Het Edict van Milaan – ook wel Tolerantie-edict – is een bepaling van de West-Romeinse keizer Constantijn de Grote (ca.280-337) en de Oost-Romeinse imperator Licinius (263-325). Met het Edict van Milaan, uitgevaardigd op 3 februari 313, kwam er een eind aan de christenvervolgingen.
Historici zijn het er echter niet over eens of het Edict daadwerkelijk heeft bestaan of later, vanuit de praktijk, is opgeworpen. De inhoudelijke tekst van het Edict van Milaan is niet overgeleverd. Wel wordt het Edict van Milaan in een toenmalige bron vermeld.
Achtergrond en aanleiding
In 306 stierf de vader van Constantijns vader en maakte Constantijn aanspraak op de keizerstitel. In het gebied noordelijk van de Alpen werk Constantijn erkend. Constantijn moest nog wel de strijd aangaan met Maxentius, die dezelfde machtspretenties had. Het liep uit op een onderling treffen bij de Milvische brug, waarbij Constantijn – die toen geen christen was – steun zocht bij de kerk. Volgens bisschop Eusebius van Caesarea in Vita Constantini (337) kreeg de keizer vóór de slag een visioen met kruis aan de hemel en zag hij de tekst
‘In dit teken zult gij overwinnen’.
Na dit visioen behaalde Constantijn de overwinning.
Inhoud van het Milanese decreet (313) en Edict van Nicomedia als voorloper (311)
Nadat hij de oorlog gewonnen had, maakte Constantijn op 29 oktober 312 een zegetocht door Rome. Als dank vaardigde hij op 3 februari 313 het Edict van Milaan uit, samen met de keizer in het Oosten van het Romeinse Rijk Licinius. Het Edict werd overigens pas later, in juni 313, door Licinius aan zijn volgelingen afgekondigd. Het Edict van Milaan gaf de christenen in het Romeinse Rijk vrijheid van godsdienst; voortaan mochten ze bijvoorbeeld eigen kerken stichten en ook kregen ze eerder geconfisqueerde goederen terug. De christenvervolgingen kwamen hiermee ten einde. Maar het Edict ging verder: het bood ook andere geloofsgroepen vrijheid van religie.
De vroeg-christelijke schrijver Lactantius (ca.250-320) verwoordde in een brief de kerninhoud van het Edict van Milaan. De brief is later beschreven door de kerkhistoricus Eusebios (ca.263-339) in diens Kerkgeschiedenis (ca.323):
Overigens was de christelijke godsdienst in het oosten van het Romeinse Rijk al eerder toegestaan, met het Edict van Nicomedia (30 april 311) alleen een uitbreiding naar andere religies buiten het christendom om.
In 321 bepaalde Constantijn dat de zondag de rustdag zou worden in zijn rijk. Vanaf 324 was Constantijn, nadat hij in de lente de Oost-Romeinse keizer Licinius had laten doden, de enige keizer in het Romeinse Rijk. Kort daarop, in 325, kwam het beroemde Concilie van Nicea bijeen. Deze kerkvergadering stelde een geloofsbelijdenis vast en verwierp de leer van Arius. Met dit concilie kwam de vroeg-christelijke periode ten einde.
Gevolgen van het Edict van Milaan
Het Tolerantie-edict markeert een belangrijk moment in de wereldgeschiedenis: feitelijk gingen staat en kerk vanaf 313 een verbond aan. De Rooms-Katholieke Kerk begon zichzelf vanaf deze gebeurtenis ook steeds meer te zien als de geestelijke opvolger van het staatkundige Romeinse Rijk, dat daarna in verval zou raken.
Door het Edict van Milaan kon het christendom – vooral na de bekering van Clovis (ca.466-511) – over het Europese continent verspreiden gedurende de Middeleeuwen.
Eerste Concilie van Nicea (325) en de geloofsbelijdenis van Nicea
Boek: Het visioen van Constantijn – Jona Lendering
Bronnen ▼
-https://www.britannica.com/topic/Edict-of-Milan
-https://www.christianitytoday.com/history/issues/issue-28/313-edict-of-milan.html
-https://www.kro.nl/katholiek/abc/edict-van-milaan
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Edict_van_Milaan