Kerstavond, 1944. In een jagershut in het Hürtgenwald genoten drie Duitse en drie Amerikaanse soldaten gezamenlijk van een heerlijk kerstmaal, terwijl even verderop het Ardennenoffensief in volle hevigheid woedde. Deze opmerkelijke wapenstilstand werd ruim 40 jaar later door de Amerikaanse president Ronald Reagan in een toespraak gebruikt als voorbeeld van verbroedering, toen hij het bondgenootschap met West-Duitsland prees.
De jagershut waar dit verhaal zich afspeelde, werd gedurende de winter van 1944-1945 bewoond door Elisabeth Vincken en haar 12-jarige zoon Fritz. De vader van het gezin, die bakker van beroep was, deed dienst in de Reichsluftschutzdienst (luchtbeschermingsdienst) in het Duitse stadje Monschau, enkele kilometers verderop. Terwijl hun woonplaats Aken het doelwit was van geallieerde bombardementen, hadden moeder en zoon een veilig heenkomen gevonden in de hut die vader tijdens zijn jachtuitstapjes gebruikte. Het afgelopen najaar hadden in het Hürtgenwald, waar het onderkomen zich bevond, zware gevechten plaatsgevonden tussen de Amerikanen en Duitsers, maar het zwaartepunt van het front had zich in december verplaatst naar de Ardennen, waar Hitler op 16 december een wanhoopsoffensief had gelanceerd in de hoop een einde te maken aan de geallieerde opmars naar Duitsland.
Onverwachte wending
Fritz en zijn moeder hadden gehoopt dat vader kerstavond bij hen zou vieren, maar toen hij weg bleef besloten ze het kerstdiner uit te stellen tot nieuwjaar. Een klop op de deur vormde het begin van een avond die een heel onverwachte wending nam. Toen Elisabeth Vincken de deur opende, stond ze oog-in-oog met drie Amerikaanse militairen, waarvan er één ernstig gewond was. Ze hadden geen kwaad in de zin en zochten slechts een warm onderkomen om bij te komen, nadat ze verdwaald waren en drie dagen in de kou hadden rondgelopen op zoek naar hun bataljon. De Amerikanen spraken geen Duits, maar één van hen kon wel in het Frans converseren met de Duitse vrouw. Ze liet de jonge mannen, die haar zoons hadden kunnen zijn, binnen. De gewonde Amerikaan werd door zijn kameraden naar binnen gedragen en op het bed van de jongen gelegd.
De soldaten stelden zich voor als Jim, Robin en Harry. De gastvrouw besloot het uitgestelde kerstdiner alsnog op te dienen aan haar uitgehongerde gasten. De vetgemeste haan, die ze Hermann had genoemd (naar rijksmaarschalk Hermann Göring), ging de oven in en Fritz begon met het dekken van de tafel voor vijf. Terwijl Jim hielp met koken, verzorgde Robin zijn gewonde maat Harry. Hij had een kogelwond in zijn bovenbeen en werd verbonden met door de vrouw in repen gescheurde repen van een laken. Terwijl de hut in het bos zich vulde met de heerlijke geur uit de oven, werd er opnieuw op de deur geklopt. Fritz verwachtte meer verdwaalde Amerikanen, maar toen hij de deur opendeed verstilde hij van angst bij de aanblik van drie Duitse soldaten. Op het onderbrengen van vijandelijke soldatenstond de doodstraf, zo wist hij.
Wapenstilstand
Elisabeth snelde naar de deur en verwelkomde de Wehrmacht-soldaten door ze een vrolijk kerstfeest te wensen. De mannen, die net als de Amerikanen nog erg jong waren, vertelden haar dat ze hun regiment kwijtgeraakt waren en vroegen of ze de nacht in de hut mochten doorbrengen. De vrouw ging akkoord en bood hen een warme maaltijd aan, wat de hongerige militairen natuurlijk niet afsloegen. “Maar we hebben drie andere gasten, die jullie niet als vrienden zullen beschouwen”, zo vervolgde Elisabeth Vincken. “Het is kerstavond en er wordt hier niet geschoten”, waarschuwde ze op ferme toon. De Duitsers, twee soldaten en een korporaal, begrepen dat de vrouw Amerikanen herbergde, maar besloten haar te gehoorzamen. Ze lieten hun wapens achter op een houtstapel en stapten de warme hut binnen. Ook de Amerikanen stonden op verzoek van de vrouw hun wapens aan haar af.
In de hut was niet gerekend op zoveel gasten, dus twee Duitsers en twee Amerikanen moesten op het bed van de gastvrouw zitten. De atmosfeer was aanvankelijk gespannen, maar geleidelijk werd het ijs gebroken. Eén van de Duitsers sprak Engels en was als medicijnenstudent in staat om de gezondheidstoestand van de gewonde Amerikaan te beoordelen. Hij concludeerde dat de man veel bloed had verloren, maar dat de wond dankzij de kou niet geïnfecteerd was. Met rust en een goede verzorging zou het met hem goedkomen. Die goede verzorging zat wel goed, want de militairen lieten zich de gebraden haan goed smaken. De Duitsers deelden een brood en een fles rode wijn met de Amerikanen. De helft van de rode wijn werd door de vrouw bewaard voor de gewonde militair.
De wapenstilstand in de hut duurde tot de volgende ochtend. De mannen kregen van hun gastvrouw een bord havermoutpap en voor de Amerikaan met de beenwond maakte ze een krachtdrankje met ei, suiker en de overgebleven wijn. Om hem te kunnen vervoeren werd een brancard gemaakt van houten palen en een tafelkleed. Daarna gingen de Amerikanen en Duitsers ieder hun eigen weg, maar niet nadat de Duitse korporaal eerst nog zijn vijanden de juiste weg in de richting van de Amerikaanse linies gewezen had en hen een kompas meegaf. Voordat de soldaten vertrokken gaf Elisabeth Vincken hun wapens terug. “Wees voorzichtig jongens”, zei ze. “Ik wil dat jullie op een dag weer naar jullie eigen huis kunnen terugkeren.” De Duitsers en de Amerikanen schudden elkaar de hand en verdwenen in tegengestelde richtingen.
Verzoening
Ruim veertig jaar later, op 5 mei 1985, werd het bovenstaande verhaal gememoreerd door Ronald Reagan. De Koude Oorlog was nog in gang en de Amerikaanse president was naar Duitsland afgereisd om veertig jaar vrede tussen de Bondsrepubliek en de Verenigde Staten te vieren. Kort voordat hij op de Amerikaanse luchtmachtbasis in de stad Bitburg zijn toespraak hield, had hij een krans gelegd op de plaatselijke Duitse oorlogsbegraafplaats. Daarbij was hij vergezeld door bondskanselier Helmut Kohl, de Duitse luchtmachtgeneraal Johannes Steinhoff en de Amerikaanse viersterrengeneraal Matthew B. Ridgway. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had Steinhoff als succesvolle gevechtspiloot gediend in de Luftwaffe, terwijl zijn Amerikaanse collega het bevel had gevoerd over onder andere het XVIII Airborne Corps tijdens operatie Market Garden. Gedurende de plechtigheid hadden de veteranen elkaars hand broederlijk vastgehouden.
Reagans bezoek aan de oorlogsbegraafplaats had van tevoren al veel commotie veroorzaakt. Met name vanwege de aanwezigheid van graven van soldaten uit de gehate Waffen-SS vonden veel Amerikaanse veteranen en Holocaustoverlevenden het ongepast dat hun president de herdenking bijwoonde. In zijn toespraak verklaarde Reagan dat hij zich tussen de soldatengraven verdrietig had gevoeld omdat de geschiedenis zo gevuld is met “verspilling, destructie en kwaad”, maar uitte hij ook zijn blijdschap over de “veertig jaar vrede, vrijheid en verzoening” die daaruit voortgekomen was. Het speet hem dat zijn bezoek zo omstreden was en hij garandeerde Amerikaanse veteranen en hun familieleden dat zijn “gebaar van verzoening met het Duitse volk vandaag op geen enkele manier onze liefde en eerbied voor zij die vochten voor ons land verminderd.” Hij beloofde de Holocaustoverlevenden dat verzoening geen vergeten betekende. Diezelfde ochtend was hij in het voormalige concentratiekamp Bergen-Belsen geweest, waar hij nog meer doordrongen was geraakt van het credo “nooit meer”.
Gewone soldaten
De Amerikaanse president verklaarde tijdens zijn speech dat van de ruim 2.000 gesneuvelde soldaten op de begraafplaats er slechts 48 gediend hadden in de SS. In collectieve schuld gaf hij aan niet te geloven. Veel slachtoffers waren volgens hem gewone, veelal jonge soldaten. “Hoeveel waren fanatieke volgelingen van een dictator en voerden gewillig zijn wrede bevelen uit?”, zo vroeg hij aan zijn publiek. “En hoeveel waren dienstplichtigen, gedwongen om in dienst te gaan gedurende de doodstrijd van de nazi-oorlogsmachine?” Hij vertelde dat één van de omgekomen soldaten op de begraafplaats een week voor zijn zestiende verjaardag stierf. Op de begraafplaats had hij de Duitse oorlogsslachtoffers geëerd “als mensen die verpletterd werden door een kwaadaardige ideologie”, zo zei hij.
Halverwege zijn toespraak bracht Reagan het relaas ter sprake over de kerstavond in de jachthut van de Duitse familie Vincken tijdens het Ardennenoffensief. Zijn stafmedewerkers hadden het verhaal gevonden in het maandblad Reader’s Digest van januari 1973, waarin het door Fritz Vincken gepubliceerd was onder de titel “Truce in the Forest”. Na de authenticiteit ervan bevestigd gekregen te hebben van de redactie kon de president het verhaal in zijn toespraak gebruiken als symbool van de verbroedering tussen de twee volken, waarvan volgens hem zelfs “tijdens de donkerste dagen van de oorlog een glimp [kon] worden opgevangen.” Dat ook de zes militairen in de hut in het Hürtgenwald nog erg jong waren, sloot nauw aan bij zijn eerdere betoog.
In het slot van zijn toespraak waarschuwde Ronald Reagan dat de strijd voor vrijheid nog niet gestreden was. Hij liet zich inspireren door de legendarische woorden die zijn voorganger John F. Kennedy op 26 juni 1963 sprak in West-Berlijn. “Ik ben een Berlijner”, zo herhaalde Reagan die woorden, om als volgt te vervolgen:
“Ik ben een Jood in een wereld die nog steeds bedreigd wordt door antisemitisme. Ik ben een Afghaan en ik ben een gevangene van de Goelag. Ik ben een vluchteling in een stampvolle boot voor de kust van Vietnam. Ik ben een Laotiaan, een Cambodjaan, een Cubaan, een Miskito-indiaan in Nicaragua. Ook ik ben een potentieel slachtoffer van totalitarisme.”
Hij riep op om “de herwonnen democratische geest in Duitsland” te vieren.
“We kunnen de misdaden en oorlogen van gisteren niet ongedaan maken, noch kunnen we de miljoenen weer tot leven brengen, maar we kunnen betekenis geven aan het verleden door er lessen uit te leren en een betere toekomst te maken.”
Te mooi om waar te zijn?
Terwijl hij tijdens een pauze naar de radio luisterde, hoorde Fritz Vincken tot zijn verbazing dat de Amerikaanse president zijn verhaal aanhaalde. De Duitser had in 1959 zijn moederland verlaten en na eerst in Canada en Californië verbleven te hebben, woonde hij sinds 1963 op Hawaii. In de wijk Kapalama in Honolulu opende hij daar Fritz’s European Bakery. De eilandbewoners stonden in de rij voor het Duitse bruinbrood en de Schwarzwälder Kirschtaart van zijn bakkerij, waar de verkoopsters gehuld gingen in dirndljurken. Fritz was een groot bewonderaar van Ronald Reagan en was geraakt door zijn woorden. Zijn herinneringen aan de kerstavond van 1944 had hij op aandringen van Amerikaanse vrienden al in de jaren 60 opgeschreven en toegestuurd aan Reader’s Digest.
Het verhaal over de kerstavond in de jachthut lijkt te mooi om waar te zijn, maar heeft vermoedelijk echt plaatsgevonden. Voorafgaand aan de toespraak van Reagan in Duitsland had de staf van het Witte Huis bij Reader’s Digest naar de authenticiteit ervan geïnformeerd. De redactie van het blad gaf aan dat een ervaren onderzoeksjournalist voor de publicatie intensief onderzoek had verricht. In Aken was Elisabeth Vincken getraceerd en die had exact hetzelfde verhaal verteld als haar zoon, zonder dat zij de ingezonden tekst had gelezen. Ook was ter plaatse onderzoek verricht, onder andere door te spreken met lokale bewoners. “We zijn ervan overtuigd, zonder twijfel, dat het verhaal waar is”, zo beweerde de toenmalige hoofdredacteur zelfverzekerd.
Het was Fritz Vincken de eerste decennia na de oorlog niet gelukt om ook maar één militair uit zijn verhaal op te sporen. Een uitzending van het Amerikaanse televisieprogramma Unsolved Mysteries uit 1995 bracht daarin verandering. Een kijker van het programma herkende het verhaal, dat hem eerder al verteld was door een bewoner van het verzorgingshuis in Maryland waar hij werkte. De naam van de man was Ralph Blank (blijkbaar had Vincken zijn naam verkeerd onthouden, aangezien hij in zijn verslag deze naam niet noemt). Hij had tijdens de Tweede Wereldoorlog gediend in het 121st Infantry Regiment van de 8th Division. In januari 1996 werden Fritz en de veteraan met elkaar herenigd (de moeder van Fritz was inmiddels overleden). “Jouw moeder redde mijn leven”, zo zei de oude man tegen hem. De veteraan had het kompas van de Duitse korporaal nog altijd in zijn bezit. Fritz beschreef deze ontmoeting later als het hoogtepunt van zijn leven.
De Duitse soldaten en de twee andere Amerikanen werden nooit teruggevonden. Zelf overleed Fritz Vincken in 2002 op 69-jarige leeftijd, zijn vrouw, dochter en twee kleinkinderen achterlatend. Mede dankzij Ronald Reagan, die twee jaar daarna overleed, leeft zijn verhaal over het kerstmaal van 1944 voort als symbool van verbroedering en medemenselijkheid tijdens donkere dagen.