De werkelijkheid kan ongelooflijker zijn dan fictie. Dat blijkt uit het bizarre oorlogsverhaal van Gerard Reeskamp (1899-1970), een drogist uit Naarden die in Friesland uitgroeide tot leider van een aantal spectaculaire verzetsacties en die ook betrokken was bij ‘De Overval’ op de gevangenis van Leeuwarden, waarbij 51 verzetsstrijders werden bevrijd; dankzij een film één van de bekendste verzetsacties uit de oorlog. Daarna tekende een reeks noodlottige gebeurtenissen zijn leven.
Door een voormalige jodenaangever werd hij, door toeval en knap recherchewerk, ontmaskerd als hoofdverdachte bij een mislukte ondergrondse actie, waarbij hij zelf niet eens aanwezig was geweest. In een proces vol nalatigheden kreeg hij eerst twee jaar en in hoger beroep vier jaar gevangenisstraf, ook al omdat de eer van het verzet gered moest worden. Hij werd door dr. Loe de Jong in deel 6 van ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’ beschreven als ‘een man van sterke verhalen die door velen ongunstig werd beoordeeld’, maar die erkende in deel 7 dat ‘het algemene beeld dat wij van Reeskamp in de betrokken periode gegeven hebben, te negatief is’.
Dat wordt onthuld door journalist en tv-maker Ad van Liempt in De drogist – Hoe een verzetsheld na de oorlog in ongenade viel. Met het boek voegt Van Liempt een indrukwekkend werk toe aan zijn al imponerende reeks geschiedenisboeken.
‘De drogist’ geeft niet alleen goed inzicht in de onverschrokkenheid en moed waarmee Reeskamp leiding gaf aan soms spectaculaire acties, die vooral bedoeld waren om bonnen buit te maken voor onderduikers en verborgen joden, en soms om gevangenen te bevrijden. Bij geen van zijn acties werd een schot gelost – op één liquidatie van een gehate landwachter na. Zelfs generaal Eisenhower zond hem een blijk van waardering. Maar korte tijd later viel de verzetsheld door stom toeval van zijn sokkel, terwijl bijna niemand meer een hand naar hem uitstak.
Fatale aanslag
Want één van die acties liep uit de hand. Dat was toen de sabotagegroep van Reeskamp in Sneek in januari 1945 ernstig geldgebrek had. Bekend was dat boer Hantje Zijlstra uit Vijfhuis bij Wolsum een veehandelaar was – maar niet dat hij ook connecties had met het verzet en bovendien een joods kind in huis had gehad. Twee leden van de knokploeg, Jan (‘Charley’) Bosga en Tinus Pieters, wilden hem wel geld afhandig maken. Zijlstra, een boom van een vent, weigerde dat echter af te geven. Bosga wilde een waarschuwingsschot over zijn hoofd lossen, maar zijn pistool bleek niet geladen. Hij laadde het en schoot opnieuw, en Zijlstra zakte in elkaar. De mannen schrokken, maar pakten toch zijn portefeuille af.
Het leek een schampschot. Reeskamp besloot zijn mannen uit de wind te houden en rapporteerde dat zij er in elk geval niets mee te maken hadden. Hij drong zelfs in witte jas het ziekenhuis binnen en trof een bewegingloos slachtoffer aan met een hersenbeschadiging. Zijlstra overleed twee weken later, aan een longontsteking. Nog eens vier weken daarna vond een rechercheur uit Leeuwarden, Simon Aukema, de huls van een kogel op de plaats delict.
De Overval
Toen de oorlog uitbrak was Gerard Reeskamp geen onbeschreven blad. Hij was een beetje een sjoemelaar; kwam met justitie in aanraking voor diefstalletjes. In militaire dienst werd hij met een paar maten betrapt bij koperdiefstal en dat leverde een jaar gevangenisstraf op. In 1928 stond hij weer voor de rechter, samen met zijn vader, omdat hij in zijn nieuwe drogisterij in Bussum babyzalf verkocht met valse etiketten: drie maanden. Misschien speelde bij dat milde vonnis mee dat hij zei ‘de Heer God’ te zijn tegengekomen die hem ‘na zware zielsstrijd krachtdadig had bekeerd’ – hij zou zijn geloof behouden, ondanks daarmee soms tegenstrijdige gedragingen. Want ‘Gij zult niet echtbreken’.
Op 15 mei 1940, onmiddellijk na de Duitse inval, ging Reeskamp ‘in het verzet’: het observeren van Rijksduitsers in Het Gooi, een baron in Loenen die munitie op zolder bewaarde en een onduidelijke spionne. “Hij is een van de allereersten in het land, schrijft ook dr. Loe de Jong in zijn standaardwerk over de Tweede Wereldoorlog”, aldus Van Liempt. Maar al gauw werd het serieuzer, met munitieroof uit de Vesting Naarden. Bij een aanslag daarmee in mei 1941 op een Amsterdams SS-kantoor vielen mogelijk doden – daarover werd niets bekend gemaakt. De Duitsers maakten er een Joodse samenzwering van en pakten 300 Joden op die naar Mauthausen verdwenen. Ook Reeskamp kwam in het vizier, en dook onder in Friesland.
Van Liempt heeft zijn activiteiten in het verzet in het Noorden uitvoerig beschreven, en richt daarmee een nieuw monument op voor de onverschrokkenheid waarmee ondergrondse strijders er voortdurend hun leven in de waagschaal stelden in hun strijd tegen ‘de vijand’. De meest specaculaire actie waar Reeskamp bij betrokken was, was ‘De Overval’ op de Leeuwarder strafgevangenis. Dat was een uitstekend voorbereide actie op 8 december 1944, waarbij 51 verzetsstrijders werden bevrijd zonder dat er één schot werd gelost – dat zou ook fataal zijn geworden, want de Ortskommandantur van de Wehrmacht was vlakbij. De groep-Reeskamp moest het buitenterrein bewaken, zag een groep Duitsers langsmarcheren die gelukkig rechtsaf sloeg en niet ‘het bruggetje over’, terwijl ook nog een Duitse militair met een meid ging vrijen tegen de deur van het huis, maar ‘dat duurde gelukkig kort’.
De specaculaire actie werd in 1962 verfilmd (zie link onder) en was met 1,4 miljoen bioscoopbezoekers de best bezochte film ooit. Het scenario was van dr. Loe de Jong. Voor de spelers werd een beroep gedaan op gerenommeerde artiesten en Bekende Nederlanders van toen. De rol van Reeskamp werd vertolkt door de komiek Jan Blaaser (1922-1988); iedere gelijkenis berust op toeval.
Nieuwe uitdaging
Kort na de oorlog nam Reeskamp afscheid van de Binnenlandse Strijdkrachten in Friesland om terug te gaan naar zijn gezin. De afscheidsbrief van de NBS liep over van de loftuitingen.
De heer Reeskamp is sedert November 1940 bijna uitsluitend in ons Noorden illegaal werkzaam geweest en heeft eerst als Commandant van KP’ers [Knokploegen] en later bovendien nog als Commandant der Sabotageploegen en Districts Operatieleider zijn veelomvattend werk tot onze grootste tevredenheid vervuld.
In een begeleidende brief voegde districtscommandant Wiersma daar nog aan toe:
Persoonlijk heb ik grote waardering voor zijn moed en doorzettingsvermogen. Voor alle bereikte resultaten, diensten aan het Vaderland dank ik hem hartelijk namens de NBS, Distict V te Sneek.
Maar thuis lukte het niet om een nieuw leven te beginnen. De sfeer was om te snijden. Niet alleen had bijna vijf jaar avontuur en afwezigheid Reeskamp van zijn gezin vervreemd; ook was zijn vrouw Sjoukje – tijdens een Duits verhoor – er over ingelicht dat haar man er intussen een vriendin op nahield. Na enkele ongemakkelijke maanden vond hij een nieuwe uitdaging. Nederland bereidde zich voor op een nieuwe oorlog: tegen Indonesië. Hij meldde zich voor een opleiding als inlichtingenofficier en bracht het al snel tot tweede luitenant.
Bizarre samenloop
Intussen liep er een onderzoek naar rechercheur Simon Aukema (die in Vijfhuis die huls in zijn zak stak). Hij was in 1942 betrokken geweest bij het ophalen van zes Joden in Hindeloopen. Toen hij daar met vrouw en kinderen op vakantie was had hij gehoord dat die Joden ondergedoken zaten in een boerderij verderop. Hij vertelde dat aan een vriend en kreeg, terug in Amsterdam, het verzoek weer naar Friesland te komen om met collega’s van de lokale politie ‘de Joden op te halen die hij wist te zitten’. Daar wist hij onderuit te komen, maar het gezin – man, vrouw en vier kinderen – werd wel weggevoerd en achttien dagen later vergast in Auschwitz. Later werd Aukema overgeplaatst naar Leeuwarden.
De zuiveringscommissie kwam tot de conclusie dat Aukema ‘enige fouten’ had gemaakt en ‘enigermate tekortgeschoten’ was. De commissie besloot Aukema schriftelijk te berispen door hem bij deze zijn ernstige ontevredenheid over de onjuiste houding kenbaar te maken.
