‘Vol berouw en leedwezen over zijne afschuwelijke misdaden is hij met gelatenheid en vol vertrouwen op God de eeuwigheid ingegaan.’
Zo schreven de kranten er over in april 1838. Over de dood van Dorus Koenen (45). Op de markt in Den Bosch, op donderdag 19 april 1838, blies de Vierlingsbeekse dagloner en jager zijn laatste adem uit. Hangend aan de galg.
Het was dan ook niet niks, de misdaad waarvoor Koenen van zijn rechters de zwaarste straf had gekregen. Hij had zijn eigen moeder vermoord. De 87-jarige vrouw zó hard geslagen, zo ruw mishandeld, dat ze kort na die daad in haar bedstee was overleden. En dan had ie ook nog geprobeerd die vreselijke moord op een ongeluk te laten lijken. In de ochtend van 22 augustus 1837 was hij zijn buren, Jan Jacobs en Jan Verstralen, gaan halen. Of ze misschien wilden helpen bij het afleggen van het lijk van zijn moeder? Die was die nacht in haar bedstee overleden. Er was een muurtje omgevallen en de vallende stenen waren haar fataal geworden.
Dronken
De buren wisten heel goed met wat voor een sujet ze te maken hadden. Die Dorus stond niet zo goed bekend. Dus, toen de buren bij de bedstee kwamen en dat toegetakelde gezicht zagen van hun oude buurvrouw, geloofden ze niks van Dorus’ verhaal. Verspreid in bed lagen inderdaad wat stenen van een muurtje en wat steengruis. Vast wel afkomstig van dat muurtje daarnaast. Maar ze vertrouwden het niet. „Wij raken dat lijk niet aan”, zeiden ze. Ze waarschuwden de burgemeester.
De vrederechter in Boxmeer gelastte een lijkschouwing en daaruit bleek al snel dat die stenen niet de doodsoorzaak waren geweest. Tijdens die lijkschouwing sloop Dorus stiekem het huisje uit. Hij liep naar Venray en vroeg daar in een herberg of het klopte dat ‘deserteurs’ in die plaats nog op asiel konden rekenen. „Een moordenaar zal in de vier hoeken van de wereld niet vrij zijn”, zei de herbergier.
De volgende dag meldde Dorus Koenen zich bij de vrederechter. Daar kwam de waarheid snel aan het licht. Dorus’ vrouw getuigde dat hij de avond ervoor dronken was thuisgekomen van de Groeningse kermis. Dat hij haar met haar kinderen op weg naar huis was tegengekomen en haar dusdanig had bejegend dat ze het raadzaam achtte de nacht ergens anders door te brengen. Dorus was thuisgekomen en had daar zijn bij hem inwonende moeder mishandeld. Buren hadden het zelf gehoord, hoe de oude vrouw nog geroepen had:
„Dorus, Dorus, ge slaat mij dood…”
En zo was het ook.
~ Geurt Franzen – BHIC
Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander.