Dark
Light

Sporen van mennonieten in de Wisla-delta in Polen

4 minuten leestijd
Aandacht voor waterwipmolens in het museum van Nowy Dwor.
Aandacht voor waterwipmolens in het museum van Nowy Dwor. - Foto: Lex Veldhoen
In een eerder artikel stond Lex Veldhoen stil bij de sporen van Nederlandse mennonieten in de omgeving van Gdańsk in Polen. Hij vervolgt zijn reis:


Wars van nieuwlichterij

Ik reis verder naar de Wisla-delta, opnieuw op zoek naar sporen van de mennonieten in dit ‘buitengebied’. En die zijn daar zeker te vinden. De mennonieten maakten zich geliefd in dit moerassige stroomgebied met vruchtbaar rivierslib, die zorgde voor een welvarende akkerbouw met vette oogsten. Goederen- en personenvervoer vond grotendeels over water (of op ijs) plaats. Er ontstonden Hollanderdorfer en het gebied oostelijk van Gdańsk kreeg de naam Klein-Holland.

In vrijwel autonome dorpen met Hollandse schouten en dijkgraven prevaleerde het ‘Hollanderrecht‘. Alleen al het stadje Tiegenhof (Nowy Dwór Gdański) telde in 1650 218 Nederlandse boerderijen. In Elbląg, Elbing en Graudenz waren veel leidende posities in handen van mennonieten, die zich zelfs tot bij Warschau vestigden.

Een Hollands landschap langs de Wisla bij Tczew
Een Hollands landschap langs de Wisla bij Tczew – Foto: Lex Veldhoen

In het stadje Tczew staat nog een windmolen.
Windmolen in het stadje Tczew. – Foto: Lex Veldhoen

Veel Mennionieten trokken in de volgende eeuwen weg, maar in Noord-Polen is de invloed van achtergebleven immigranten ook nu nog merkbaar. Zo groef de Duitse Georg Steenke rond 1850 het Elbląg kanaal met een unieke waterbouwkundige constructie, waarbij scheepjes in rijdende rekken hoogteverschillen overbrugden. En het bijzondere is: het systeem functioneert nog steeds.

Het unieke systeem van Steenke om scheepjes hoogteverschillen te laten overbruggen.
Het unieke systeem van Steenke om scheepjes hoogteverschillen te laten overbruggen. – Foto: Lex Veldhoen

In het stadje Tczew staat nog een molen en als je naar de Wisła rijdt je een Hollands landschap binnen, alsof je door weilanden bij IJssel, Lek of Waal rijdt met zomerdijken (ooit aangelegd door mennonieten) en daarachter (nu) hogere winterdijken. Bij een zomerdijk groeien ongeknotte wilgen en in de verte ligt een stalen boogspoorbrug. Er vlakbij, in dorpje Stogi, verwijst een bordje naar een mennonieten-kerkhof: Cmentarz mennonicki. Er staan zuilachtige grafstenen, sommigen beschadigd, bij andere zijn delen van namen en teksten nog leesbaar:

Julius Harder van Heubuden, Maria Penner, geboren Dijk, Ruhet in Gott der Hofbesitzer aus…

De Mennonieten-begraafplaats bij Stogi.
De Mennonieten-begraafplaats bij Stogi. – Foto: Lex Veldhoen

Een Langhaus, afgeleid van de Hollandse kop-hals-rompboerderij.
Een Langhaus, afgeleid van de Hollandse kop-hals-rompboerderij.

Achterin staan negen zerken op een rij. Op één ervan is een wit kunststof bordje aangebracht, waarop staat dat de familie Entz hier nog in 2005 vanuit Colorado in de Verenigde Staten bijeen is gekomen bij de voorouders. Het museum van Nowy Dwór is deels gewijd aan de mennonieten. Bij binnenkomst staan er grote onderdelen en een diorama van een wipwatermolen opgesteld. Conservator Łukasz Kępski vertelt dat mennonieten vaak als dijkwachters verantwoordelijk waren voor het drooghouden van een gebied. Er zijn allerlei gebruiksvoorwerpen uitgestald, er staat een etalagepop, gekleed met sobere mennonietendracht in diverse bruintinten, een wit kapje op het hoofd en er hangen tekeningen van een mennonieten-variant op de kop-hals-rompboerderij, Langhaus geheten, waarbij het woonhuis (de kop) kleiner is dan het tussendeel met rookkeuken en kaasmakerij; de stal is het grootst.

Een rijke, met de hand geïllustreerde pagina uit het Kerken-Buch in het museum van Nowy Dwor
Een rijke, met de hand geïllustreerde pagina uit het Kerken-Buch in het museum van Nowy Dwor. – Foto: Lex Veldhoen
Bij een oude platenspeler liggen vergeelde platenhoezen van Anna, een zangeres die met haar mennonietenfamilie naar Oekraïne verhuisde. De negentiende-eeuwse firma Stobbe uit Nowy Dwór was beroemd om een sterk drankje en er werd kaas door mennonieten geproduceerd. In Żelichowo worden in een restaurant sinds enige jaren zelfgemaakte kaas en gerechten uit een teruggevonden mennonieten-kookboek geserveerd. Kepski:

De mennonieten hielden er een ‘dubbele moraal’ op na. Ze dronken geen alcohol, maar stookten wel voor anderen, wilden als pacifisten niet vechten, maar legden wel vestingen aan.

Hij toont een financieel jaarboek van mennonietengemeente Tiegenhagen en een Kerken-Buch met prachtige, met de hand ingekleurde illustraties. Omdat mennonieten aanvankelijk geen kerken mochten bouwen, hielden ze hagenpreken buiten, in hun eigen huis of in de stal. Net buiten de stadsmuren van Gdańsk bouwden Friese mennonieten hun eerste kerkje in 1638.

De schuilkerk in een patriciërspand met trapgevel in Elblag.
De schuilkerk in een patriciërspand met trapgevel in Elblag. – Foto: Lex Veldhoen
In Elbląg toont Jerzy Domino, conservator bij Monumentenzorg van die stad, een schuilkerk (Jedes Haus ein Haus Gottes), die in 1590 werd geopend in een patriciërspand met trapgevel, bewoond door Joost van Kampen en zijn familie. Bouwhistoricus Jerzy Szalygin, verbonden aan het Instituut voor Erfgoed in Warschau schreef een boek over Holender-huizen en dorpen en vertelt dat veel mennonieten op het platteland een kleiner huisje hadden aangebouwd voor de ouders die bij hun kinderen bleven wonen.

Hij schat dat het totale aantal mennonieten-dorpen in Polen 3000 was, rond Warschau 80. Een huidige chique wijk daar, Saska Kępa, was ooit een zelfstandig mennonietendorp. De mennonieten trokken steeds verder landinwaarts. Mede door een goed waterbeheer konden ze op den duur ook teer en potas (bijproducten van houtskoolbranderijen; belangrijk in glas- en textielindustrie) via rivieren en zee verhandelen.

Mennonietendracht in het museum van Nowy Dwor.
Mennonietendracht in het museum van Nowy Dwor. – Foto: Lex Veldhoen
Leden vooral de mennonieten in Gdańsk als handelslieden onder protectiemaatregelen, rond 1790 werden alle mennonieten in Noord-Polen onder de Pruisische Friedrich Wilhelm beknot (geen vrijstelling van dienstplicht meer afkopen, hogere belastingen, bemoeilijkte landaankopen). Het werd voor hen steeds aantrekkelijker in te gaan op een manifest uit 1763 van de Russische tsarina Catharina II en zich noordelijk van de Krim te vestigen, op gratis te verwerven landbouwgrond. Er ontstonden tientallen dorpen langs Dnjepr en Wolga. Maar rond 1870 werd het daar ook onaantrekkelijker, mede door invoering van de dienstplicht. Meer dan vijftienduizend mennonieten vertrokken vervolgens naar de Verenigde Staten.

In het boek De Fehrs, Kroniek van een Nederlandse mennonietenfamilie van Arlette Kouwenhoven wordt het mennonietengeslacht De Veer gevolgd op hun omzwervingen, van Nederland naar Polen in de zeventiende eeuw. Zo maakte Gijsbert de Veer in Gdańsk brokaat- en goudborduursels voor kledij van de plaatselijke adel. Zijn nageslacht leeft nu, na verdere omzwervingen (Oekraïne en Canada) voort onder de naam Fehr in Mexico.

De mennonieten zijn, net als Amish, wars van nieuwlichterij; ze rijden bijvoorbeeld in koetsjes en spreken als voertaal een Nederduitse verbastering (Plautdiets). Er leven nu verspreid over de wereld circa 1,4 miljoen doopsgezinden, waarvan het merendeel Mennoniet is.

Boek: De Fehrs. Kroniek van een Nederlandse mennonietenfamilie

×