Hij kon meteen weer aan het werk en stortte zich op de dood van boer Zijlstra. Aukema bedacht dat het nuttig kon zijn de voormalige leider van de KP in Scharnegoutum te spreken en diende zich met een collega aan bij luitenant Reeskamp in Eelde. Tijdens het gesprek viel het oog op een pistool op het bureau, een Mauser. Reeskamp vertelde dat ooit af te hebben genomen van een ‘natte’ politieman. De agenten wilden het meenemen voor het onderzoek (en zwegen uiteraard over hun huls), maar daar had Reeskamp bezwaar tegen: het wapen was hem dierbaar vanwege KP-herinneringen. Uiteindelijk gaf hij toch toe. Hij realiseerde zich niet dat het wapen een rol speelde bij het ongeluk; hij dacht dat hij toen een ander pistool had uitgeleend.
Maar het onderzoek in het gerechtelijk laboratorium, net opgericht in juli 1945, was raak! De huls uit Vijfhuis kwam uit het wapen! Het graf van Zijlstra werd geopend; de kogel zat nog in zijn schedel! Het bewijs was rond. Reeskamp was op zijn minst een verdachte in de zaak.
Tegenstrijdige verklaringen
Wat volgde was een lijdensweg, niet in het minst veroorzaakt door Reeskamp zelf. Van Liempt concludeert:
In de eerste plaats heeft hij in de periode tussen het eerste verhoor in Eelde en de rechtzaak in Leeuwarden zo ongeveer alles fout gedaan wat hij fout kon doen. Een voortdurend veranderen van zijn verhaal maakte hem voor de verhoorders een onbetrouwbare en ongetwijfeld onsympathieke verdachte.
Zijn toegewezen advocaat, mr. B.W. Stomps, die zijn reputatie had te danken aan het feit dat hij in 1933 na de Rijksdagbrand door de familie van Marinus van der Lubbe naar voren was geschoven – maar Van der Lubbe weigerde juridische hulp – zocht pas na acht maanden contact. Als hij zijn cliënt vanaf het begin duidelijk had gemaakt dat het in zijn eigen belang was een eerlijk en consistent verhaal te vertellen, dan had dat volgens hem beslist gescheeld in het vonnis.
Het blijft een interessant gedachte-experiment: wat zou er gebeurd zijn als Reeskamp vanaf het eerste moment had toegegeven dat hij twee jongens op pad had gestuurd om iets aan de financiële nood te doen en daarvoor Hantje Zijlstra geld afhandig te maken? Dat iedereen in paniek was geraakt toen die overval fatale gevolgen had gehad. En dat het hem verschrikkelijk speet en dat hij graag aan alle betrokkenen zijn excuses wilde maken voor dit afschuwelijke incident, deze smet op zijn verder toch indrukwekkende reputatie als verzetsstrijder. Hij zou er ongetwijfeld beter van afgekomen zijn.
Reeskamps zoon Paul, die Van Liempt op het spoor bracht van de zaak, veronderstelt dat zijn vader in de hectiek van het verzet er zo aan gewend was geraakt zich met allerlei smoezen en overtuigend gebrachte verhalen overal uit te praten, dat hij daarmee na de oorlog – en voor de rechtbank – was doorgegaan.
Hollanders
In zijn analyse stuit Van Liempt op nog een aantal hindernissen: bijna niemand uit het Friese verzet ondernam openlijk actie tegen de behandeling van Reeskamp. Hij concludeert dat het voor hem een nadeel was dat hij uit Holland kwam. Reeskamp en een andere verzetstrijder, Theo Dobbe, opereerden ‘met een zekere losheid, met een zekere flair die in Friesland nauwelijks voorkwam’. Daar kwam ook Reeskamps levenswijze bij: thuis had hij een vrouw en negen kinderen; hier begon hij een verhouding met een koerierster. Dat was niet te rijmen met zijn uitgedragen geloof; hij raakte er vrienden door kwijt die hem erop aanspraken. Bovendien had hij twee medewerkers na onenigheid uit zijn groep gezet; van één van hen, die later gefusilleerd werd, suggereerde hij zelfs – in de wetenschap dat die niet meer kon getuigen – betrokkenheid in de zaak-Zijlstra, en dat zette zeer kwaad bloed bij diens familie.
Van Liempt wijst op het requisitoir dat auditair-militair mr. Beekhuis in de Leeuwarder rechtszaal had gehouden:
Het is voor Nederland van het grootste belang dat het verzet een onbesmette naam in de geschiedenis zal dragen. De illegale prestaties verschaffen aan deze mensen roem en eer; hun gemeen misdrijf besmet hen met een vlek.
“Voor de geschiedschrijvers”, aldus Van Liempt, “betekende dit dat ze de nadruk leggen op verzwijgen, weglaten, met hier en daar een neiging tot afkeuring van Reeskamps optreden.” Hij wijst erop dat Reeskamp niet wordt genoemd in ‘Het Grote Gebod’, het twee kloeke delen dikke gedenkboek van het verzet in Nederland – geschreven door het verzet zelf. Daarin schreef Klaas Norel onomwonden dat de vroege overvallen in oktober 1942 in Joure en Wommels (acties van Reeskamp) ‘door vreemdelingen opgezet en uitgevoerd’ waren.
