslagen. Het ging er zo stevig aan toe dat zelfs de Duitse Ortskommandant, Major der Schutzpolizei Schulz, liet ingrijpen. Hij hield een kleine rede bij de graven, waarin hij stelde dat…

‘…de Joden weliswaar schuldig waren aan het kwaad in de wereld, maar dat de Duitse soldaat zich wel gedisciplineerd moest gedragen’.

Hierop werd gemeld dat de Joden naar huis mochten gaan, wat zij deden. Desondanks werden verschillenden opnieuw geslagen en sommigen het hemd van het lijf gerukt. Schreeuwend zetten zij hun tocht voort en stuitten op de vrachtwagen van Kleinmichel die net de bocht om kwam. Hij schoot vanuit het raam van zijn auto op de Joden, met als gevolg dat veel soldaten begonnen te schieten. Het eindresultaat was negentien doden, acht zwaargewonden. Het dodental liep later op tot tweeëntwintig man. Tot zijn verdediging liet Kleinmichel tijdens het proces weten dat hij…

‘…de Joden niet als zodanig had herkend en dacht dat het om vluchtende gevangenen ging’.

Dit was volgens de Duitse rechters niet erg waarschijnlijk, omdat een groot aantal van de Joden ‘witte baarden’ droeg. Het gerechtshof oordeelde dat Kleinmichel zich ‘onwaardig’ gedragen had. Orde en bandeloosheid gingen wonderlijk hand in hand. Terwijl in de ene plaats de huizen en synagogen in brand werden gestoken, werden elders Duitse soldaten gearresteerd, omdat ze in de plaatselijke Poolse horeca niet voor hun koffie hadden betaald. Dit laatste gebeurde bijvoorbeeld bij manschappen van een pionierseenheid waar onder andere Heinrich Weyermann werd gearresteerd nadat hij bij Hotel Bristol in Kielce in de buurt een horecabedrijf had bezocht. Hij werd opgepakt door manschappen van de gendarmerie (3. feld.gend.komp. 682) die de man naar de gelegenheid terugbrachten voor herkenning. Ook werd er tegen plundering opgetreden, zoals bij slot Helenow, na een klacht van landheer Wladislaus Botkowska en bij juwelier Chaim Lewinberg in Pruszkow. Op 8 september ging er vanuit de Heeresgruppe Süd de melding uit dat er ‘door soldaten geplunderd werd in het gebied achter het front’. Tevens werd gemeld dat in enkele gevallen ‘gevangenen onmenselijk geslagen werden’.

‘Beide zaken zijn niet verenigbaar met de eer van het Duitse leger’.

Ernstig was ook de aanklacht tegen Franz Rothe, Siegfried Baudisch en Andreas Kerner, die ook werden aangehouden door het 3. feld.gend.komp. 682 wegens beroving, mishandeling en verkrachting. In een rapport, opgesteld op 28 september 1939, werd de beschuldiging geformuleerd. De drie mannen waren de woning van de Jood Szia Kaufmann binnengedrongen toen het gezin lag te slapen. De man werd mishandeld, geslagen, de baard afgeschoren en moest kikkersprongen maken. De dochter Hinda Kaufmann werd door de drie mannen aangerand en verkracht onder bedreiging van een pistool. Tevens werden winkels, ook van Joden, beroofd en werden onder andere mevrouw Golda Preis en koopman Selman Masasch hier het slachtoffer van. Het speelde zich allemaal af in Buskow en de Duitse militairen behoorden tot het pantserregiment 31 van de 5de Pz.D. De Joodse slachtoffers werden gehoord als getuigen.

