Op 8 mei 1945, toen nazi-Duitsland zijn onvoorwaardelijke overgave tekende, controleerden Duitse troepen nog verschillende stukken van Europa. Eén ervan was het Letse schiereiland Koerland, waar ingesloten en verschanste Duitse eenheden samen met Letse en buitenlandse strijders meer dan een half jaar lang, zelfs tot na de officiële capitulatie, stand hielden tegen maar liefst zes Sovjet-offensieven.
Koerland, het ‘hoorntje’ van Letland net boven Litouwen, maakte voor de oorlog deel uit van de onafhankelijke republiek Letland voor die in juni 1940 bezet werd door de stalinistische Sovjet-Unie, in de zomer van 1941 door nazi-Duitsland en vanaf de zomer van 1944 weerom door de Sovjet-Unie. Vanaf dat moment bleef het samen met de rest van Letland deel van de Sovjet-Unie, tot Letland in 1990 weer onafhankelijk werd.
Omstreeks 1935 telde het gebied zo’n 290.000 inwoners, waarvan zo’n tachtig procent etnisch Lets waren. De klasse van landbezitters en de elites in Koerland bestonden tot een eind in de twintigste eeuw evenwel uit families van Duitse origine, en de havensteden aan de Baltische Zee waren taalkundig en cultureel sterk verduitst. Tal van locaties hadden lang voor de oorlog zowel een Duitse als een Letse plaatsnaam.
Ingraven
De slag om Koerland begon toen een groot deel van de Duitse Heeresgruppe Nord (‘Legergroep-Noord’) tijdens het Baltisch offensief van het Sovjet-leger in de zomermaanden van 1944 in Koerland afgesneden raakte van de rest van de terugtrekkende Duitse troepen en van elke landverbinding naar Oost-Pruisen en de rest van het Duitse rijk. Die legergroep had eerder deelgenomen aan de nazi-Duitse inval in Polen van 1939 en aan de inval in de Sovjet-Unie in 1941. In Koerland raakte ze, zoals dat toen in het Duitse militaire jargon heette, eingekesselt ‒ ‘ingeketeld’.
Met de rug naar de Baltische Zee en langs een frontlinie van zo’n 170 kilometer groeven de Duisters zich in de bossen, het moorlandschap en zelfs de steden van het Koerse schiereiland in. Zo kwamen in een gebied van circa 14.200 vierkante kilometer – ongeveer de helft van België − naast 400.000 Duitse, Letse en buitenlandse soldaten en hulptroepen ook zo’n 230.000 lokale bewoners en ongeveer 150.000 Letse, Litouwse en Belarussische vluchtelingen vast te zitten. De enige uitweg naar de buitenwereld liep via de Baltische zeehavens Liepāja (Libau in het Duits) en Ventspils (Windau). Aan de andere kant zaten ongeveer 429.000 soldaten uit de Sovjet-Unie.
“Het gebied ten zuiden van Libau (de haven waar zowat alle bevoorrading langs liep, red.) stond open als een schuurdeur”, schreef Karl Brockmann, die in Koerland bij de genietroepen diende, in een later boek over zijn belevenissen.
‘Ardennenoffensief van het oostfront’
Aanvankelijk wilde de Duitse legerleiding het in Koerland zo lang uitzingen tot een maximum aantal soldaten en naziambtenaren per schip naar de Duitse Baltische havens van Königsberg en Danzig konden worden geëvacueerd. Maar al snel kreeg Adolf Hitler de waanidee om van wat hij de ‘Koerlandvesting’ noemde, het bruggenhoofd voor een soort ‘Ardennenoffensief van het oostfront’ te maken, naar analogie met het offensief in België, de Duitse Nordeifel en Luxemburg waar de Duitsers in de winter van 1944-1945 de Amerikaanse opmars tot staan brachten en tijdelijk konden terugdringen. Koerland moest in die optiek ook de uitvalsbasis worden voor een nieuw soort onderzeeër die de Sovjet-marine uit de Baltische Zee zou drijven.
“In de nacht van de achttiende, toen ik nog een eindje door de nacht stapte, kwam ik bij een oud Duits landgoed aan”, schreef legerkapitein Erich Neuß op 21 augustus 1944, toe duidelijk werd dat zijn eenheid ingesloten zat, in een brief naar huis.
Tussen oktober 1944 en maart 1945 lanceerden de Sovjets in totaal zes offensieven op Koerland. Het derde offensief eind december 1944 was het hevigste en meest dodelijke. Jozef Stalin ging er aanvankelijk van uit dat de inname van het schiereiland hooguit een paar weken in beslag ging nemen. Toen dat anders uitdraaide, de Duitse weerstand een hardere noot om te kraken bleek dan gedacht en de verliezen aan Sovjet-kant behoorlijk begonnen op te lopen, werd een nieuwsembargo rond dit stuk Baltisch front ingezet om het moreel niet te ondermijnen. Pas na de instorting van de Duitse weerstand in mei 1945 mochten de Sovjet-media weer berichten over Koerland.
