Het was de bedoeling dat alles wat herinnerde aan Adriaan Koerbagh (1633-1669) voorgoed van de aardbodem zou verdwijnen. In 1668 werd hij wegens godslastering veroordeeld tot tien jaar rasphuis in Amsterdam. Al zijn boeken werden vernietigd. Hij stierf een jaar later.
Zijn misdrijf: hij had een boek geschreven, Een Ligt schijnend in Duystere Plaatsen, waarin hij blijk gaf belangrijke onderdelen van de algemeen aanvaarde christelijke leer niet te onderschrijven. Koerbagh maakte korte metten met het geloof in de schepping van hemel en aarde uit het niets, geloofde niet in de goddelijkheid van Jezus en dus ook niet in de Heilige Drieëenheid (Vader, Zoon en Heilige Geest). De hel, die iedere gelovige – dat was toen bijna iedereen – angst aanjoeg, was een heidens verzinsel.
Het boek was nog niet verschenen. Toen drukker Van Eede in Utrecht tot pagina 176 gevorderd was besefte hij dat hij politiek-theologisch dynamiet in handen had. Hij gaf Koerbagh aan als auteur van het kritische werk, wellicht uit angst dat hij zelf gepakt zou worden voor medeplichtigheid.
Koerbagh was toen al uitgeweken naar de vrijstad Culemborg, omdat de Amsterdamse grond hem te heet onder zijn voeten was geworden na zijn vrijmoedige uitleg van Bijbelse termen in een eerder werk, Een Bloemhof van allerley liefljkheid sonder verdriet. Maar een ‘vriend’ verraadde zijn schuilplaats voor 2000 gulden. Koerbagh werd van zijn bed gelicht en al negen dagen later tot volstrekte vergetelheid veroordeeld.
Dat we nu, 350 jaar na zijn dood, toch op de hoogte zijn van zijn theologische filosofie is te danken aan het feit dat van de Bloemhof (1668) en een uniek eerder werk, Nieuw woordenboek der regten (1664) met een originele vertaling van gerechtelijke termen in het Nederlands, exemplaren in wetenschappelijke bibliotheken terecht zijn gekomen.
‘Een Ligt’ ontrukt aan de vergetelheid
Het voortbestaan van Een Ligt danken we aan het feit dat de rechtbank voor zijn proces twee exemplaren nodig had van de drukproef en het manuscript; nu in bewaring bij het Haagse museum Meermanno. Het werk werd herontdekt door de Belgische historicus en filosoof Hubert Vandenbossche (1940), die begin jaren zeventig werd getroffen door de originaliteit van de filosofie van Adriaan Koerbagh. Hij begon aan een sisyfusarbeid door de twee museumexemplaren pagina na pagina ouderwets te fotograferen, daarna over te typen en uiteindelijk te stencilen in vijftig exemplaren van totaal 735 pagina’s, alles voor eigen rekening. Daarmee ontrukte hij Koerbagh aan de vergetelheid. Pas in 2014, 346 jaar na de destructieve rechtszaak, kwam het werk voor een groot publiek beschikbaar (Uitgeverij VanTilt).
Geestverwant van Spinoza
Dit jaar is het 350 jaar geleden dat Koerbagh stierf, na een jaar gevangenschap in het Willige Rasphuis in Amsterdam. Hij behoorde tot een kring van bevriende filosofen rond tijdgenoot Baruch Spinoza (1632-1677), een Portugese Jood die naar Nederland was uitgeweken, met wie hij het idee deelde dat God niet buiten de wereld bestond, maar zich juist manifesteerde ìn de wereld. Voor het Spinozahuis in Rijnsburg is dat aanleiding voor een tentoonstelling over leven en filosofie van Adriaan Koerbagh.
Koerbagh blijkt niet, zoals de bedoeling was, van de aardbodem te zijn verdwenen. Maar de rechters zijn er wel in geslaagd om zijn religieuze filosofie uit het kerkelijk landschap te elimineren. Wellicht had hij bij leven leiding gegeven aan het ontstaan van weer een heel nieuw, vrijmoedig kerkgenootschap, maar sinds de Gouden Eeuw is geen enkele theoloog tot dezelfde conclusies gekomen. Varianten van de Apostolische geloofsbelijdenis van ca. 170 na Christus staan overal nog stevig overeind, terwijl intussen nog maar de helft van de volwassen bevolking van Nederland behoort tot een kerkgenootschap of levensbeschouwelijke groepering.
