Dark
Light

Een dierentuin tussen de puinhopen van nazi-Duitsland

Leesfragment van “Oorlogszone Zoo”
9 minuten leestijd
Het merendeel van de dieren in de Berlijnse zoo sneuvelde als gevolg van het oorlogsgeweld. (WW2inColor)
Het merendeel van de dieren in de Berlijnse zoo sneuvelde als gevolg van het oorlogsgeweld. (WW2inColor)

“Oorlogszone Zoo”, geschreven door Historiek-medewerker Kevin Prenger, vertelt de geschiedenis van de Zoologischer Garten Berlin, in het bijzonder tijdens de naziperiode en de Tweede Wereldoorlog. De imposante negentiende-eeuwse dierentuin leed in de Duitse hoofdstad zwaar onder het oorlogsgeweld, zowel tijdens geallieerde luchtbombardementen als gedurende de Slag om Berlijn. In het onderstaande leesfragment komen de eerste weken na de Duitse overgave ter sprake, toen in de zwaar gehavende zoo begonnen werd met de eerste opruimwerkzaamheden.


Stunde Null

Terwijl soldaten in Berlijn nog steeds hun leven gaven voor hun vaderland, had Hitler in de middag van 30 april 1945 zelfmoord gepleegd, samen met Eva Braun met wie hij kort daarvoor in het huwelijk was getreden. Twee dagen later capituleerde het garnizoen van de Wehrmacht in de Duitse hoofdstad, gevolgd door de ondertekening van de onvoorwaardelijke Duitse capitulatie door Generaloberst Alfred Jodl op 7 mei in Reims en door Generalfeldmarschall Wilhelm Keitel op 8 mei in Berlijn. Aan de Tweede Wereldoorlog in Europa was een einde gekomen.

“Oorlogszone Zoo” - Kevin Prenger
“Oorlogszone Zoo” – Kevin Prenger
In Duitsland brak Stunde Null aan, de overgangsperiode naar een nieuw tijdperk waarin het land zowel letterlijk als figuurlijk grotendeels vanaf de bodem heropgebouwd moest worden. In Berlijn was de schade enorm: complete huizenblokken waren verwoest, straten lagen bezaaid met puin en de elektriciteits-, water- en voedselvoorziening lagen vrijwel stil. Ontdaan van de top van de middelste toren leek de eens imposante negentiende-eeuwse Kaiser-Wilhelm-Gedächtniskirche aan de rand van de zoo op een half opgebrande kaars. Slechts twee van de vier zijtorens stonden nog overeind, terwijl de muren als gevolg van kogel- en granaatinslagen op gatenkaas leken.

Evenals in zijn omgeving waren de verwoestingen in de zoo enorm. Alles wat nog heel was gebleven na de luchtbombardementen was gedurende de laatste oorlogsdagen alsnog verwoest door inslagen van mortieren en granaten van het Rode Leger. “De zoo was in een woest slagveld veranderd en met bomkraters bezaaid zoals een maanlandschap”, zo verklaarde dr. Katharina Heinroth (wetenschappelijk directeur van de zoo van 1945 tot 1957), “doorkruist door loopgraven, wegen en terrein omgeploegd en platgewalst door tanks, alle huizen kapot geschoten of verbrand, geen één schuin dak meer te vinden; op de plek van veel gebouwen lagen hopen puin, voertuigwrakken en tankonderdelen lagen verspreid, bomen waren als luciferstokjes omgevallen, traliehekken omvergegooid en doorgesneden, tussen afgeschoten takken lagen de lijken van mensen en dieren. De vele kilometers lange muur om de dierentuin was grotendeels vernield, net als het water-, stroom-, gas- en rioleringsnetwerk.”

Op het terrein werden de stoffelijke overschotten van 82 mensen geteld en van nog veel meer dieren. Gewonde paarden strompelden rond tussen de puinhopen en de kadavers van hun soortgenoten. Voor de personeelsleden was het hartverscheurend om te zien hoe wat in een eeuw met veel toewijding en liefde was opgebouwd binnen amper twee jaar verwoest was. Erg aan het hart gingen hen de slachtoffers die er onder de dieren gevallen waren.

Kurfürstendamm, juli 1945. Op de achtergrond de zwaar gehavende Kaiser Wilhelm Gedächtniskirche. (Bundesarchiv, Bild 204-003 / CC-BY-SA)
Kurfürstendamm, juli 1945. Op de achtergrond de zwaar gehavende Kaiser Wilhelm Gedächtniskirche. (Bundesarchiv, Bild 204-003 / CC-BY-SA)

Gruwelijke ontdekking

De Russische schrijver en oorlogscorrespondent Konstantin Simonov deed verslag van een gruwelijke ontdekking in het apenverblijf na afloop van de gevechten. Begeleid door een dierenverzorger betrad hij het bakstenen gebouw, waar hij op de grond voor de kooien eerst stuitte op de lichamen van drie gedode SS’ers. “Vermoedelijk zijn ze alle drie hierheen gevlucht”, zo concludeerde hij, “en zijn ze mogelijk met een enkele kogelregen vanuit de deuropening gedood.”

In de kooi lagen twee dode apen: “een reusachtige gorilla en een zeer grote chimpansee. Twee reeds donker geworden bloedplassen hebben zich gevormd op de grond onder hen. De oppasser staat bij ons in de deuropening. Ik geloof dat de [dood van de] apen hem veel verdriet doet. Hij staat daar en schudt zwijgend zijn grijze hoofd.” De gorilla was Pongo, die gedood was met messteken in zijn borst. Vermoedelijk bevond zich in de kooi nog een tweede dode chimpansee die Simonov in het donker over het hoofd zag. Wat zich precies in de kooi afgespeeld heeft is onduidelijk, evenals wie de dieren gedood heeft.

Volgens een telling van 31 mei 1945 hadden slechts 91 dieren de slag overleefd. Onder de overlevenden bevonden zich de negen maanden oude leeuwenwelpen Sultan en Bussy die onder de apenrots veilig gebleven waren. Ze werden eerst nog verborgen gehouden voor de Sovjetsoldaten, maar vormden later een belangrijke attractie in de heropende zoo. De leeuwtjes werden gevoed met paardenvlees, wat gezien de vele gedode paarden volop voorradig was. Voor de overlevende aaseters, twee hyena’s, was er ook voedsel in overvloed. Eén van de dieren zou echter op 7 juni van ouderdomszwakte sterven. Een ander dier, de naar de Japanse ambassadeur in Duitsland vernoemde oriëntaalse ooievaar Oshima, had zelf een oplossing gevonden om te overleven; het dier was ontsnapt uit zijn kooi en aan het vissen in de grote eendenvijver.

Op de voorgrond: achtergelaten beschadigd oorlogsmaterieel in de zoo na de Slag om Berlijn. Het gebouw op de achtergrond is de zogenoemde Zoo-Flakbunker, een gigantische betonnen schuilbunker voor burgers met bovenop luchtafweergeschut. (Publiek Domein / Wikimedia Commons)
Op de voorgrond: achtergelaten beschadigd oorlogsmaterieel in de zoo na de Slag om Berlijn. Het gebouw op de achtergrond is de zogenoemde Zoo-Flakbunker, een gigantische betonnen schuilbunker voor burgers met bovenop luchtafweergeschut. (Publiek Domein / Wikimedia Commons)

Nijlpaard Knautschke

Ook het inmiddels twee jaar oude nijlpaard Knautschke had de slag overleefd. Hij was echter wees geworden omdat zijn moeder door een granaatinslag in haar buitenzwembad gedood was. Het zwembad stond droog en door het gebrek aan water om in te badderen was de huid van Knautschke uitgedroogd en gebarsten. Omdat er in de zoo geen werkende waterkraan of -pomp te vinden was, haalde zijn verzorger emmers water bij het vlakbij gelegen spoorwegstation. Dagelijks werd het nijlpaard daarmee nat gegooid, totdat zijn zwembad na enkele weken hersteld was. Speciale zorg was er ook voor de schoenbekooievaar die tijdens de slag uit zijn onderkomen ontsnapt was. De vogel met de brede snavel werd gevangen en overgebracht naar een badkamer in het fazantenverblijf. Omdat er voor hem geen vis gevonden kon worden (en de vogel daartoe zelf blijkbaar niet in staat was), kreeg hij paardenvlees te eten. Het dier met de opvallende snavel kon dit voedsel niet verdragen en kwam enkele weken na het einde van de oorlog alsnog te overlijden.

