Wie de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog wil zien rijdt of treint naar Ieper. De Vlaamse lakenstad is wereldberoemd geworden door zijn plek in het Westelijk Front. Twintig kilometer ten noorden van Ieper ligt een minder bekende, kleinere stad: Diksmuide. Waar Ieper vooral voor de Britten een begrip is, is Diksmuide dat voor de Belgen en dan met name voor de Vlamingen. Historiek bracht een bezoek aan het IJzerfront en de Westhoek.
Diksmuide ligt aan het riviertje de IJzer. Het 78 kilometer lange riviertje ontspringt in de buurt van de Frans-Vlaamse plaats Kassel en kronkelt door de Westhoek naar Nieuwpoort om daar met enige moeite de Noordzee te bereiken. In oktober 1914 speelt de IJzer een belangrijke rol bij het tot staan brengen van het Duitse leger. En uiteindelijk ook bij de emancipatie van de Vlaamse identiteit.
Dans naar de Noordzee
Als het Duitse leger op 4 augustus België binnenvalt, ontvangt het onverwacht taaie tegenstand. Het Belgische leger, slecht bewapend en slechts 125.000 man sterk trekt zich langzamer terug dan verwacht. Dat kost de Duitsers kostbare tijd. Als de Duitse oorlogsmachine in Frankrijk aan de Marne tot staan wordt gebracht, begint de zogenaamde dans naar de Noordzee. Het Franse en Britse leger enerzijds en het Duitse anderzijds proberen elkaar te omsingelen, waarbij iedere poging uitmondt in een patstelling, waarna men zich letterlijk ingraaft. De dans bereikt op 10 oktober de uiterst westelijke zijde in de Vlaamse Westhoek.
Hoewel een deel van het Belgische leger rond Antwerpen klem komt te zitten tussen de Duitsers en de Nederlandse grens, en bij het overschrijden daarvan door Nederland gevangen wordt genomen, weet het grootste deel van het Belgische leger te ontkomen. In de Westhoek tussen de IJzer en de Franse grens houden de Belgen stand tot Franse versterkingen aankomen. De dijken waartussen het riviertje door het polderlandschap stroomt vormen een natuurlijke beschutting.
Slag aan de IJzer
Onder leiding van hertog Albrecht van Württemberg begint op 18 oktober 1914 het Duitse leger met een aanval op de Belgische posities langs de IJzer. De Belgen slagen er in eerste instantie in de Duitsers af te slaan. Maar na vier dagen van constant aanvallen, doorbreken de Duitsers de linie langs de IJzer. Het Belgische leger trekt zich op 24 oktober terug achter de spoorweg Diksmuide-Nieuwpoort, waar ze door een Franse divisie worden gesteund.
Om verder Duits oprukken te voorkomen besluiten de Belgen onder leiding van koning Albert I om op 25 oktober de sluizen bij Nieuwpoort open te zetten. Het platte land tussen de IJzer en de spoorweg komt onder water te staan. Net hoog genoeg om doorwaden onmogelijk te maken en laag genoeg om er niet over te kunnen varen. En in 1914 werkt zo’n inundatie nog prima. Er ontstaat een waterlinie die de hele Eerste Wereldoorlog praktisch onveranderd blijft. Diksmuide valt op 10 november in handen van de Duitsers, maar achter de Belgische en Britse linies blijft een stuk van de Westhoek de hele oorlog in geallieerde handen.
Wacht aan de IJzer
Na de slag begint voor de Belgen de ‘Wacht aan de IJzer’. Tot de wapenstilstand van 11 november 1918 blijven de Belgen achter hun waterlinie liggen. De enige plek waar zij de Duitse stellingen direct raken is bij de zogenaamde Dodengang. Hier aan de zuideinde van het ondergelopen land, net buiten Diksmuide in een bocht van de IJzer, ligt een in de IJzerdijk gegraven systeem van loopgraven waar Belgen en Duitsers elkaar tot op 10 meter naderen.
De Dodengang bestaat nog steeds en is te bezoeken. Het is een van de weinige originele loopgraafstelsels die in Vlaanderen zijn overgebleven. De loopgraven zijn tegenwoordig verstevigd met zandzakken van beton. Gedurende de oorlog vallen hier circa 400 Belgische soldaten. De Dodengang ontleent zijn naam aan de graven waarlangs de nog levende soldaten zich moesten begeven op weg naar de loopgraaf. Tegenwoordig is het eigendom van het ministerie van Defensie en is er een klein bezoekerscentrum.
De IJzertoren
De Eerste Wereldoorlog speelt een belangrijke rol in de emancipatie van Vlaanderen ten opzichte van het destijds verder ontwikkelde en dominante Franstalige Wallonië en het al even Franstalige elitaire regeringscentrum Brussel. De mythe wil dat Franstalige Waalse officieren Vlaamse soldaten onnodig de dood injoegen, omdat ze geen Nederlands spraken. De werkelijkheid is genuanceerder. Het was de Belgische elite die dat deed, waaronder menig Vlaamse edelman die het chiquer vond om Frans te spreken dan om duidelijke orders in het Nederlands te geven.
Ter nagedachtenis aan de Vlaamse gesneuvelden wordt in 1930 de IJzertoren geopend. Dat wil zeggen, de eerste IJzertoren. Want als reactie op de dubieuze rol van Vlaamse nationalisten in de Tweede Wereldoorlog, wordt deze toren in de nacht van 15 op 16 maart 1946 vakkundig opgeblazen door Belgische nationalisten, die niets willen weten van Vlaamse onafhankelijkheid. De Vlaamse overheid reageert door een nog grotere toren te bouwen. De huidige IJzertoren is in 1965 klaargekomen. Hij is 84 meter hoog en telt 22 verdiepingen. Het heeft de vorm van een kruis met bovenin de letters AVV-VVK:
Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus.
De toren en de IJzerbedevaart ter nagedachtenis van de in de Eerste Wereldoorlog gesneuvelde Vlamingen, heeft in het verleden een dubieus imago gekregen. Dit door de associatie met Vlaams separatisme en collaboratie in de Tweede Wereldoorlog. Met het uitsterven van de oude generatie nationalisten en het salonfähig worden van pro-Vlaamse politiek is er van politieke bedevaarten vrijwel geen sprake meer.
Tegenwoordig staat de toren in het teken van oorlog en vrede. Het huisvest het Museum aan de IJzer, dat over België in de Eerste Wereldoorlog gaat. Het uitkijkterras bovenop de toren biedt een weids uitzicht over het stadje Diksmuide en het IJzerfront, waaronder de Dodengang. Op een goede dag is de kust te zien.
De Westhoek
Waar het rond Ieper vooral de Britse kant van de Eerste Wereldoorlog is dat de klok slaat, bieden het Museum aan de IJzer en de Dodengang een boeiende blik op de relatief onbekende Belgische kant van de Groote Oorlog. De Westhoek is overigens meer dan alleen maar Eerste Wereldoorlog slagveldtoerisme. De streek ademt geschiedenis en is rijk aan bierbrouwerijen en hopboerderijen. Daaronder bevinden zich toppers als de Sint-Sixtusabdij in Westvleteren en Sint Bernardus in Watou. In die laatste plaats wordt ook het Poperings Hommelbier gebrouwen. Een ideale combinatie van het aangename met het historische.
Voor meer informatie over de genoemde plekken zie: www.museumaandeijzer.be en www.bezoekdiksmuide.be/
Boek: Het IJzerfront 1914-1918 – Van Diksmuide tot Nieuwpoort