Bron van geluk voor iedereen
In de populaire en wetenschappelijke publicaties tot nu toe lag de nadruk op het gruwelijke lot dat de ‘profaen ende goddeloese’ Adriaan, ‘godslasteraer’, over zichzelf had uitgeroepen met zijn ‘duivelse’ en ‘ketterse’ denkbeelden die hij met ‘helsche inkt’ had vastgelegd, en het gruwelijke lot waaraan hij was ontsnapt omdat schout Cornelis Witsen eerst had geëist dat zijn tong doorboord zou worden met een ‘gloeyende priem’ en dat zijn rechter duim zou worden ‘afgehouwen’, zodat hij er met tien jaar tuchthuis nog genadig af kwam. Filosofe Hannah Laurens vindt dat daarmee een eenzijdig beeld van Koerbagh wordt geschetst.
“Enerzijds is er de negatieve, destructieve Adriaan, die zich fel afzet tegen de dogma’s van de traditionele christelijke kerk; anderzijds is er de positieve, constructieve Adriaan die met zijn originele ideeën een uiterst eigenzinnige en verrassende bijdrage levert aan de radicale filosofie van de vroege Verlichting.”
Ze werkt dat uit in haar ‘Inleiding tot de filosofie van Adriaan Koerbagh’: De rede: bron van geluk voor iedereen. Het is een bijna onmisbare toelichting op Het licht dat schijnt in duistere plaatsen, omdat ook de geïnteresseerde lezer al gauw de weg kwijt raakt door de originele kijk van Koerbagh op de gebruikelijke christelijke denkbeelden.
Duivels werk
Taalhistoricus Ewoud Sanders, die zijn hele bibliotheek digitaliseerde en waarschijnlijk beschikt over de grootste bronnencollectie van Nederland, stuitte bij toeval op de naam van Koerbagh in een boek uit 1914 over verboden boeken in de Republiek der Verenigde Nederlanden. Hij ontdekte de Bloemhof in een bibliotheek, stuitte ook op de studie van Hubert Vandenbossche en werd getroffen door het feit dat Adriaan het enige Nederlandse woordenboek schreef dat ooit verboden werd. Hij gaf een bloemlezing uit de religieuze denkwereld van Koerbagh in ‘Woorden van de Duivel’ (1990) dat alleen nog antiquarisch verkrijgbaar is.
Bart Leeuwenburgh ontrukte Koerbagh pas echt aan de vergetelheid door in 2013 diens levensverhaal te vertellen in Het noodlot van een ketter, waarin vooral de meedogenloze rechtspraak de aandacht trok, die dreigde onwelgevallige meningen tot zwijgen te brengen door het slaan van een priem door de tong van de verdachte. Leeuwenburgh ontrafelt het hele leven, de wetenschappelijke omgeving en de filosofie van Koerbagh, maar Hannah Laurens mist in zijn boek ‘een toegankelijke uiteenzetting van Koerbaghs positieve bijdrage aan de vroegmoderne radicale verlichtigsfilosofie’. Intussen was de tijd rijp voor een hedendaagse vertaling van Het Ligt, dat in 2014 verscheen als Een licht dat schijnt in duistere plaatsen.
‘Nieuwe en vreemde opvattingen onderzoeken’
Hannah Laurens probeert de denkwereld en de theologie van Adriaan Koerbagh toegankelijk te maken. Ze constateert dat hij met Een Ligt uitdrukkelijk de bedoeling had het politieke en godsdienstige debat van de dag te beïnvloeden. Hij is zich ervan bewust dat hij ‘nieuwe en vreemde’ opvattingen ontwikkelt en nodigt de lezers uit die met een ‘open, onbevooroordeelde blik’ te onderzoeken.
Koerbagh wist al, door de conservatief-theologische reacties op De Bloemhof. dat zijn werk op heftige kritiek zou stuiten – hij nam niet voor niets de wijk naar Culemborg – maar vertrouwde dat hij uiteindelijk met een beroep op de godsdienstvrijheid in het tolerante Nederland kon rekenen op steun van weldenkende politici. Maar ‘hij werd het zoveelste slachtoffer van de vervolging en het geweld waar hij zich in Een Ligt juist zo fel tegen keert’, constateert Hannah Laurens:
“[De geestelijken hitsen] de wereldlijke machten tegen elkaar op, zowel kleine als grote, onder het voorwendsel van godsdienstige belangen. Zij leren hen elkaar te haten, schelden, lasteren, vervloeken, beschuldigen, verdoemen en om te brengen. […] Wat een wrede vervolgingen en wat een vervloekte broedermoorden hebben zij gepleegd! O gruwel! O gruwel der gruwelen! Mijn hart is bang en koud wanneer ik zulke dingen hoor en lees. En dit gebeurt allemaal onder het mom van de godsdienst en de godsdienstijver. O God! O God! Zou u, God van vrede en zachtmoedigheid, behagen scheppen in zulke vervloekte, bloedige slachtpartijen? Zou u, o God! die de rede is of de oorsprong van de rede, behagen scheppen in zulke onredelijke daden?”
Weldenkende mensheid laat boodschapper alleen
Koerbagh, die gruwelt van geweld in naam der godsdienst, werd hierdoor zelf juist zwaar getroffen. De weldenkende mensheid liet hem volledig in de steek. Want juist in deze periode begon de tolerantie uit Nederland te verdwijnen. Blijkens haar uitvoerige literatuurlijst is het verslag over de ‘Procedures teghens Adriaen Koerbagh en deszelfs broeder Joannes, weghens Godslasteringhe’, ontleend aan de papieren van de Amsterdamse regent Hans Bontemantel’ (1613-1688) in 1839. Bontemantel was een aanhanger van raadspensionaris Johan de Witt en werd in 1672, drie jaar na de dood van Koerbagh, uit al zijn ambten ontslagen. De politieke en religieuze omslag die aan het einde van het eerste stadhouderloze tijdperk (1650-1672) het gevolg was van de opkomst van de Oranjegezinden en prins Willem III, en die onder veel meer leidde tot de gruwelijke moord op de gebroeders De Witt, was volop aan de gang. In zijn resterende levensjaar moet Koerbagh zich elke dag hebben afgevraagd waar het was misgegaan.
Rede toegangspoort tot kennis
‘Mensen, denk na!, laat je niet bedotten!’, lijkt af te spatten van elke pagina in het werk van Adriaan Koerbagh. Hannah Laurens gaat uitvoerig in op zijn kennistheorie; het verschil tussen weten en geloven: alleen de rede biedt zekerheid, die is goddelijk en oneindig, net als God. Hij heeft de overtuiging dat daarmee alles goed zal komen:
“Ziet u nu wel, weersprekers en tegenstanders van de rede, hoe helder en waar het is dat men de rede in alle kwesties, zowel geestelijke als politieke en ook natuur-wetenschappelijke, moet volgen en gehoorzamen, en dat ze nergens van kan worden uitgesloten? Begrijpt u nu dus dat de rede in alles rechter moet zijn?”
Volgens Koerbagh zou de rede niet alleen tot kennis leiden, maar ook tot geluk en verlossing.
‘Filosofie Koerbagh relevanter dan ooit’
Hannah Laurens constateert dat Koerbagh niet alleen een strijdende maatschappij-criticus was maar ook een weldenkend filosoof met een volwaardig alternatief, dat er 350 jaar op moest wachten totdat het werd geopenbaard in een intussen deels atheïstische wereld die er geen boodschap aan heeft. ‘Koerbagh heeft op geen enkele manier invloed op de Verlichting gehad’.
“Vandaag de dag is Koerbaghs filosofie misschien wel relevanter dan ooit. Juist nu, in tijden van toenemende polarisatie en nepnieuws, kunnen we nog veel van Adriaan leren en zijn ‘Ligt’ laten schijnen. Koerbagh roept op om zelf kritisch en logisch na te denken en niet klakkeloos aan te nemen wat er beweerd wordt. Dat is zeker van toepassing op de huidige berichtgeving in de media. Of het nu gaat om de uitspraken van een correspondent of van een president, we kunnen er in beginsel nooit helemaal van op aan dat er geen feiten verdraaid worden of dat er geen onwaarheden worden verkocht (…)
Voor het onderscheiden van waarheidsgetrouwe kennis, zegt Koerbagh, heb je een kritische blik nodig en het is aan iedereen om die zelf te ontwikkelen. (…) Goed onderwijs, waarbij het rationele geleerd en gestimuleerd wordt, is cruciaal voor een goed opgeleid en weldenkend volk.”
Volgens Hannah Laurens laat het lot van Koerbagh de kwetsbaarheid zien van het tolerante Nederland van de zeventiende eeuw. Ze waarschuwt ervoor dat ook in onze tijd de vrijheid kwetsbaarder is dan we misschien denken.
‘De rede wordt verwaarloosd. We vallen terug op bangmakende oneliners. Laten we ervoor waken niet terug te glijden naar een intolerante maatschappij en Koerbaghs boodschap ter harte nemen’.
Boek: De rede: bron van geluk voor iedereen – Een inleiding tot de filosofie van Adriaan Koerbagh 1633-1669
Ook interessant: Hoofdstuk over ‘Goed en Kwaad’ in ‘Een licht dat schijnt in duistere plaatsen’
Tentoonstelling Spinozahuis: ’Eerherstel voor een Dwarse Denker’