‘Door velen ongunstig beoordeeld’
Reeskamp werd daar ook in de oorlogsgeschiedschrijving van dr. Loe de Jong over Friesland min of meer het slachtoffer van. Die meldde, in zijn beschrijving van de acties in Joure en Wommels (deel 6, eerste helft, pag. 111-112), over Reeskamp, die na acties in Het Gooi in Friesland was ondergedoken:
Hij werd daar door velen ongunstig beoordeeld. Hij was een man van sterke verhalen en men vernam bovendien dat hij voor de oorlog een keer wegens oplichting veroordeeld was. Maar hij had wat gedurfd, en men verleende hem gastvrijheid.
De Jong baseerde zich op het boek ‘Bezettingstijd in Friesland’ (3 delen) van P. Wijbenga. Voor zoon Paul was het negatieve verhaal aanleiding om het oorlogsverleden van zijn vader, die toen zes jaar dood was, te onderzoeken. Het resultaat was een lijvig rapport met veel getuigen die juist de moed, de inventiviteit en het doorzettingsvermogen van zijn vader prezen. De Jong ging zelf ook op onderzoek uit en kwam tot de conclusie dat het morele oordeel van Wijbenga over Reeskamp ook veel te maken had met zijn ‘zondige leven’ in Friesland.
De verhoopte rehabilitatie bleef uit, maar in een voetnoot in deel 7 (eerste deel, pag. 604) plaatste De Jong wel een voor zijn doen zeer zeldzame rectificatie:
Op de beschrijving van de door Theo Dobbe geleide overval te Joure (14 oktober ’42) hebben wij in deel 6 die laten volgen van de overval te Wommels (23 oktober ’42). Die laatste was het werk van de verzetsman Gerardus Antonius (‘Harry’) Reeskamp. Wij vermeldden in onze tekst dat Dobbe in de herfst van ’42 geen
vertrouwen meer had in Reeskamp en dat deze laatste een deel van de buit uit Wommels ten eigen bate in de zwarte handel verkocht heeft. Nadere gegevens hebben ons er van overtuigd dat de juistheid van deze twee vermeldingen geenszins vast staat en dat het algemene beeld dat wij van Reeskamp in de betrokken periode gegeven hebben, te negatief is. Wel heeft Reeskamp in de jaren ’41-’42 bij sommigen in Friesland weerstanden gewekt, maar hij was er een belangrijk illegaal werker, bovendien een van de allereersten.
Eenzaamheid
Na zijn vrijlating in 1949 – vervroegd door de ‘koninginnegratie’ die bij de troonwisseling was afgekondigd – lukte het niet om thuis de draad weer op te pakken. Sjoukje kon Gerard Reeskamp niet meer om zich heen hebben. Ze wilde geen scheiding,omdat dat door God verboden was, maar hij moest wel weg. En ze verbood elk contact met de kinderen. Zo werd Reeskamp een vader die af en toe langs het ouderlijk huis ging in de hoop een glimp van zijn nageslacht op te vangen. Voor hun bruiloften kreeg hij geen uitnodiging; toen hij op één ervan toch verscheen werd hij door iedereen straal genegeerd.
Hij probeerde in zijn levensonderhoud te voorzien door handel in kruiden en bouwde een klantenkring op als alternatief arts, waardoor hij weer de aandacht trok van de politie vanwege kwakzalverij. Dat hij in een vrijwel permanente depressie verkeerde is af te lezen uit de sombere gedichten die hij schreef. Het enige dat bleef was zijn rotsvaste vertrouwen in God.
In zijn laatste levensjaren leek toch weer een zonnestraaltje door te dringen. Hij kreeg een nieuwe vriendin en ging met haar samenwonen. Zoon Paul doorbrak het bezoekverbod en zocht het paar een aantal malen op. In zijn laatse notitie noemde Reeskamp zichzelf ‘nameloos gelukkig’ (…) ‘want wij mogen hand in hand gaan’ (…) ‘Halleluja, glorie voor Jezus, prijs Zijn naam. Halleluja’.
Maar het geluk duurde niet lang. Reeskamp kreeg kanker met uitzaaiingen. Op zijn sterfbed kwamen zelfs nog een paar kinderen op bezoek. Op 26 maart 1970 overleed hij, zeventig jaar oud. Zonder Van Liempt was hij waarschijnlijk vergeten.
Boek: De drogist – Hoe een verzetsheld na de oorlog in ongenade viel
Bekijk ook: Website van Paul Reeskamp over het verzetswerk van zijn vader