Met de gloednieuwe tentoonstelling vrijheid, vete, vagevuur wil het Fries Museum in Leeuwarden laten zien hoe rijk het middeleeuwse leven was, hoe ontwikkeld en complex. Het vizier is niet alleen gericht op Fryslân, zo blijkt uit de ondertitel ‘de middeleeuwen in het noorden’. En ja, opvallend groot is de bijdrage uit Oost-Friesland ten oosten van de Eems. Ook uit de provincie Groningen komen voorwerpen en voorbeelden.
Tot de topstukken van de expositie horen de prachtige kostuumtekeningen uit de zestiende eeuw, toen Unico Manninga, bewoner van de Lütetsburg bij Norden, de oude dracht wilde vastleggen vóór de traditie verloren ging. In de tentoonstelling en in de catalogus maken deze onbekende tekeningen veel indruk.
Wat is er zoal te zien?
Druk
Het is eind september, als ondergetekende het museum in Leeuwarden bezoekt, het is er gezellig druk, maar niet té. Een mooie overzichtskaart toont die plekken in het noorden waar de Middeleeuwen op hun mooist na-glanzen. Twee in Friesland, twee in Groningen en één in Oost-Friesland. Om te beginnen, de fraaie elfde-eeuwse Alexanderkerk in Rinsumageest, een dorpje waar de lokale adel al in de negende eeuw schenkingen deed aan de abdij van Fulda. Tussen 1165 en 1580 floreerde hier klooster Klaarkamp, een van de belangrijkste noordelijke kloosters. In de Alexanderkerk ligt Eppo, gestorven ergens in de veertiende eeuw. In het museum kun je hem niet ontlopen. Vanaf zijn sarcofaagdeksel kijkt hij je koelbloedig aan, al heeft de tijd zijn stenen contouren verzacht.
In Feanwâlden – tweede toplocatie – is de schierstins uit de veertiende eeuw zichtbaar, een massieve toren en ernaast een oude state. De stinsen of steenhuizen – er waren er honderden – verwijzen naar eer, statusvertoon, vetes en strijd tussen de lokale machthebbers onderling en met machten van elders. In het nu Groningse Aduard – locatie 3 – stichtten vrome Cisterciënzers in de late twaalfde eeuw een nieuw klooster en vernoemden dat naar hun held, Bernardus van Clairveaux. De abten stonden niet alleen tijdens het gebed hun mannetje, ze verdedigden hun Friese vrijheid zonodig gewapenderhand. Van het enorme klooster rest alleen nog de ziekenzaal, nu kerk. Steenhuis Bunderhee is het Oost-Friese broertje van de stins in Feanwâlden en… net zo mooi. In Ter Apel ligt het enige klooster in het Noorden dat de eeuwen trotseerde en waar je kunt dwalen door grotendeels intacte kloostergangen en -tuin.
Daarmee hebben we de belangrijkste thema’s op de tentoonstelling te pakken: vrijheid, vete en vagevuur, ofwel politiek, militair, religie. De tentoonstelling verpakt die onderwerpen heel mooi. Op de wanden in de eerste expositiezaal zijn – lijkt het – met krijt silhouetten getekend van middeleeuwse kerken, alsof ze opduiken uit de mist. Die sfeer vind je ook terug in de papieren pilaren die zijn opgetrokken in een van andere zalen. In Friesland en Groningen wemelde het van middeleeuwse godshuizen. Na de moeizame kerstening vanaf de eind zevende eeuw was het vanaf de elfde eeuw hard gegaan: in een paar eeuwen tijd bouwden de Friezen honderden kerken en kloosters. Die kerken staan er grotendeels nog, de kloosters zijn vrijwel allemaal afgebroken.
De Zwarte Dood sloeg in de veertiende eeuw genadeloos toe. De Kroniek van klooster Aduard vermeldt droog dat behalve abt Fredericus Gaykema, liefst 44 monniken (van de 100), 120 lekenbroeders, 29 scholieren en 19 zusters in de uithoven overleden. Of er daarna een geloofscrisis was… geen woord in de kroniek. Het museum verbeeldt de pest zo inventief dat je er toch weer kippenvel van krijgt. Hoe… dat verklap ik hier niet.
Klets
Een mans grote houten blijde toont een andere Friese specialiteit uit deze tijd: oorlogsvoering. Bij vrijwel elke kruistocht waren vechters uit het Noorden betrokken, misschien wel 5000 per tocht. Propagandist Olivier van Keulen zwierf in de vroege dertiende eeuw over het Groningse en Friese platteland, trok met zijn preken duizenden bezoekers en schuwde de special effects niet – er verschenen tijdens zijn optredens tekenen aan de hemel, vertelde men.