“Op een dag begonnen de Russen op (enkele honderden meters, red.) van onze stelling te zagen en hameren”, getuigde Herbert Flegel later over zijn frontervaringen als onderofficier in Koerland.
Onze greppel was hooguit een meter diep en door al de modder en het vuil kwamen we steeds hoger en minder beschermd te liggen. (…) De schuttingboomstammen slingerden overal rond en sommige van mijn kameraden werden er onder bedolven of raakten zwaar gewond. Ik zag geen uitweg en schoot een lichtkogel af om onze positie aan te geven aan de luchtmacht. Korte tijd later begonnen (Duitse, red.) jachtbommenwerpers (…) granaten en vlamolie af te werpen. (… ) Het schieten klonk alsof een roestige schuurdeur werd dichtgeschoven en wankelde over ons heen. Bij de eerste voltreffer werd het aan de andere kant muisstil.
SS-vrijwilligers
Naast Duitsers vochten ook zo’n tienduizend Letten van de 19. Waffen-Grenadier-Division der SS (lettische №2), en enkele duizenden Noorse, Deense en Zweedse SS-vrijwilligers en etnische Duisters uit Joegoslavië en Roemenië van het 11. SS-Freiwilligen-Panzergrenadier-Division Nordland in Koerland. De Duitsers kregen te maken met steeds sterkere wrijvingen met de Letse SS-vrijwilligers en andere plaatselijke hulptroepen die, in tegenstelling tot de Duitsers en de Nordlanddivisie, in hun eigen land en streek vochten. Nogal wat Letten die in de collaboratie waren gegaan deden dat uit haat tegenover de Sovjet-Unie en de lokale communisten die in 1940 hun onafhankelijkheid hadden afgenomen. Ze hoopten die met de hulp van nazi-Duitsland terug te krijgen. Maar al tijdens de nazibezetting bleek dat dit een illusie was. Koerland was immers één van de gebieden die waren uitgekozen voor intensieve Duitse kolonisering.
Ook aan Sovjet-kant vochten Letten mee, veelal manschappen die waren opgevorderd in de door de Sovjet-Unie bezette stukken van Letland. In sommige sectoren van het front waar beide groepen Letten tegenover elkaar kwamen te liggen, vielen de gevechten gewoon stil of kregen beide kampen te maken met desertie en muiterij. Begin maart heften de Duitse bezetters de civiele nazi-Duitse administratie in Koerland op, en vervingen ze die door bestuurders uit de Letse nationale beweging en vertegenwoordigers van de republiek Letland.
Het dagelijks leven van de burgerbevolking in de ‘ketel’ varieerde sterk van plaats tot plaats. Naar omstandigheden uiteraard waren plattelandsbewoners die ver genoeg van het front leefden, en diegenen die actief waren in de landbouw, veeteelt en visserij en dus in voedsel konden voorzien, nog het minst slecht af. In het frontgebied daarentegen waren de meeste dorpen, stadjes en infrastructuur vernield en het leven en alle economie ontwricht. Stadjes als Tukum en Priekule (Preekuln) die aan de frontlijn lagen wisselden een paar keer van bezetter en werden volledig verwoest.
In de havensteden was wel infrastructuur en kwamen nog een hele tijd tal van goederen per schip uit de buitenwereld aan. Er zaten evenwel ook heel wat vluchtelingen. De steden hadden ook geregeld te lijden onder de luchtbombardementen door de Sovjets. De Letse volkshulpcomités die zich om de vluchtelingen moesten bekommeren waren al snel door hun middelen, en er waren ook geen buitenlandse noodhulporganisaties actief. Veel vluchtelingen probeerden wanhopig op één van de vissersschuiten te geraken die naar het Zweedse eiland Götland voeren.
Ingestort thuisfront
Dat de Duitsers in het ‘Koerland-bruggenhoofd’ meer dan een half jaar zo verbeten stand hielden kwam slechts gedeeltelijk doordat ze met hun rug naar zee stonden. Een flink deel van de Duitse soldaten zat al aan het oostfront sinds de inval in de Sovjet-Unie van juni 1941. Volgens sommige historici had dat een sterke band gecreëerd binnen de ervaren eenheden. Bovendien leefde er een overtuiging dat de honderdduizenden Sovjet-manschappen die ze tegenover zich hadden staan niet naar Duitsland en vooral Oost-Pruisen en Pommeren konden zolang ze vastzaten in Koerland.
Naarmate Stalins troepen Duitsland zelf binnendrongen werden steeds meer Duitse eenheden en de Nordland-SS-divisie per schip uit Koerland geëvacueerd om hen onder meer in Pommeren en Oost-Pruisen in te zetten, tot in de lente van 1945 ook de havens van Danzig en Königsberg in handen van de Sovjets vielen. Het einde van de ‘Koerlandvesting’ kwam toen het nieuws arriveerde dat Duitsland op 8 mei gecapituleerd had, het thuisfront en het nazibewind compleet waren ingestort en dat Duitsland zelf bezet was. De nazi-propagandaradiozender in Libau ontkende aanvankelijk het bericht in alle toonaarden. Het duurde dus nog even voor alle stellingen en eenheden op de hoogte waren of minstens niet langer in ontkenningsmodus zaten.
