Geert Heijmeijer, de ‘founding father’ van Holambra

Holambra. De moeizame beginjaren van een stukje Nederland in Brazilië
9 minuten leestijd
Arriverende migranten bij de bushalte van Holambra
Arriverende migranten bij de bushalte van Holambra

Succes kent vele vaders, is een bekende Nederlandse uitdrukking. Hoewel de Nederlandse groepsvestiging Holambra in Brazilië zeker in het begin allerminst een succes was, kende zij ook meerdere vaders. Terwijl Charles Hogenboom vanaf 1951 de basis legde voor een economisch gezonde gemeenschap, was oprichter Geert Heijmeijer de geestelijk vader van Holambra. Hij was het die in Brazilië een Nederlandse boerengemeenschap wist te realiseren, waarbij zijn idealistische inslag ook zijn valkuil werd. In het kader van de publicatie van het boek Holambra. De moeizame beginjaren van een stukje Nederland in Brazilië staan we stil bij deze ‘founding father’ van Holambra.

Holambra - De moeizame beginjaren van een stukje Nederland in Brazilië
Holambra – De moeizame beginjaren van een stukje Nederland in Brazilië
Johannes Gerardus (Geert) Heijmeijer werd op 21 april 1903 geboren in Amsterdam als de jongste zoon van Bastiaan Heijmeijer (1859-1938) en Maria Margaretha Johanna Schermer (1865-1936). Zijn vader was als graanhandelaar firmant van C.P. Heijmeijer en zoon, een door Geerts opa Cornelius Pieter Heijmeijer opgerichte groothandel in granen en levensmiddelen in Amsterdam. De familie kwam oorspronkelijk uit Westfalen totdat een voorvader zich in 1764 in Kampen vestigde.

Na zijn middelbare school ging Geert Heijmeijer in 1921 landbouwkunde studeren aan de Landbouwhogeschool in Wageningen. In 1926 studeerde hij af op de scriptie De emigratie van Nederlandsche landbouwers naar Frankrijk, die vanwege het belang van het onderwerp door de Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond (KNBTB) werd uitgegeven. Nog datzelfde jaar trad hij in dienst van de R.K. Diocesane Land- en Tuinbouwbond (LTB) – een regionale bond van de KNBTB – om de oprichting van de R.K. landbouwwinterschool in Voorhout voor te bereiden. Van 1927 tot 1935 was hij directeur van deze school.

Op 12 september 1928 trad Geert Heymeijer in het huwelijk met Julia Oswaldina Maria (Lia) Hencke (1903-1974). Lia Hencke’s vader, Johannes Maria Hencke (1864-1928) was afkomstig uit Lüdighausen in Westfalen en werkte als boekhouder (en later rentmeester) op Huis Bergh. Daar werd Lia in 1903 geboren. Geert en Lia kregen zes kinderen, drie zonen en drie dochters.

In 1935 vertrok Geert Heijmeijer naar Brabant, waar hij rentmeester was van het Staatsdomein Niervaart te Klundert. In 1939 publiceerde hij het boek Niervaart. Een beschrijving van de ontwikkeling der heerlijkheid Niervaart en van den huidigen toestand der Staatsdomeinen.

Boekomslag 'Wij Boeren'
Boekomslag ‘Wij Boeren’
Op 1 september 1939 trad Heijmeijer aan als algemeen secretaris van KNBTB. Na de Duitse inval op 10 mei 1940 stond hij voor de taak om de bond en zijn economische instellingen uit handen van de Duitse bezetter te houden. Toen in augustus 1941 de NSB-er Otto Damave tot commissaris bij de KNBTB werd benoemd onderhandelde hij over de verzelfstandiging van de economische instellingen van de boerenbonden. Na de opheffing van de KNBTB begon Heijmeijer een eigen landbouwkundig ingenieursbureau. Onder deze vlag publiceerde hij in 1941 het boek Wij boeren, waarin getracht werd de boerenbevolking bewust te maken van haar tradities en haar eigen karakter. Heijmeijer deed daarin een beroep op het boerenstandsbewustzijn en de boerentrots. Zijn doel was bewustwording:

‘Wij willen wat in onze jongen menschen wakker schudden of afschudden, wat er rond hen hangt aan sleur, aan het laag-bij-de-grondsche, het banale, het materieele. Bewust moeten wij er ons van worden mensch te zijn, en dat menschelijke moeten wij ontwikkelen.’

Ook wees hij de jonge boeren op het belang van het behoud van het boeren-eigene:

‘Wij moeten ons bewust blijven van onze eigenwaarde, onze taak, onze boerenadeldom.’

Met de vertegenwoordigers van de andere opgeheven landbouw- en landarbeidersorganisaties werkte hij gedurende de bezettingsjaren aan de oprichting van een publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in de landbouw. Als opmaat tot deze organisatie, die in 1954 onder de naam Landbouwschap van start ging, werd op 2 juli 1945 de Stichting voor de Landbouw opgericht. Omdat hij echter bij het KNBTB-bestuur onvoldoende weerklank vond voor zijn opvattingen over de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, nam Heijmeijer in 1946 ontslag als algemeen secretaris en concentreerde hij zich op het voorzitterschap van de afdeling Sociale Zaken van de Stichting voor de Landbouw. Daarnaast was hij vice-voorzitter van de Stichting Landverhuizing Nederland (SLN), een semi-overheidsorgaan dat initiatieven op het gebied van de emigratie coördineerde.

Geert Heijmeijer
Geert Heijmeijer
De groeiende belangstelling voor emigratie in het naoorlogse Nederland en het overschot aan jonge boeren voor wie geen boerderij beschikbaar was, waren voor Heijmeijer de aanleiding om in november 1946 in opdracht van de KNBTB samen met Wim van Beers en Chris van Steen naar Brazilië te vertrekken om land te zoeken voor de ‘uit Nederland gedrukte boeren’. Na vier maanden reizen en gesprekken voeren keerde hij gematigd optimistisch terug in Nederland. Individuele emigratie raadde hij wegens bezwaren van sociaal-culturele en morele aard sterk af. Deze bezwaren konden echter zoveel mogelijk worden weggenomen door emigratie in groepsverband. Desondanks waren er volgens Heijmeijer goede mogelijkheden aanwezig in Brazilië.

‘Indien zal blijken — hetgeen nader onderzoek en practische ervaring zal moeten leeren — dat op een naar Braziliaansche begrippen, kleine oppervlakte grond de Nederlandsche boer een redelijk bestaan kan veroveren, ligt in Brazilië op den duur een toekomst voor duizenden.’

Deze zoektocht naar ‘land in Brazilië’ resulteerden in 1948 in de aankoop van de Fazenda Ribeirão. Voorafgaand aan de aankoop, die werd mogelijk gemaakt door een lening van de Braziliaanse overheid, was op 5 juni 1948 door in Brazilië aanwezige Nederlanders (waaronder enkele emigranten) de Cooperativa Agro-Pecuária do Nucleo Holandês Riberão opgericht, twee maanden later omgedoopt tot Coõperativa Agro-Pecuaria Holambra.

Heijmeijer had een duidelijk beeld voor ogen hoe de kolonie er uit moest zien. Hoewel hij in zijn voorlichting enige voorzichtigheid betrachtte, om een mislukking te voorkomen, was hij vooral bezield met optimisme en idealisme. De groepsvestiging zou ‘sociaal en economisch een modelkolonie moeten zijn, die in dit uitgestrekte land voor velen de weg baant. Daarom zal het noodzakelijk zijn, dat zij die gaan emigreren naar Brazilië, prachtmensen zijn. Ze moeten dat te meer zijn, wijl de Nederlandse kolonie een geheel nieuw element in de Braziliaanse samenleving brengt, en zijn ‘eigenheid’ zonder schade zal kunnen prijs geven.’ Dit nam niet weg dat men bereid moest zijn ‘moeilijkheden te trotseren en een aantal harde jaren voor hun toekomstig levensgeluk over te hebben.’ Zij dienden een deel van hun materiële en sociale comfort achter te laten maar de energie en de prikkel mee te nemen om dit comfort in het nieuwe land weer te veroveren.

