CDA-politicus Elco Brinkman werd geboren op 5 februari 1948 in Dirksland op de Zuid-Hollandse eilanden, maar zijn jeugd bracht hij vooral door in Hardinxveld-Giessendam, waar zijn vader namens de Anti-Revolutionaire Partij burgemeester was. Zijn voornamen luidden formeel Leendert Cornelis, maar zijn roepnaam was Elco.
Hij kreeg een gedegen christelijke opvoeding en ging, zoals dat in zijn kringen betaamt, aan de Vrije Universiteit in Amsterdam studeren, zowel politicologie als staatsrecht. Daar studeerde hij begin jaren zeventig af.
Aanvankelijk werkte de veelbelovende jongeling als wetenschappelijk medewerker bij de afdeling bestuurskunde van de VU, maar weldra stapte hij over naar het ministerie van Binnenlandse Zaken. Hij begon er als assistent bij het bureau van de secretaris-generaal, maar maakte bliksemsnel carrière. Al in 1980 werd hij bevorderd tot directeur-generaal binnenlands bestuur.
Hij begon op te vallen en de latere CDA-leider, de katholiek Ruud Lubbers, zag wel iets in hem. In 1982 werd hij namens deze partij minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur in Lubbers I. Die functie bekleedde hij ook in Lubbers II.
Zorgzame samenleving
Brinkman moet zich in deze no-nonsense-kabinetten als een vis in het water hebben gevoeld. Hij stond bekend als rechts en gedegen, was een voorstander van versobering van de voorzieningen en gold als bedenker van de term ‘zorgzame samenleving’.
In 1984 veroorzaakte hij consternatie door Hugo Brandt Corstius niet de P. C. Hooftprijs voor beschouwend proza uit te reiken, hoewel hij daar door een jury voor was voorgedragen. Brinkman vond dat Brandt Corstius, die de prijs overigens een paar jaar later toch kreeg, van ‘kwetsen een instrument gemaakt’ had.
Veel rumoer veroorzaakte ook zijn besluit (uit 1987) om het Openluchtmuseum in Arnhem te sluiten omdat dat te duur zou zijn. Uiteindelijk ging die maatregel niet door als gevolg van protesten van bezoekers.
Brinkman voelde zich waarschijnlijk bij het derde kabinet-Lubbers, waarin de VVD was vervangen door de PvdA, wat minder goed op zijn gemak dan in beide voorgangers. Hij was in deze periode niettemin CDA-fractievoorzitter in de Tweede Kamer en had als zodanig een belangrijke stem als het om de koers ging. Bovendien werd hij door Lubbers al in een vroeg stadium genoemd als zijn logische opvolger.
Brinkman zou deze woorden goed tot zich laten doordringen. Hij begon zich te profileren en zich af te zetten tegen zijn baas. Eerst deed hij dat nog betrekkelijk vriendelijk. Tijdens een spreekbeurt op Texel in 1991 zei hij dat ‘het speelkwartier’ voor het kabinet voorbij was. De opmerking viel nogal slecht in CDA-kring, maar Lubbers vond dat hij gemaakt moest kunnen worden. Hij riep Brinkman officieel uit tot zijn opvolger.
Spijt
Hiervan moet ‘der Macher’ al spoedig spijt hebben gekregen. Bij de presentatie van zijn verkiezingsprogramma had Brinkman het over ‘een waterscheiding’. Het CDA zou dus heel anders worden dan het onder Lubbers geweest was.
Lubbers reageerde furieus. Hij begon zich krachtig af te zetten tegen de man die in zijn voetsporen moest treden. Hij liet weten dat het niet veel zou uitmaken als PvdA’er Wim Kok premier zou worden in plaats van Brinkman. Hij zei – een paar dagen voor de verkiezingen nota bene – dat hij niet op Brinkman, maar op de katholieke kandidaat Ernst Hirsch Ballin (nummer 3 op de lijst) zou stemmen.
Brinkman, die publicitair begeleid werd door voorlichter Frits Wester, was intussen ook op een andere wijze nadelig in het nieuws gekomen. Een reportage van het tv-programma Reporter toonde beelden van de in opspraak geraakte beheersmaatschappij Arscop, waarvan hij commissaris was. En hij wist half bejaard Nederland tot grote woede te brengen door openlijk te verklaren dat een door het CDA-programma voorziene bevriezing van de uitkeringen ook voor de AOW zou gelden.
Elco Brinkman tijdens de roerige verkiezingscampagne van 1994
Voorspelbaar
Het resultaat was voorspelbaar. Het CDA verloor bij de verkiezingen, waarin Brinkman voor lijsttrekker speelde, 20 van de 54 zetels. De partij belandde in de oppositie. Voor het eerst sinds 1918 regeerde in Nederland een kabinet zonder christendemocraten.
Niet lang na de verkiezingen verscheen een rapport van de evaluatiecommissie onder leiding van ex-minister (en voormalig Kamerlid) Til Gardeniers. Hierin werd kritiek gespuid op de gevolgde procedure (dat Lubbers Brinkman aanwees als zijn opvolger werd gezien als een inbreuk op de exclusieve bevoegdheid van de partij om dit te doen). Het CDA werd neergezet als een ‘wat zelfgenoegzame bestuurderspartij’. Over Brinkman werd geen rechtstreeks oordeel geveld, maar de afgebrokkelde steun bij zijn partijgenoten was voor de partijleider een helder signaal. Een paar maanden na de verkiezingen trad ‘de man met de laserogen’, zoals hij in de pers werd genoemd, af. Hij werd vervangen door Enneüs Heerma.
Bouw
Hij verliet de politiek. In mei 1995 werd hij voorzitter van het Algemeen Verbond Bouwbedrijf, na een fusie Bouwend Nederland geheten. Ook verwierf hij enkele bijbanen. In deze periode kwam hij vooral in het nieuws omdat bij hem twee maal kanker werd vastgesteld. Beide keren genas hij.
In 2011 keerde Brinkman terug de politiek. Namens het CDA werd hij lijsttrekker bij de Eerste Kamerverkiezingen. Fractievoorzitter van het christendemocratische smaldeel in de senaat bleef hij tot 2019.
Heel bijzondere dingen deed hij als senator niet. Wel verzette hij zich tegen de traagheid van de politiek en drong hij bij herhaling aan op ‘knopen doorhakken’. Inmiddels is hij ver in de zeventig.