“De avond viel en onze eerste luitenant beval ons om op te stappen uit het niemandsland”, vertelde de toen achttienjarige korporaal Friedrich Kaufmann die het einde meemaakte vlakbij het industriestadje Skrunda.
Wij hadden ons deze ontmoeting heel anders voorgesteld. We kwamen ook langs een oude stelling in een woud waar we in februari zaten (…) en waar nu kapotgeschoten (Sovjet-Russische tanks, red.) stonden. (…) Tegelijkertijd kwamen Russische soldaten uit een zijweg, met al hun wapens, veldkeukens, en al. Naarmate ze steeds dichterbij kwamen geloofden wij dat ze ons nu wel zouden aanvallen (…). (Maar) toen we ze passeerden, zwaaiden ze met hun mutsen, gooiden hun armen in de lucht, riepen: ‘De oorlog is eraan voor jullie, dames!’. Jolijt alom. Vervolgens gingen we naar een ontmoetingspunt waar een paar Russen onze wapens in ontvangst namen. Er lagen al bergen wapens. We gooiden de onze erop samen met helmen, patroontassen, gasmaskers… Dat was voor mij het einde van de oorlog in Koerland.
Opnieuw Sovjet-Letland
In Koerland sneuvelden uiteindelijk om en bij de 117.000 Duitse en 90.000 Sovjet-soldaten. Ongeveer 189.000 Duitsers werden krijgsgevangen gemaakt en naar werkkampen in Karelië en de Valdaï-heuvels in het noordwesten van Rusland gebracht. De laatsten keerden pas rond 1952-1953 terug naar Duitsland. Er kwamen ook zo’n 14.000 Letten in Sovjet-gevangenschap terecht − militaire collaborateurs, maar ook veel lokale jongens en mannen die niet hadden gevochten maar ‘uit voorzorg’ of als een soort collectieve straf werden opgepakt en in kampen werden opgesloten. Tot eind oktober 1945 trokken vissersschuiten met Letse en Litouwse vluchtelingen naar Zweden.
Tot in juli 1945 vonden nog schermutselingen plaats tussen Sovjet-eenheden en plaatselijke communistische burgerwachten, en geïsoleerde groepen Duitsers – vooral SS-manschappen − die zich in de bossen hadden verschuild, nog een laatste spectaculair wapenfeit wilden plegen of naar Oost-Pruisen wilden trekken. Onder de Letse legionairs die niet krijgsgevangen waren gemaakt slaagden sommigen er in om zich onder burgervluchtelingen te mengen en naar Zweden of het westen van Duitsland te ontkomen. Anderen sloten zich aan bij de anticommunistische verzetscellen die in heel Letland guerrilla bleven voeren tegen de Sovjet-bezetters en hun lokale handlangers. De Mežabrāļi of Woudbroeders, zoals ze gingen heten, bleven zeker nog actief tot omstreeks 1953. Ook hier ging de oorlog na 1945 op een bepaalde manier nog een tijd door.
Koerland zelf werd opnieuw deel van de Letse sovjet-republiek. De oude joodse en Koerland-Duitse bevolkingsgroepen, die voor de oorlog samen zo’n tiende van de bevolking van het gebied hadden gevormd, waren tijdens de oorlog uitgeroeid of gevlucht. Als onderdeel van het westelijke grensgebied van de Sovjet-Unie en gesitueerd als het is aan de Baltische Zee kwam het Koerse kustgebied onder een speciaal administratief regime. De naoorlogse wederopbouw, versnelde industrialisering en de uitbouw van defensie-infrastructuur bracht talrijke Russen, Belarussen en Oekraïners naar het gebied. In 1989 vormden zij zo’n derde van de bevolking.
Ober Ost: een vergeten kolonie in de Eerste Wereldoorlog
-Karl-Heinz Frieser, “Die Rückzugskämpfe der Heeresgruppe Nord bis Kurland», in: Karl-Heinz Frieser, Klaus Schmider, Klaus Schönherr, Gerhard Schreiber, Kristián Ungváry, Bernd Wegner, Die Ostfront 1943/44 – Der Krieg im Osten und an den Nebenfronten, 2007, Deutsche Verlags-Anstalt, pp. 623-678.
-Franz Kurowksi, Todeskessel Kurland: Kamp fund Untergang der Heeresgruppe Nord, 1944/45, Podzun-Pallas-Verlag, 2000, pp. 303.
-Rolf-Dieter Müller, “Das Baltikum im Zweiten Weltkrieg”, in: Bernd Lemke, Stefan Maximilian Brenner, Thomas Martinez Perez en Ole Christian Schneider, Baltikum. Wegweiser zur Geschichte, Ferdinand Schönigh Verlag, 2018, pp. 109-121.
-De geciteerde getuigenissen komen van de geschiedenisblog Kurland-Kessel 1944-1945 van Michael en Florian Molter, http://www.kurland-kessel.de/ . De vertalingen uit het Duits zijn van Bruno De Cordier.