Er waren meer dieren die de eerste weken na het einde van de oorlog niet zouden overleven. Een in mei ontsnapte alpensteenbok werd aangetroffen op een balkon op vier verdiepingen hoog. Pogingen om de klimmer naar beneden te krijgen waren tevergeefs en het dier werd afgeschoten door Sovjetsoldaten. Omdat de omheining van de zoo grotendeels vernield was, kostte het plunderaars, waaronder vermoedelijk hongerige burgers, geen moeite het terrein te betreden. Meerdere dieren werden in mei en juni ontvreemd uit de zoo, waaronder divers gevogelte, maar ook een ezel en drie mantelbavianen. Of de bavianen ook in de kookpot belandden en of hun vlees smaakte, is onbekend. Tegelijkertijd werden door Berlijners meerdere papegaaien en andere vogels overgedragen aan de zoo, zowel ontsnapte exemplaren als huisdieren die als gevolg van de voedseltekorten door hun eigenaars niet langer gevoed konden worden. Enkele ontsnapte apen zouden uit vrije beweging vanwege de kou al snel na de slag teruggekeerd zijn.

Hongerige militairen van het Rode Leger deden eveneens de dierenpopulatie verminderen. Zo had een soldaat een verzorger opgedragen een rund te slachten in ruil voor een fles schnaps, een brood, ongeveer twee pond bacon en de kop en nieren van het ongelukkige beest. Een watusi-rund, twee zeboes en een jak bleven als enige over in het runderenverblijf. Bovendien nam de Rus drie wilde zwijnen mee voor de veldkeuken. Een overlevende bruine beer zou eveneens geslacht zijn voor consumptie door Sovjetmilitairen, maar een vervanger werd gevonden bij het stadsmuseum van Berlijn, waar sinds 1939 vier beren als levende symbolen van de stad bivakkeerden in een berenkuil in het naast het museum liggende Köllnischer Park. Slechts één van hen, Lotte, had de gevechten in april overleefd en vond in de zoo een nieuw tehuis. Ze overleed hier in 1971. Het grootste deel van de administratie van de zoo, het fotoarchief, zeldzame boeken uit de bibliotheek, belangrijke bouwtekeningen en kunstwerken waren weliswaar tijdens de oorlog in veiligheid gebracht, maar vielen alsnog aan plunderingen ten prooi.

Puinvrouwen en schillentantes

Trümmerfrauen (puinvrouwen) werden ze genoemd, de vrouwen die overal in door het oorlogsgeweld verwoeste Duitse steden hielpen met het wegruimen van het puin. Vaak met een schortje om en een hoofddoek op en bewapend met een beitel ruimden ze bakstenen op en bikten die schoon om hergebruikt te worden. Ook in Berlijn speelden deze vrouwen, die bij gebrek aan genoeg mannen dit zware werk moesten doen, een rol bij het opruimen van de zwaar gehavende stad. De vrouwelijke puinruimers groeiden uit tot symbool van de vastberadenheid van de Duitse bevolking om het gewone leven weer snel op te pakken na de tragische oorlogsjaren. Ook in de Berlijnse zoo was er geen tijd om te rouwen en werd meteen begonnen met opruimwerkzaamheden. Allereerst werden de stoffelijke overschotten van mensen geborgen. Naast de kleine bunker werd een massagraf gedolven, waar circa 25 tot 30 lichamen begraven werden, zowel van militairen van beide strijdende partijen als van burgers. Ruim een jaar later werden deze lichamen herbegraven.

Zogenoemde “Trümmerfrauen” ruimen het puin op in Berlijn, 1946. (Bundesarchiv, Bild 183-H29659 / CC-BY-SA)
Zogenoemde “Trümmerfrauen” ruimen het puin op in Berlijn, 1946. (Bundesarchiv, Bild 183-H29659 / CC-BY-SA)

Het opruimen van de dode dieren was een volgende prioriteit. De kadavers hadden ratten aangetrokken, die zich volvraten aan een feestmaaltijd van rottend vlees. Het warme weer deed de stank per uur verder verergeren. Om de rattenplaag en het bijkomende besmettingsgevaar te bezweren moesten alle dode dieren die niet geschikt waren voor menselijke of dierlijke consumptie geruimd worden. Omdat het onmogelijk was het kolossale lichaam van nijlpaard Rosa, de moeder van Knautschke die in het buitenzwembad tijdens de slag omgekomen was door artillerievuur, te verplaatsen, moest het kadaver in het zwembad in stukken gehakt worden met een bijl. De hompen vlees werden vervolgens begraven. Het lichaam van een eveneens tijdens de slag gesneuvelde bruine beer kon ook niet verplaats worden uit zijn kooi en werd ter plaatse gecremeerd. Andere kadavers werden in grote kuilen gedumpt en overdekt met het overvloedig aanwezige puin. Tijd voor autopsie was er niet, zodat het onbekend bleef hoe bijvoorbeeld gorilla Bobby aan zijn eind gekomen was. Pas in de zomer werd de rattenplaag bezworen, nadat enkele personeelsleden toestemming kregen van de Sovjets om een geweer te gebruiken om het ongedierte uit te roeien.

Sovjetbestuur

De eerste weken na de oorlog viel de zoo nog onder Sovjetbestuur. Hoewel soldaten van het Rode Leger gedurende de verovering van Berlijn zich in een roes van wraak schuldig hadden gemaakt aan plundering en verkrachting werd de orde algauw hersteld. Een losgeslagen en ongedisciplineerd leger was niet in het belang van dictator Stalin, die in het naoorlogse Europa de machtspositie van de Sovjet-Unie wilde vasthouden en verstevigen. In Berlijn zorgde zijn leger ervoor dat de belangrijkste levensbehoeften voor de Berlijners, waaronder voedsel en water, gewaarborgd werden. Ook voor de dieren in de zoo werd rantsoen beschikbaar gesteld, nadat het Rode Leger eerder nog het grootste deel van het in de dierentuin opgeslagen hooi en graan in beslag had genomen voor zijn eigen dieren. Het was genoeg om de dieren in leven te houden, maar niet om fokprogramma’s te hervatten. Extra diervoeding was afkomstig van dierenartsen uit het Rode Leger die zich betrokken toonden bij het welzijn van de dierentuindieren. Ze stelden ook een paard ter beschikking dat de dierverzorgers konden gebruiken bij het transporteren van het voer. Een welkome aanvulling van het rantsoen was afkomstig van Berlijners die etensrestjes kwamen brengen voor hun favoriete dieren. Zogenaamde Schalentanten (schillentantes) gingen in de stad langs de deuren om aardappelschillen te verzamelen voor de zoo-dieren.

Een soldaat van het Rode Leger doet in Berlijn een vreugdedansje om de overwinning te vieren. (Bundesarchiv, Bild 183-E0406-0022-018 / CC-BY-SA)
Een soldaat van het Rode Leger doet in Berlijn een vreugdedansje om de overwinning te vieren. (Bundesarchiv, Bild 183-E0406-0022-018 / CC-BY-SA)

De verantwoordelijke Sovjetcommandant bracht vrijwel dagelijks een bezoek om de opruimwerkzaamheden te inspecteren. Het was zijn wens dat de zoo spoedig zijn poorten zou heropenen voor het publiek als symbool van herstel. Voordat het zover was, moesten eerst ook alle achtergebleven munitierestanten op het terrein opgeruimd worden. In plaats van dat het mogelijk nog explosieve materiaal veilig werd afgevoerd en onschadelijk gemaakt, werd het meestal begraven in schuttersputjes of in de dichtstbijzijnde vijver gedumpt. Ook tegenwoordig bevinden zich in de grond nog blindgangers, net als overal in de stad. De opruimwerkzaamheden verliepen voorspoedig, wat niet te danken was aan de door de Sovjetautoriteiten benoemde leiding die bestond uit twee loyale communisten. De één was de vroegere chauffeur van oud-directeur Heck en de ander een voormalige hoofdober van het zoo-restaurant. Beide directeurs waren onbekwame leiders; ze waren voortdurend dronken en maakten ruzie. Ook dronken soldaten van het Rode Leger, die gedurende enkele weken kamp hielden in de zoo, zorgden voor overlast. Ze klommen in dierenverblijven om dieren te voeren, waar ze wonderbaarlijk telkens zonder kleerscheuren mee weg kwamen. Uiteindelijk werd besloten dat soldaten enkel onder toezicht van een officier de dierentuin mochten bezoeken.

Boek: Oorlogszone Zoo – de Berlijnse dierentuin en de Tweede Wereldoorlog
Lees ook: Artis in oorlogstijd

Bekijk dit boek bij:

Kevin Prenger (1980) is hoofdredacteur artikelen van TracesOfWar.nl. Zijn aandacht gaat vooral uit naar de geschiedenis van de Holocaust en nazi-Duitsland. In 2015 verscheen zijn boek Oorlogszone Zoo, over de geschiedenis van de Berlijnse dierentuin tijdens de naziperiode. Verschillende boeken over minder bekende verhalen uit de Tweede Wereldoorlog volgden: De boodschapper uit de hel, Een rechter in Auschwitz, Het masker van de massamoordenaar, Kerstmis onder vuur en Kolberg, Meer dan alleen Auschwitz en In de schaduw van Schindler. Momenteel werkt hij aan een boek over onderwijs en indoctrinatie van de jeugd in nazi-Duitsland. Zie ook zijn website of X-account.

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×