Het lijkt erop dat de fenomenen zomertijd en wintertijd over enige tijd geschiedenis zijn en dat is goed nieuws voor alle mensen die ieder jaar weer last hebben van het abrupt verzetten van de klok. Mensen slapen slechter en hebben soms weken nodig voordat hun bio-klok gewend is aan de nieuwe tijd. De vermaarde professor George van den Bergh (1890-1966) zag in 1945 kennelijk al in dat een abrupte overgang voor problemen kon zorgen. Hij bedacht wat anders: een Euroklok waarmee de overgang van winter- naar zomertijd veel geleidelijker zou verlopen.
In Nederland zijn winter- en zomertijd in 1977 ingevoerd. Dit vanwege de oliecrisis. Door in de zomer langer gebruik te maken van het zonlicht, zou er energie bespaard worden. Voor 1977 hoefde de klok in de zomer en winter dus niet verzet te worden, maar ook toen waren er natuurlijk genoeg mensen die het eigenlijk zonde vonden dat er zoveel zonlicht werd verspild. De klok verzetten kon een oplossing zijn. Professor George van den Bergh bedacht in 1945 echter wat anders. Niet het tijdsysteem, maar de klok moest aangepast worden.
In 1945 publiceerde de professor een boekje waarin hij zijn plannen voor het eerst uit de doeken deed. Later werd dit werkje nog verschillende keren uitgebracht onder de titel De Euroklok – Een eenheidsstelsel van klokhervorming voor geheel Europa ten Westen van het IJzeren Gordijn. George van den Bergh bepleitte hierin de invoering van speciale klokken die tussen 22 december en 21 juni elke dag 50 seconden voorliepen en daarna weer elke dag 50 seconden achter. Daarmee zou men in de zomer op het hoogtepunt uiteindelijk maar liefst 2,5 uur voorlopen op de wintertijd. En omdat de overgang gelijkmatig verliep, had niemand er last van.
In reactie op critici die de professor verweten dat hij aan de seconde morrelde, stelde Van den Bergh dat die tijdseenheid wat hem betreft helemaal geen heilig huisjes was.
“Onze dagen, uren, minuten en seconden zijn kunstmatige gewrochten, “gedachtendingen”. Onze uren en seconden zijn betrekkelijk willekeurig gekozen. Ze vormen geen natuurkundige werkelijkheid. […] Waarom moeten wij ons nog langer laten ringeloren door een tijdindeling die niet deugt?”
Fijn voor meneer Jansen
De seconde kon wat de uitvinder betreft ook na invoering van de Euroklok gewoon nog gebruikt worden, bijvoorbeeld bij wetenschappelijk of sportwedstrijden. Dan kon men immers gewoon de normaal afgestelde chronometers ter hand nemen. A. Huguenot van der Linden stond in 1958 in een Telegraaf–artikel uitgebreid stil bij de theorie van de professor en toonde zich zeer geïnteresseerd. De gevolgen van de Euroklok zouden zo geleidelijk zijn dat men er aanvankelijk niks van merkte. “Meneer Jansen” bleef gewoon om zeven uur opstaan en zat om half negen op kantoor. En zijn zoon Jantje bleef gewoon van negen tot vier naar school gaan.
“Maar geleidelijk beginnen ze de vruchten te plukken die aan het brein van professor Van den Bergh zijn ontsproten. Het wordt zomer en het zonnetje vertoont zich niet meer om half vier ’s morgens aan de hemel, wanneer niemand er iets aan heeft en 99 procent van de bevolking nog op één oor ligt. Nee, dat zonnetje verschijnt eerst op een redelijke tijd. In het eerste prille daglicht kan meneer Jansen zich scheren en kan Jantje zijn acht boterhammen naar binnen proppen. Dan gaat meneer Jansen naar kantoor. Om half elf krijgt hij zijn kopje koffie, zoals hij dat al jaren gewend is. En meneer Jansen is zich er helemaal niet van bewust, dat het nu volgens de “oude” tijdrekening in wezen pas half acht is.”
Wat een winst, zo meende de Telegraaf-auteur. Als de miljoenen “hardwerkende Nederlanders” overstapten op de Euroklok hadden ze aan het eind van hun werkdag nog “vele uren van zonneschijn voor de boeg”. Volgens Huguenot van der Linden was er maar één probleem. Alle landen ten westen van het voormalige IJzeren Gordijn moesten meedoen…
“De Euroklok kan slechts door intensieve Europese samenwerking tot stand gebracht worden.”
“Tijd niet rijp voor Euroklok”
Een dat was een hele uitdaging, wist de auteur, die er zijn lezers op wees dat de molens van de Europese samenwerking traag maalden. In eigen land was inmiddels al wel een vereniging opgericht die zich hard maakte voor invoering van de Euroklok. Naast enkele professoren was hier bijvoorbeeld ook de voorzitter van de Tweede Kamer lid van. De voorstanders hadden echter nog een hele lange weg te gaan. Huguenot van der Linden:
“De Euroklok-gedachte moet populair worden, wil ze op den duur een kans van slagen maken. Ik vrees alleen dat Jantje van meneer Jansen dan niet meer op school zal zijn. Maar als Jantje zelf vader is geworden liggen de kaarten misschien heel anders…”
Een klein jaar later boog de Tweede Kamer zich over het fenomeen. De parlementariërs achtten de tijd nog niet rijp voor een overstap. Eerder had minister Teun Struycken al aangegeven het plan tot klokhervorming pas in overweging te willen nemen als de Europese integratie zo ver was gevorderd dat de klok in heel West-Europa kon worden ingevoerd.
Bronnen ▼
-https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:110587771:mpeg21:a0295
-https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010953103:mpeg21:a0189
-https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ABCDDD:010816367:mpeg21:a0123
-https://www.nrc.nl/nieuws/2005/04/16/tegenvuur-10470819-a1151747