Een bezoek aan een dierentuin is een plezierig uitje voor jong en oud. Aan de hand van opa en oma of met klasgenootjes tijdens een schoolreisje; hier ontstaan dierbare herinneringen. Oorlog is iets wat bij die vrolijke beleving eigenlijk niet past. Oorlogen stoppen echter niet bij de toegangspoorten van dierentuinen; niet in de zoo van Berlijn tijdens de Tweede Wereldoorlog, evenmin in andere dierentuinen gedurende diezelfde periode, noch tijdens latere oorlogen.
De meeste dierentuinen in Duitsland kenden tijdens de Tweede Wereldoorlog een lot dat vergelijkbaar was met dat van de Berlijnse zoo. Zo werd de Zoologischer Garten in Frankfurt am Main tijdens een nachtelijk bombardement op 18 maart 1944 vrijwel compleet verwoest. De roofkatten moesten afgeschoten worden, omdat hun verblijf in brand stond, evenals een tijdens het bombardement gewond geraakte olifant. De meeste dieren die toen nog in leven waren, stierven later als gevolg van kou, zodat uiteindelijk na de oorlog slechts twintig grotere exotische dieren overbleven. Tijdens het allesverwoestende bombardement op Dresden in de nacht van 13 op 14 februari 1945 werd ook de zoo in deze stad zwaar getroffen. Een oppasser herinnerde zich hoe hij na het bombardement met een collega de roofdieren moest afmaken. “Ik ging de moeilijkste taak van mijn leven tegemoet”, zo verklaarde hij hierover.
“We deden wat we moesten doen, maar het brak mijn hart. Ik stortte lichamelijk en geestelijk in. Alles wat er daarna gebeurde, was als in een roes.”
Warschau
Buiten Duitsland ontsprongen veel dierentuinen evenmin het oorlogsgeweld. Gedurende de Duitse inval in Polen in september 1939 werd de dierentuin van Warschau zwaar beschadigd door bombardementen door de Luftwaffe. Een koppeltje ooievaars zou toen losgebroken zijn en later door Italiaanse jagers in de bergen vlakbij Genua neergeschoten zijn. De dieren die het bombardement overleefden en niet ontsnapten, waaronder de in 1937 in de dierentuin geboren Aziatische olifant Tuzinka, werden door de Duitse bezetter buitgemaakt en overgebracht naar dierentuinen in het Rijk. De nazi’s gunden de bevolking van Warschau geen dierentuin, omdat ze de Poolse bevolking als inferieur zagen zonder recht op educatie en cultuur. Pas in 1948 werd de dierentuin heropend met driehonderd dieren, lokale soorten die allemaal geschonken werden door de bevolking van de stad. Het enige hoopgevende aspect aan de oorlogsgeschiedenis van de Warschause dierentuin was dat zoo-directeur Jan Zabinski en zijn vrouw Antonina in de lege dierentuin driehonderd Joodse onderduikers onderdak verleenden, waarvan de meeste de oorlog overleefden. Voor deze dappere daad van menslievendheid werd het echtpaar in 1965 door het Israëlische Holocaustinstituut Yad Vashem benoemd tot “Rechtvaardigen onder de Volkeren”.
Nederland
In Nederland vonden tijdens de Duitse inval in de Rotterdamse diergaarde soortgelijke taferelen plaats als in Berlijn en Warschau. Op 12 mei, twee dagen na de eerste dag van de Duitse invasie, richtte een Duits luchtbombardement met brisantbommen zware schade aan. Dieren met gruwelijke verwondingen liepen verdwaasd rond. Acht tijgers, zeven leeuwen en enkele jaguars moesten om veiligheidsredenen afgemaakt worden. Op 14 mei, de dag van het grote bombardement op Rotterdam, werd ook de diergaarde opnieuw getroffen. Enkele apen konden door verzorgers uit het brandende apenhuis gered worden, maar twee eerder gespaarde leeuwen kwamen in de vlammen om. Al voorafgaand aan de oorlog was men begonnen met het bouwen van een nieuwe dierentuin op een andere locatie in de stad, diergaarde Blijdorp, die op 7 juli 1940 in gebruik werd genomen en de oorlog goed doorkwam.
Beelden van de nieuwe Diergaarde Blijdorp (1940)
Een Nederlandse dierentuin die een niet minder onfortuinlijk lot ten deel viel, was Ouwehands dierenpark in Rhenen. Tot twee keer toe werd de dierentuin op de Grebbeberg door het oorlogsgeweld zwaar gehavend. Voorafgaand aan de Slag om de Grebbeberg in mei 1940 had directeur Cornelis Ouwehands op last van het Nederlandse leger met een zwaar gemoed zelf alle roofdieren doodgeschoten. Enkel een jonge ijsbeertweeling en hun moeder had hij weten te sparen. Tijdens de strijd tegen het binnenvallende Duitse leger zouden veel dieren omkomen, maar de ijsberen overleefden. Met nieuwe roofdieren die onder andere vanuit de Haagse Dierentuin afkomstig waren, werd de zoo op 18 juni 1942 officieel heropend, de dag dat ook het tiende jubileum werd gevierd. Tijdens de Duitse bezetting werd het dierenpark in 1943 door een recordaantal bezoekers bezocht.
