Tijdens de Eerste Wereldoorlog deed een nieuw begrip, eenheidsworst, zijn intrede in het Nederlandse vocabulaire. De eenheidsworst dook voor het eerst in 1916 in Duitsland op. Twee jaar later vond het begrip zijn weg in Nederland. Toen de Eerste Wereldoorlog was afgelopen kreeg ‘eenheidsworst’ een meer spreekwoordelijke betekenis.
25 cent
Het woord eenheidsworst heeft tegenwoordig een negatieve bijklank en wordt vaak gebruikt in de context van ‘veel van hetzelfde’, een situatie waarin er weinig te beleven valt. Van oorsprong was de term echter wat het suggereert: een worstachtig stukje vlees. De eenheidsworst ontstond in november 1916 in Berlijn onder de naam “Einheitswurst”. Het product werd geïntroduceerd vanwege de voedselschaarste, zodat er voor iedereen goedkope worst beschikbaar zou zijn.
In maart 1918 rantsoeneerde Folkert Posthuma (1874-1943) – minister van Landbouw, Handel en Nijverheid – al het vlees, en de maand erop introduceerde hij in Nederland de eenheidsworst. Het vleesgedeelte van deze worst bestond uit 90% rundvlees en 10% varkensvlees, maar er was ook flink wat suiker, kruiden en zout aan toegevoegd: ongeveer 15% van de worst bestond uit deze smaakmakers. Posthuma, die 25 jaar later als nazi-collaborateur door het verzet geëxecuteerd zou worden (maar dat uiteraard nog niet wist), bepaalde de maximumprijs op 25 cent per worst. Per week was er voor iedere Nederlander niet meer dan 100 gram beschikbaar. Lekker was de worst niet, maar bij gebrek aan beter vond het vlees toch gretig aftrek.
Liedjes over eenheidworst
Het publiek maakte al snel aardige spotliedjes over de eenheidsworst. Een ervan luidde als volgt:
Koeien, Varkens, Schaap en Geiten,
Konijn en Duif, ja, Kip en Haan
Komen allen weer te zamen,
Zoals Noê ze op zijn Ark had staan.
Maar nou in eenen lange darm,
Komt die familie bij elkaar.
Zij zitten daar wel iets te warm,
In zoo’n Eenheidsworst te gaar.
En een ander lied ging zo:
We krijgen regeeringsvleesch, eenheidsworst.
Je vult nu je maag maar rond Voor vijftig centen een pond.
Een half onsje zeep, het is niet te groot,
Men krijgt last van vlooien, je krabt je nog dood.
In naam van Oranje, dat groote gespuis,
Die hebben van alles in huis.
Toch gaan we heusch nog lang niet dood, hoezee!
We hebben alle dag nog twee ons brood, hoezee!
En tien pond patatten, zooals je ziet, De helft is rot, maar dat……… niet!
We richten nog een standbeeld op, hoezee!
Voor Posthuma wordt dat een reuzestrop, hoezee!
Hij rekent vast er bovenop te staan…. Het zou wel kunnen, maar ’t zal niet gaan.
En er klonken nog veel meer liedjes waarin het regeringsvlees bezongen of verguisd werd (zie afbeeldingen).
Herinneringen aan de Eenheidsworst
Na afloop van de oorlog verdween de worst uit de schappen, maar de term bleef in de betekenis van ‘veel van hetzelfde’ bestaan. In het taalgebruik en in de herinnering van personen die de worst gegeten hadden, leefde het fenomeen voort. In een interview met een hoogbejaarde Nunspeter, Jan Raaijen, gaf deze – met enig gevoel voor overdrijving – aan dat eenheidsworst ‘het enige’ was dat hij zich van de jaren 1914-1918 herinnerde:
‘Jan Raaijen heeft beide wereldoorlogen meegemaakt. Van de eerste, 1914-1918, weet hij zich alleen de eenheidsworst te herinneren die je bij Martin Buitenhuis kon krijgen.’
Eenheidsworst bleef kortom langer in het hoofd van de eters dan in hun maag zitten.
- Zie ook de rubriek: Historische uitdrukkingen (en scheldwoorden)
- Boek: Buiten schot. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918
online: www.streekarchivariaat.nl
-‘Vergeten soldaten en oorlogsliederen’, Nieuwe Tilburgsche Courant (26 maart 1940). Geraadpleegd via www.delpher.nl op 31-01-2016.