In 1217 vertrok een Friese vloot vanaf de Lauwerszee naar Engeland en via Gibraltar naar het Heilige Land. Onderweg legden ze en passant wat Moorse stadjes in het Spanje van voor de Reconquista in de as. Een deelnemer beschreef de tocht in geuren en kleuren, abt Emo van Wittewierum legde dat verslag vast in zijn Kroniek. Dat topdocument uit de Friese Middeleeuwen krijgt in de expositie ten onrechte niet veel aandacht. De expositie zet de kruistochten neer als ‘fundamentalistisch’, terecht vanuit modern perspectief, maar ook nogal anachronistisch. De tijdgenoot was apetrots dat de paus in eigen persoon de Friese kruisvaarders opzocht, zegende, de hemel in prees en hen tot twee keer toe de zweetdoek van Veronica toonde met daarop de afdruk van de gekruisigde Jezus.
Frappant is de herontdekking van de wapenrusting van de Friese soldaat. Nogal wat bronnen uit die tijd prijzen hun slagkracht. Hun strijdwijze was, zou je bijna zeggen, geconditioneerd door hun omgeving. Friezen vochten te voet. Paarden ontbraken niet, maar bereden stoottroepen konden er niet uit de voeten. Teveel sloten, moerassen en slappe grond. Friese kruisridders gingen dus per schip naar het Heilige Land. Op veel afbeeldingen dragen ze lange speren met aan de onderkant een voetje. Lang was onduidelijk waar dit voor diende, maar een paar jaar geleden wist mediëvist Hans Mol te vertellen dat de voet niet alleen diende om de speer schrap te zetten bij vijandelijke aanvallen maar ook om er makkelijk… sloten mee over te springen. Toen museummedewerkers in Leeuwarden de afdeling ‘onduidelijke oude dingen’ nog eens doorzochten, kwamen ze ettelijke voetjes tegen. De kletsie zoals de speer heette, geeft nog niet al zijn raadsels prijs, want het woord zou uit een voor-Indo-Europese taal stammen… dus niet uit het Fries. Gek, je zou eerder denken aan een onomatopee, een klanknabootsing: Klets! Duidelijk is dat met deze voorgeschiedenis het Friese fierljeppen iets van zijn onschuld verliest.
Vrijheid
Onderweg naar het museum Leeuwarden vallen de vele omgekeerde vlaggen langs de snelweg op. Het spandoek ‘Wie te volgzaam is, speelt met de vrijheid van zijn kinderen’ laat zien hoe geladen het begrip vrijheid is, vroeger en nu een wapen in de politieke strijd. Hoe zit dat in deze tentoonstelling? De ‘Friese vrijheid’ heeft altijd emoties losgemaakt, haast net zoveel als stikstof, in elk geval al veel langer.
De Friese vrijheid stond in de Middeleeuwen voor de afwezigheid van feodale verhoudingen en voor het ontbreken van een landsheer. Lange tijd dachten historici dat in middeleeuws Friesland überhaupt weinig sociale gelaagdheid voorkwam en dat de macht in ‘boerenrepublieken’ haast democratisch verdeeld was.
De Friese vrijheid werd zo ook een ideaalbeeld, het historisch tijdschrift ‘de vrije Fries’ bestaat al sinds 1839. De laatste decennia is dat beeld wel gekanteld: de macht lag bij de Friese adel en die bestuurde zoals oligarchieën dat doen. Onder de banier van de ‘Friese vrijheid’ verdedigde die adelklasse zijn voorrechten en voerde het land eind vijftiende eeuw naar de rand van de afgrond. Buitenlandse machten maakten dankbaar gebruik van hun twisten, intervenieerden en maakten een einde aan hun Friese vrijheid. Die kanteling is ook de expositiemakers niet ontgaan, al zie je dat niet in alle teksten terug. De enthousiaste museumgidsen die oplettende schoolkinderen langs de expositie loodsen, ligt de trotse terminologie over de ‘vrije Friezen’ voor in de mond. En toegegeven, het is zo verleidelijk, zo’n gouden tijdperk. Alleen, dat was het niet.
Terug naar de tentoonstelling. Die vertelt het speciale verhaal van de Middeleeuwen in het Noorden. Het is nuttig te laten zien dat mensen in de Middeleeuwen niet meer in berenvellen liepen, maar hun kwetsbare levens vorm gaven onder complexe politieke, kerkelijke en sociale verhoudingen. Dodelijke ziekten waren nooit ver, fabels en nepnieuws overal en machthebbers deinsden voor weinig terug. In de kleurrijke en toegankelijke catalogus krijgt dat verhaal een mooie verdiepingsslag.
Ga dat zien!
Catalogus: Vrijheid, Vetes, Vagevuur. De Middeleeuwen in de Friese landen