Toen Rhenen vanaf oktober 1944 onder geallieerd vuur kwam te liggen, werden weer de roofdieren afgemaakt, dit keer door de Duitsers. De ijsbeertweeling werd niet gespaard. Andere dieren werden door plunderende Duitse militairen buit gemaakt. In februari 1945 volgde de evacuatie van de dierentuin: een groot aantal dieren werd losgelaten en opgedreven richting Veenendaal en vervolgens naar landgoed Hydepark in Doorn. Alleen de olifanten weigerden na herhaaldelijke pogingen om hun vertrouwde omgeving te verlaten. Het oorlogsgeweld tussen de Duitsers en de bevrijders, dat aanhield tot mei 1945, bracht opnieuw veel schade toe aan de dierentuin en de wederopbouw zou nog jaren in beslag nemen.
Londen
De zoo van Londen kwam de oorlog relatief ongeschonden door. Geen van de dieren zou omkomen door vijandelijke kogels of bommen. Het waren de eigen verzorgers die op 2 september 1939, een dag na de Duitse invasie van Polen, veertig giftige slangen en vele gevaarlijke bewoners uit het insectenhuis, zoals zwarte weduwen en schorpioenen, uit voorzorg afmaakten. Ook niet-gevaarlijke reptielen zouden worden gedood, uitgezonderd enkele alligators, komodovaranen en de twee grootste pythons. Waardevolle dieren, waaronder twee panda’s, werden geëvacueerd naar Whipsnade Zoo op het platteland. Hoewel de London Zoo op 3 september op last van de overheid gesloten werd uit vrees voor vijandelijke bombardementen, vond al op 15 september de heropening plaats. Alleen het aquarium bleef tot mei 1943 gesloten, mede vanwege de beheerskosten. Vele vissen werden afgemaakt of verhuisden naar een buitenvijver. Gedurende de oorlogsjaren zou de dierentuin slechts een week gesloten worden, omdat een niet ontplofte bom geruimd moest worden. Dalende bezoekersaantallen dwongen de zoo om het publiek om hulp te vragen. Bedrijven en particulieren werd gevraagd om dieren te “adopteren” en te betalen voor hun levensonderhoud. Na een oproep in de media werden grote ladingen eikels ingeleverd waarmee knaagdieren, apen en herten gevoerd werden. Tarwe en andere gewassen werden op het terrein gekweekt. Tijdens de Blitz, het Duitse bombardementsoffensief op Groot-Brittannië, werd de dierentuin meermaals getroffen door (brand)bommen, maar slechts met materiële schade tot gevolg. Bij een bombardement op 27 september 1940 ontsnapten een zebra en een Indische wilde ezel met haar veulen, maar erger dan dat werd het niet.
Tokio
De oorlogsgeschiedenis van Ueno Zoo in Tokio was een groot drama voor dierenliefhebbers. Na de Japanse aanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor op 7 december 1941 zou het nog tot 24 november 1944 duren voordat de Japanse hoofdstad voor het eerst door de Amerikanen gebombardeerd zou worden. Al op 1 juli 1943 had de gouverneur van Tokio echter het bevel gegeven om de wilde dieren in de zoo af te maken. Als formele reden werden veiligheidsredenen opgevoerd, terwijl in werkelijkheid propagandaredenen ten grondslag lagen aan het besluit. Door een groot offer te vragen van de populaire dierentuin wilde de gouverneur burgers wakker schudden. Hij wilde hen waarschuwen dat de oorlog zich niet veel langer ver van hun bed afspeelde en dat ook van hen offers gevraagd zouden gaan worden. In augustus en september 1943 werden in totaal zevenentwintig grote dieren gedood in Ueno Zoo. Veel dieren stierven een pijnlijke dood, omdat de dood niet meteen intrad na het eten van vergiftigd voedsel. Dieren werden doodgestoken met bamboelansen, gewurgd met touw of uitgehongerd. Vooral het lot van de drie olifanten in de zoo maakte een blijvende indruk. Ze werden uitgehongerd en stierven zo een langzame dood. Terwijl twee van de drie olifanten nog in leven waren, werd op 4 september een bizarre plechtigheid georganiseerd voor de “dierlijke martelaren”, die bijgewoond werd door hoogwaardigheidsbekleders, kinderen en boeddhistische monniken. Bij een altaar werden bloemen gelegd en offers in de vorm van de lievelingshapjes van de dieren. Een monument in de dierentuin herinnert tegenwoordig nog aan hun lot.
Leningrad
Hoopvoller is het verhaal van de dierentuin van Leningrad, het tegenwoordige Sint-Petersburg in Rusland. De stad werd van 8 september 1941 tot 27 januari 1944 belegd door het Duitse leger. Tussen de 650.000 en 800.000 burgers stierven gedurende het beleg, waarvan het merendeel door verhongering gedurende de eerste winter. Terwijl mensen bij gebrek aan betere voeding hoestdrank, belanglijm en honden- en kattenvlees aten en er zelfs gevallen van kannibalisme werden geregistreerd, lukte het de beheerders van de zoo om minstens vijfentachtig dieren deze winter in leven te houden met een speciaal rantsoen van hooi- en wortelgewassen. Vleeseters werden gevoerd met een met bloed doordrenkte of in een knaagdiervelletje verpakte “vegetarische” voedermix van onder andere aardappelen en zemelen. Achtenvijftig van de meer waardevolle dieren waren al voor de omsingeling naar het oostelijker gelegen Kazan geëvacueerd. Sommige dieren kwamen om bij Duitse bombardementen.
Toen de dierentuin in de zomer van 1942 heropende, werden de overlevende dieren beschouwd als helden. Vooral nijlpaard Krasavitsa (Schoonheid) was een publiekslieveling. Ze was de afgelopen winter door een trouwe verzorgster dagelijks gewassen met verwarmd water uit de rivier Neva en ingesmeerd met kamferolie om huidkloven te voorkomen. Verlichting voor de belegerde stad volgde gedurende de eerste maanden van 1942 toen over het bevroren Ladogameer 500.000 burgers geëvacueerd werden. Via dezelfde route werden ook voorraden aangevoerd. Als erkenning van de prestatie van de dierenverzorgers tijdens de oorlog werd de dierentuin in 1952 omgedoopt tot Leningradski Zoopark. Deze naam is nog altijd in gebruik, ook al kreeg de stad in 1991 zijn vroegere naam Sint-Petersburg terug.
Irak
Vele dierentuinen bevonden zich ook na de Tweede Wereldoorlog in de vuurlinie. Tijdens de bijna vier jaar durende belegering van Sarajevo door het Servische leger in de jaren negentig stierven de ruim honderd dierentuindieren in de stad. Na meer dan tweehonderd dagen overleefd te hebben, was een beer de laatste die het leven liet. Omdat het vanwege sluipschutters voor de dierenverzorgers te gevaarlijk was om de dieren te verzorgen (een verzorger was gedood en een ander ernstig gewond geraakt), was de beer wat betreft zijn dagelijkse voeding afhankelijk van Bosnische militairen. Het voedsel dat de beer van hen kreeg was niet genoeg om zijn honger te stillen, waardoor het dier zijn maag had moeten vullen met de kadavers van soortgenoten en bladeren van bomen en struiken. Ook de dierentuin van Bagdad lag in de vuurlinie tijdens de Irakoorlog van 2003. Zware gevechten tussen het Iraakse Republikeinse Leger en de Amerikanen vonden plaats om de dicht begroeide dierentuin vlakbij Saddam Hoesseins paleizen. Een ontsnapte, hongerige beer doodde drie Iraakse burgers en een in de woestijn ronddolende baviaan werd door het Amerikaanse leger opgevangen. Andere dieren werden gestolen of opgegeten, zodat uiteindelijk van de ongeveer 600 dieren er slechts 50 overbleven.
Gazastrook
Een baviaan deelde zijn vervuilde kooi met de stoffelijke overschotten van zijn partner en vijf van hun nakomelingen. Als gevolg van de brandende augustuszon waren de dode lichamen in vergaande staat van ontbinding. Dit gruwelijke tafereel was in augustus 2014 te zien in de stad Jabalia in het noordoosten van de Gazastrook. Meermaals lag de kleine dierentuin, onderdeel van het recreatiepark Al-Bisan Park, onder Israëlisch vuur tijdens het conflict tussen Israël en Hamas, waarbij ongeveer 86 van de in totaal ruim 110 dieren omkwamen. Volgens Israëlische bronnen waren er door Hamas vanuit de omgeving van de dierentuin raketten afgevuurd op Israëlische doelen. Op het moment dat CNN-journalisten de dierentuin bezochten, leden de dieren honger omdat er geen geld was voor voer. De drie overgebleven leeuwen die 10 tot 15 dagen niet gegeten hadden, werden door de verslaggevers getrakteerd op zes kippen die ze op de lokale markt kochten. “Het was duidelijk te zien hoe hongerig de leeuwen waren”, aldus het CNN-verslag.
“Ze renden naar de rand van de kooi en begonnen te grommen toen ze ons zagen aankomen met de dode kippen. Toen we die aan hen gaven, wisselden ze elkaar af: een leeuw at, terwijl de andere ons in de gaten hield.”
Na de wapenstilstand van 26 augustus 2014 werden de getraumatiseerde leeuwen door dierenhulpverleners van Four Paws International overgebracht naar Jordanië voor medische behandeling. Wanneer de dierentuin in de Gazastrook weer gerenoveerd is, keren ze terug.
Zie ook: Een dierentuin tussen de puinhopen van nazi-Duitsland