De leider van de op één na grootste regeringspartij kan twee dingen doen na de kabinetsformatie. Hij (zij) kan vicepremier worden. Dat is per definitie een functie op het tweede plan, die aangeeft dat iemand er genoegen mee neemt de mindere te zijn. Maar meestal pakt de tweede optie, namelijk in de Tweede Kamer blijven en de partij als fractievoorzitter aanvoeren, nog veel vervelender uit. Zie Diederik Samsom (PvdA) in 2012. Zie Sybrand Buma (CDA) in 2017. Beiden moesten wegens pijnlijk gebrek aan resultaat het Binnenhof met de staart tussen de benen verlaten.
Eigenlijk is er in de recente geschiedenis maar één voorbeeld van een partijleider die fractievoorzitter werd en zijn optreden een succes mocht noemen. Dat is VVD’er Frits Bolkestein. Nou ja, recent. Bolkestein was de nummer één van zijn partij van 1990 tot 1998, alweer een kwarteeuw geleden dus. Al die tijd fungeerde hij als fractieleider. Tussen 1990 en 1994 uiteraard, want toen zat zijn partij in de oppositie. Maar ook in de vier jaar erna, toen ze als coalitiepartner deel uitmaakte van Paars I. Bolkestein presteerde in de Kamer uitstekend, daarover zullen vriend en vijand het eens zijn. Oók in de periode dat zijn partij regeringspartij was. Hoe kreeg hij dat voor elkaar? Een terugblik op zijn politieke loopbaan.
Gegoed milieu
Bolkestein werd geboren in 1933 in Amsterdam. Hij kwam uit wat je een gegoed milieu mag noemen. Zijn vader was president van het Amsterdamse gerechtshof. Zijn grootvader Gerrit was kort voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog minister van Onderwijs geweest. Bolkestein studeerde, deels in het buitenland, wiskunde, wijsbegeerte en rechten en ging daarna voor Shell werken. Hij was voor deze oliemaatschappij onder meer actief in Oost-Afrika, Londen, Indonesië en Parijs. In de jaren zeventig besloot hij de politiek in te gaan uit ergernis over het beleid van het linkse kabinet-Den Uyl. Hij had dus een wat andere achtergrond dan de meeste politici, maar of dat een verklaring biedt voor zijn geslaagde functioneren?
Bolkestein werd in 1977 Kamerlid en vervolgens al snel staatssecretaris van Economische Zaken. In het tweede kabinet-Lubbers was hij enige tijd minister van Defensie. Toen na de val van dit kabinet Joris Voorhoeve aftrad als fractieleider, volgde Bolkestein hem op.
Tijdens Paars werd Bolkestein dus geen minister. Dat was een heel bewuste keuze. Door in de Kamer te blijven had hij de handen vrij om zich als hij dat nodig vond – en dat vond hij vaak – afstand te nemen van het beleid en zijn partij profiel te geven. Zodra hij naar de interruptiemicrofoon schreed – ook dat deed hij vaak – ging er een siddering door vak K. Wat zou die vervelende Frits nu weer gaan zeggen?
Geen windeieren
Electoraal legde zijn opstelling de VVD geen windeieren. De partij steeg en steeg in de peilingen. Echt afstand van hem nemen durfde PvdA-premier Wim Kok niet goed, want je wist maar nooit of Bolkestein dan ‘de stekker eruit zou trekken’ (die uitdrukking werd in die tijd overigens nog niet in dit verband gebruikt). Meestal liet Kok het vuile werk over aan zijn fractievoorzitter, Jacques Wallage. Die er maar zelden in slaagde Bolkestein klem te zetten, laat staan het zwijgen op te leggen.
Bolkesteins geheim zat er misschien deels in dat hij zich profileerde als een intellectueel in de politiek. Hij schreef hoogdravende artikelen en boeken, waarin hij strooide met citaten van andere intellectuelen. Niemand kon hem ervan beschuldigen dat hij kritiekloos de waan van de dag volgde.
Minderheden
Veel opschudding verwekte de VVD-leider in 1991 – dus nog in zijn oppositiejaren – met een artikel in de Volkskrant over het minderhedenvraagstuk. Hij verzette zich daarin tegen het toen alom aanvaarde idee dat integreren met behoud van eigen identiteit mogelijk en wenselijk was. Volgens Bolkestein was de islam strijdig met westerse waarden als verdraagzaamheid, vrijheid van meningsuiting en scheiding van kerk en staat. De westerse cultuur stond in zijn opvatting hoger dan die van de islam.
Het artikel deed veel stof opwaaien. Bolkestein kreeg het verwijt dat hij generaliseerde en aan stemmingmakerij deed en zelfs dat hij een racist zou zijn. De discussie die hij met zijn stuk uitlokte, beperkte zich echter vooral tot het niveau van politici, opiniemakers en hoogleraren en de VVD-leider kreeg weinig bijval. Tot begin deze eeuw bleven migratie en integratie min of meer een taboeonderwerpen.
Frits Bolkestein: “Ik was het zwarte schaap van de familie”
EU-kritiek
Bolkestein was ook de eerste vooraanstaande Nederlandse politicus die kritiek durfde te uiten op de EU. Hij toonde in 1992 begrip voor het Deense verzet tegen het Verdrag van Maastricht, dat de deur opende voor de komst van de euro. Een federaal Europa noemde hij onhaalbaar en onwenselijk. Samen met zijn partijgenoot Gerrit Zalm (minister van Financiën) deed hij tijdens Paars verwoede pogingen om het budgettair ongedisciplineerde Italië uit de eurozone te houden. Al stemde hij uiteindelijk wel in met de deelname van dat land aan de muntunie.
Groot was de verbazing toen Bolkestein tijdens de kabinetsformatie van 1998 met Kok bleek te hebben geregeld dat hij na de Europese verkiezingen van 1999 Europees Commissaris zou worden. Hij oefende die functie vijf jaar uit, waarbij hij zich eurokritisch, maar niet anti-Europees opstelde.
Hete aardappel
Bolkestein kan beschouwd worden als een voorloper van Fortuyn en andere populisten die zich na 2000 manifesteerden. Hij zette de onderwerpen op de agenda waarmee zij aanzienlijke groepen kiezers zouden trekken, maar hij hanteerde niet hun methodes. Voor de grote massa bleef Bolkestein een chique meneer, die sprak met een hete aardappel in de keel en veel moeilijke woorden gebruikte.
Zelf moest Bolkestein ook niets hebben van het populisme. Het was hem te ongenuanceerd en te rauw. Toen het er in de eerste maanden van 2002 naar uitzag dat Fortuyn premier zou kunnen worden, waarschuwde hij dat Nederland met deze man een ‘pleefiguur’ zou slaan in het buitenland. Hij was echter zo’n vijftien jaar terug wel een fan van Rita Verdonk, die met de kennis van nu (en ook die van toen) toch zeker onder de populisten mag worden geschaard.
Bolkestein leeft nog steeds; hij is inmiddels 88. Hij wordt soms nog wel eens om commentaar gevraagd door de media. Al heeft hij zich – in tegenstelling tot VVD-erelid Hans Wiegel – niet echt tot een ‘mastodont’ ontwikkeld, die voortdurend de huidige partijleiding met opvattingen en adviezen voor de voeten loopt. Misschien is Bolkestein daarvoor toch te deftig.