In het Fries Museum in Leeuwarden is momenteel een expositie over het Noord-Nederlands kustgebied in de Vroege Middeleeuwen, “Wij Vikingen”. De boodschap is vrij simpel samen te vatten: de Noormannen hebben in de negende eeuw behoorlijk huis gehouden in de Lage Landen, maar er waren mensen in wat nu Friesland en Groningen heet die zich bij de plunderaars aansloten en meededen.
Een van de cruciale passages komt uit het Fivelgoër en Oldambtster landrecht, dat ooit heeft gegolden in wat nu de provincie Groningen is. Hieronder de passage die u hierboven ziet op de foto.
“Wanneer de Noormannen komen en een man gevangen nemen en hem vastgebonden naar hun schip brengen, en hij vervolgens met hen, in een dorp in zijn eigen land, huizen in brand steekt en vrouwen verkracht en mannen doodslaat en wat ook meer voor kwaad doet, en wanneer hij daarna ontsnapt of wordt losgekocht, dan moet hij verschijnen in de namens de lieden plechtig bijeengeroepen rechtszitting, waar hij wordt aangeklaagd voor alle euveldaden die hij heeft begaan. En wanneer hij alles bekent en zegt dat hij het heeft gedaan, dan hoeft hij hiervoor geen schadevergoeding te geven en ook geen vredegeld te betalen, omdat hij het deed terwijl hij een knecht was. En als knecht moest hij uit lijfsbehoud doen wat zijn heer hem gebood.”
Dit citaat toont niet alleen de soms bijna poëtische omschrijvingen die in het Friese recht voorkwamen, maar bewijst ook dat de mogelijkheid bestond dat de bewoners van het kustgebied deelnamen aan de rooftochten van de Vikingen. Dat dit ook feitelijk gebeurde, kan vanzelfsprekend niet worden afgeleid uit een rechtstekst, al zullen de beschreven situaties niet geheel en al denkbeeldig zijn geweest en is best mogelijk dat mensen mee “op viking zijn gegaan”. Het leven als zeeschuimer bood vrijheid, rijkdom en avontuur en zal aantrekkelijk zijn geweest.

Gedeelde cultuur
Een andere manier waarop het museum suggereert dat de Friezen op rooftocht gingen, is dat ze deel uitmaakten van een rond de Noordzee gedeelde cultuur: de diverse volken hadden dezelfde soort economie, spraken verwante talen en aanbaden dezelfde goden. Een kopje van de god Odin, afkomstig van de terp van Wijnaldum, had evengoed afkomstig kunnen zijn uit Noorwegen. Als de Noren en Denen vikingtochten organiseerden, zullen de Friezen het ook wel hebben gedaan, is de suggestie, zelfs als het bewijs voor Friesland zwakker is. (Overigens deed de Odin van Wijnaldum me denken aan de Christus waarmee de tentoonstelling besluit en een elfde-eeuws reliëf uit Lemmer: in de christelijke tijd werden de tradities van de Noordzeecultuur voortgezet.)
Als ik kritiek heb, betreft het een ander, ondergeschikt punt, namelijk de afwezigheid van Friestalige toelichting. Het museum kijkt nota bene uit op het plein van de Kneppelfreed en los daarvan: voor niet-Friese bezoekers is de taal die ze daar benoorden Lemmer spreken nu net een van de attracties. Er zijn overigens wel boekjes met uitleg in het Fries, maar ik had het graag bij de voorwerpen zelf gelezen.
Dat gezegd zijnde: ik vond het een heel boeiende tentoonstelling. Misschien niet heel vernieuwend, maar het is een mooie kans stukken te zien uit allerlei musea waar je niet dagelijks komt. Hier liggen de eerste en tweede schat van Wieringen naast elkaar, die anders liggen in verschillende musea. Hier kun je verbluft kijken naar archeologische vondsten uit Friesland waarvan je het bestaan niet vermoedde, hier kun je geïntrigeerd proberen oude rechtsteksten te ontcijferen en hier kun je af en toe paf staan om het mooie edelsmeedwerk. Aanbevolen.
Boek bij de tentoonstelling: Wij Vikingen!
Ook interessant: Kneppelfreed: Waarom Fries wel een rijkstaal is en Limburgs niet