Op 11 juli 2001 ging er een schok door de stad Amsterdam. Herman Brood (1946-2001) had een einde aan zijn leven gemaakt door van het dak van het Hilton-hotel te springen. Het was eigenlijk wel algemeen bekend dat Brood ziek was, het decennialange overvloedige drugs- en alcoholgebruik had zijn tol geëist. Lichaam en geest van de zanger en kunstenaar gaven het op en hij wenste verdere aftakeling niet af te wachten, of zoals zijn vriend Jules Deelder het verwoordde:
‘Hij is tenminste niet als een half broodje gestorven’.
Onderdeel van het straatbeeld
Toch was de schok groot onder Amsterdammers, Brood was net zo onderdeel van het straatbeeld rond het Spui als het Lieverdje en de Lutherse Kerk. Brood woonde en werkte meer dan 12 jaar boven café Dante in de Spuistraat. Je kwam hem vaak ‘in het wild’ tegen; op straat of in Dante aan de Grand Marnier of god weet wat nog meer.
Brood was een levend kunstwerk, één van de belichamingen van de vrijzinnigheid waarmee Amsterdam zich zo graag associeert. Zijn overlijden was een verlies van een van de markantste Amsterdammers van de tweede helft van de twintigste eeuw.
De bekendste Amsterdammers uit de tweede helft van de twintigste eeuw
In de schuttersgalerij van het Amsterdam Museum hangt een modern schuttersstuk van Henk Schiffmacher en Aldert Mantje. Brood heeft – terecht- een plaatsje in die canon gekregen tussen andere prominenten als Hans van Mierlo, Simon Vinkenoog, Simon Carmiggelt, Annie M.G. Schmidt, Johan Cruijff, Freddy Heineken, Jan Cremer, Johnny Jordaan en Robert Jasper Grootveld. Brood zit op het schilderij tussen Karel Appel, Harry Mullisch en de voormalige directeuren van het Stedelijk Museum Willem Sandberg en Rudi Fuchs. Het was een droom van Brood om ooit met zijn werk in het stedelijk te hangen, maar tot op heden is die droom niet verwezenlijkt.
Geen Brood in de collectie Amsterdam
Dezelfde oud-directeur van het Stedelijk Museum die naast hem staat op het groepsportret, Rudi Fuchs, verklaarde het ontbreken van zijn schilderkunst in het Stedelijk als volgt: ‘Je kunt zijn werk niet als kunst op zich beoordelen. Als je zijn schilderijen licht uit zijn overige uitingen, is het werk niet maatgevend. Het gaat eerder om een onderdeel van de rockcultuur dan om kunst.’ De kunst van Brood vond hij dus vooral waardevol in relatie tot het fenomeen Brood, inclusief rockmuziek, drank- en drugsgebruik, onnavolgbare televisieoptredens en papegaai op zijn hoofd.
Helaas hebben wij als museum niet zo’n mooie eloquente reden als Fuchs waarom wij nauwelijks iets van Brood in onze collectie hebben. Zijn beeltenis op het “schuttersstuk” hierboven is het enige. Wij hebben als stadsmuseum wel degelijk interesse in het verzamelen rond fenomenen als Brood. Het is er alleen nog niet van gekomen. Onze kans zal heus nog wel komen, en ondertussen is de herinnering aan Brood nog altijd springlevend. Ter herinnering aan het gestorven levende kunstwerk kunt u altijd nog eens deze fraaie documentaire terugkijken: