Als we het over grenzen hebben, kunnen we niet om de globalisering heen. Door de communicatie- en transportrevolutie sinds de Industriële Revolutie lijkt het soms alsof de aarde een dorp is geworden. Landsgrenzen vervagen, zo maken tv-programma’s als Ik vertrek, Hello Goodbye en Grenzeloos verliefd wel duidelijk.
Dit blijkt ook uit emigratiecijfers: in 2014 emigreerde een historisch hoog aantal van 148.000 Nederlanders naar het buitenland. Je kunt tegenwoordig vrij pijnloos naar een ander land verhuizen, online contact onderhouden of remigreren. Er is een gevoel van grensvervaging ontstaan. De veranderende emigratie-ervaring in de afgelopen 175 jaar, met de Nederlandse emigratie naar Amerika als voorbeeld, laat zien dat dit vroeger wel anders was.
Groepsemigratie
Van 1840 tot 1870 emigreerden bijna 35.000 Nederlanders naar de Verenigde Staten. Naast economische en godsdienstige factoren maakte een aantal moderniseringen deze trek mogelijk. Zo richtten burgers veel verenigingen op, een nieuw verschijnsel dat beroepsgroepen en andere gelijkgezinden samenbracht. Deze organisatievorm werd ook gebruikt bij groepsemigraties uit Nederland, met de “landverhuizersvereeniging” als samenbindende factor. Afgescheiden protestanten liepen hierbij voorop. Zo stichtten de predikanten Albertus van Raalte en Anthony Brummelkamp in 1846 de “Vereeniging van Christenen voor de Hollandsche Volksverhuizing naar de Vereenigde Staten in N. Amerika”, die landverhuizers hielp bij het boeken van hun reis, de bestemmingskeuze, landaankoop en de oprichting van kerken en scholen na aankomst.
Tegelijkertijd zorgde Amerikaanse wetgeving, speciaal de Pre-Emption Act (1841) en de Homestead Act (1862), voor grootschalige gronduitgifte aan immigranten. Het uitdijende Amerikaanse spoorwegnetwerk garandeerde de verspreiding van de nieuwkomers. Onmisbaar was ook de aanzwellende informatiestroom over de Verenigde Staten: emigrantengidsen, reisverslagen, brieven en romans stelden Amerika voor als hét Utopia.
Geen luxe-ervaring
De periode 1870-1914 kenmerkte zich door een revolutie in de technologie en het transportwezen en – mede door de Europese landbouwcrises – een massale trek richting Amerika van ongeveer twintig miljoen Europeanen. Onder hen bevonden zich 138.000 Nederlanders, 0.7 procent van het totaal. In het recordjaar 1907 verwerkte de grenspost Ellis Island bij New York 1.3 miljoen nieuwkomers. De triomf van het moderne stoomschip op de zeilboot maakte deze massamigratie mogelijk. Het stoomschip bood een ongekende capaciteit en snelheid: het kon tienmaal zoveel passagiers vervoeren als een zeilschip en bracht de reisduur terug van vijf tot nauwelijks twee weken. Daarnaast werd de overtocht veiliger: het sterftecijfer onder opvarenden decimeerde van 1 tot 0.1 procent.
Deze ontwikkelingen betekenden dat de overtocht naar Amerika veranderde van een onzeker avontuur in een vrij voorspelbare expeditie. Toch was de reis zeker geen luxe-ervaring, althans tot circa 1900. Tot dat moment reisden de landverhuizers vrijwel allemaal derdeklas, op elkaar gestouwd op het weinig comfortabele tussendek. Na 1900 kozen de wegtrekkers vaker voor een tweedeklasticket. Een belangrijk kenmerk was dat het stoomschip het individualiseringsproces onder de landverhuizers bevorderde. De groepsreizen per zeilboot – waarbij de homogeniteit groot was – maakten plaats voor overvolle stoomschepen. Het fenomeen ‘anonieme reiziger’, die het dek deelde met mensen uit allerlei landen en culturen, was hiermee geboren. De emigrant begon steeds meer op een ‘internationaal product’ te lijken, zo suggereerde in 1915 De Economist:
‘Zooals de moderne handel een internationaal karakter krijgt, en daardoor juist een der
hoofdoorzaken van den wereldvooruitgang is geworden, evenzo gaat het met de moderne emigratie.’
Vanwege de Amerikaanse immigratiequota liep de Nederlandse landverhuizing in het interbellum, van 1919-1939, terug. In totaal vestigden zich toen circa 50.000 Nederlanders in Amerika. Ondanks de terugloop ontstonden er nieuwe landverhuizingsinstanties, zoals de Nederlandsche Vereeniging Landverhuizing (1913) en de Gereformeerde Emigratie Vereeniging (1927). Zij onderhielden contact met de belangrijkste immigratielanden de Verenigde Staten en Canada, en zorgden voor organisatorische continuïteit.
Flexibele transmigrant
Tussen 1947 en 1963 was de overzeese emigratie uit Nederland met 410.000 personen opnieuw omvangrijk. Deze emigreerden vooral naar Canada, Australië en de Verenigde Staten. Liefst 3.5 procent van de Nederlandse bevolking vertrok overzee. Belangrijke motieven waren het sombere economische toekomstperspectief, het huizentekort en de dreiging van een derde wereldoorlog. Vanaf 1949 plande en bevorderde de Nederlandse regering de emigratiestroom. Deze ‘actieve emigratiepolitiek’ ging gepaard met een omvangrijke organisatievorming. Zo sloot de regering verdragen met immigratielanden en zorgde voor subsidies en cursussen. Verder zette de overheid een mediaoffensief in: minister-president Willem Drees en prins Bernhard zorgden voor positieve emigratieberichtgeving, in de ether klonk wekelijks een “emigratiepraatje” en in de bioscopen draaide het Polygoonjournaal. Veel dagbladen plaatsen emigrantenfeuilletons en stelden buitenlandcorrespondenten.
Vanaf midden jaren 1960 liep de Nederlandse emigratie sterk terug, mede door de geslaagde wederopbouw. In de jaren tachtig werd met 310 emigranten per jaar een laagterecord bereikt. Dit hing ook samen met de implementatie van de Western Hemisphere Act in 1976, een Amerikaanse wet die een visumbeperking invoerde waarmee alleen nog hoogopgeleide immigranten de Verenigde Staten binnenkwamen. De meest fundamentele verandering in de periode sinds 1945 was de opkomst van emigrantencharters per vliegtuig. Vanaf eind jaren vijftig verhuisde al 40 procent van de Nederlandse emigranten per vliegtuig, wat opliep naar 85 procent in 1969.
In 2014 bereikte de Nederlandse emigratie met 148.000 een historisch hoogtepunt. De huidige trek vertoont parallellen met de jaren vijftig. Opnieuw is er veel media-aandacht, bijvoorbeeld in Ik vertrek, Grenzeloos verliefd of op de Expatbeurzen. Een tweede overeenkomst is de motivatie vanuit ‘een gevoel van bedreiging’. Zo namen de emigratieaanvragen kort na de moord op Theo van Gogh in 2004 met een factor vijf toe.
Verschillen zijn er ook. Allereerst is de huidige Nederlandse emigratie vooral intra-Europees, mede door het ‘wegvallen’ van landsgrenzen sinds de Val van de Muur. Ten tweede hebben huidige emigranten vaak niet-economisch motieven: men wil rust of een betere leefomgeving. Verder zijn veel emigranten niet in Nederland geboren en keren terug naar hun moederland. Wat de huidige emigrant ten slotte vooral onderscheidt van de ‘wederopbouw-emigrant’ is zijn flexibiliteit. Als ‘transmigrant’ is hij niet meer gebonden aan één plaats en kan hij online in contact blijven met de ‘achterblijvers’. Grenzen lijken hierdoor te vervagen.
Artikel in het kader van de Maand van de Geschiedenis
Bronnen ▼
– Krabbendam, Hans, Vrijheid in het verschiet (Hilversum 2006).