Einsatzgruppen

De meest systematische onderdrukking ging uit van de Einsatzgruppen. Hun rol is pas sinds 2013 door de publicatie van documenten tussen juli/augustus 1939 en 17 november 1939, door Stephan Lehnstadt en Jochen Böhler, voor een breder publiek inzichtelijk geworden. Voor die tijd bestond er slechts een communistische uitgave uit 1971 met de documenten, waarin echter uitgebreid censuur was toegepast. Het ‘Reichssicherheitshauptamt’ in Berlijn had een intensief rapportagesysteem opgezet, waardoor coderapporten over de verrichtingen en observaties van de Einsatzgruppen aan Berlijn gerapporteerd werden. Dit werd Sonderreferat (‘Unternehmen’) ‘Tannenberg’ genoemd, een verwijzing naar de twee historische veldslagen in 1410 en 1914 bij deze Oost-Pruisische plaats. Uit deze rapportages werd tweemaal daags een rapport samengesteld. Vanaf 23 september werd dit eenmaal daags, gezien de snelle Duitse overwinning. Interessant was dat deze rapportages niet in eerste plaats over de Joden gingen, maar zich vooral bezighielden met het lot van de Volksdeutschen en de positie van de katholieke kerk, die als een dragende pijler van het ‘Polentum’ werden gezien en dus als zeer gevaarlijk. In totaal werd er 82 keer gerapporteerd en werden deze stukken door Lehnstadt en Böhler nog aangevuld met enkele tientallen andere belangrijke stukken, zodat een goed overzicht ontstond. Op 6 oktober stopte de verslaglegging via ‘Tannenberg’ en werd deze afdeling ondergebracht in het Polen Referat Akt IV van het Reichssicherheitshauptamt. De Einsatzgruppen zelf werden op 20 november 1939 (tijdelijk) opgeheven.

In de rapportages is reeds zichtbaar hoe bedrijven onteigend werden en de eerste getto’s tot stand kwamen. Bij ‘Unternehmen Tannenberg’ werd er intensief samengewerkt met de Volksdeutschen, die hiertoe al in 1938 door de SD geronseld waren. Zij maakten hierbij gebruik van de zogenaamde ‘Volksdeutscher Selbstschutz’. Deze organisatie stond onder leiding van Ludolf von Alvensleben. De SS verstrekte lange lijsten van Polen in het ‘Sonderfahndungsbuch’ die ‘een gevaar zouden vormen’ en die vaak in wilde acties gearresteerd of vermoord werden. De Selbstschutz werkte vaak samen met de ‘Einsatzgruppen’. Von Alvensleben werd voor zijn acties beloond met een positie in de persoonlijke staf van Himmler. Later was hij actief bij de partizanenbestrijding in Oekraïne en op de Krim. Na de oorlog week hij uit naar Argentinië.

De Poolse oorlog - Perry Pierik
De Poolse oorlog – Perry Pierik
Vanaf de zomer van 1941 waren er wel opvallende verschillen tussen de Poolse meldingen en dezelfde type ‘Meldungen’ uit de Sovjet-Unie. Daarin werden zonder omhaal de moordpartijen op de Joden vermeld. In de Poolse rapporten, die na 1945 uit de burelen van de Amtschef SS-Brigadeführer Heinz Jost van de Abteilung VI (SD Ausland) werden buitgemaakt, werd daar weinig over geschreven. Dit is waarschijnlijk ook de verklaring waarom de Russische rapporten als ‘geheim’ werden gekwalificeerd, terwijl de Poolse rapporten dit stempel niet droegen. Dat de moorden niet benoemd werden hield nog niet in dat deze niet hadden plaatsgevonden. Volgens de historici Stephan Lehnstaedt en Jochem Böhler zouden tot het voorjaar van 1940 ongeveer 60.000 mensen het slachtoffer zijn geworden van de Einsatzgruppen. Bij dit laatste moeten kanttekeningen geplaatst worden, want tegen die tijd waren de Einsatzgruppen niet meer actief en moet hier dus sprake zijn van andere daders.

~ Perry Pierik

Boek: De Poolse oorlog
Ook interessant: 1939 – De oorlog die niemand wilde
…of: Polen eeuwenlang speelbal van buitenlandse grootmachten

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

Dr. Perry Pierik is historicus en promoveerde op het onderwerp van de geopolitiek. Hij schreef tientallen boeken over historische onderwerpen. Hij kreeg voor zijn werk als auteur en uitgever de Civis Mundi prijs.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×