Heijmeijer wilde een nieuwe gemeenschap opbouwen:

‘een kleine weliswaar, maar belangrijk, omdat haar bestemming is uit te groeien tot een grote. Bij het bouwen daaraan staat ons het ideaal van een Christelijke Gemeenschap voor ogen. De leden van deze gemeenschap, de kolonisten dus, moeten ook van dit ideaal bezield zijn en zullen dan tezamen een eenheid vormen, waarvan in allerlei opzichten kracht zal uitgaan, omdat deze gedragen wordt door een gemeenschappelijke idee, voortspruitende uit de christelijke beginselen.’

Hiervoor moesten aan de emigranten eisen worden gesteld wat betreft hun karakter en mentaliteit. Een ‘godsdienstig, zedelijk en moreel hoogstaand leven’ was hoofdzaak, naast de noodzakelijke vakbekwaamheid. Daarvoor achtte hij het noodzakelijk dat de sfeer van de gezinnen werd nagegaan. De emigranten moesten ‘flink en vakbekwaam zijn, eenvoudige harde werkers, geen egoïsten of ego-centrisch aangelegd, maar bereid tot samenwerking en bereid, wanneer nodig, zich aan leiding te onderwerpen.’

Het huidige poortgebouw van Holambra (foto auteur)
Het huidige poortgebouw van Holambra (foto auteur)

Met het vertrek van het schip de ms ‘Algenib’ op 18 december 1948 vanuit de haven van Antwerpen begon de feitelijke emigratie. De boeren die zich op de Fazenda Ribeirão vestigden, traden in dienst van de coöperatie. Heijmeijer achtte dit noodzakelijk om de opbouw van de jonge nederzetting op gang te brengen. Hiermee wilde hij ook bereiken dat kleinere boeren zouden kunnen slagen. Dit coöperatief systeem was nodig voor de ontginning van de grond en de bouw van huizen. Zodra het mogelijk was zouden de boeren een eigen bedrijf kunnen beginnen. Heymeijer vertrok zelf met zijn gezin op 12 maart 1949 naar Brazilië met de ss ‘Alhena’. Het KNBTB-weekblad Boer en Tuinder gaf hoog op van Heymeijers missie:

‘Want dit ideaal dat hem van kop tot teen bezielt, laat hem dag noch nacht met rust, hiervoor leeft hij, hiervoor werkt hij. Niet voor zich zelf maar voor de toekomst van de uit Nederland gedrukte boeren ging ir. Heymeijer heen.’

Na zijn aankomst in Holambra nam hij het voorzitterschap van de coöperatie op zich.

De jonge nederzetting kreeg de nodig tegenslagen te verduren. Zo werd het uit Nederland meegenomen stamboekvee getroffen door veeziekten, zoals mond- en klauwzeer en kampte de kolonie met een tekort aan liquide middelen. Onverantwoorde aankopen door Heijmeijer en diens weinig standvastige beleid verergerden de zaak. Hierdoor kwam de samenwerking binnen de coöperatie steeds meer onder druk te staan en zakte het werktempo. Eind 1949 zag Heijmeijer zich reeds genoodzaakt om in Nederland aan te kloppen voor een nieuwe lening. Een Nederlandse onderzoekscommissie die in augustus 1950 de Fazenda Ribeirão bezocht, legde niet alleen de omvang van de financiële nood van de jonge kolonie bloot, maar bezegelde ook het lot van Heijmeijer. Volgens de commissie was:

‘de emigratie naar en de oprichting van de kolonie Ribeirão voor een belangrijk deel te danken aan het initiatief van de heer Heijmeijer, die met groot enthousiasme deze zware taak is begonnen. Het is daarom uitermate te betreuren dat de commissie moest vaststellen dat voor het in productie brengen en het geven van de zakelijke leiding, de heer Heijmeijer niet de juiste persoon blijkt te zijn. Dit was ook moeilijk te verwachten. Voor het nemen en uitvoeren van een dergelijk emigratie-initiatief zijn ongetwijfeld een zekere mate van idealisme en enthousiasme onmisbaar. Voor de commerciële en zakelijk-technische voering van een bedrijf onder bijzondere omstandigheden, zijn evenwel geheel andere karaktertrekken gewenst. Zelden worden deze divergerende eigenschappen tegelijk in een persoon aangetroffen.’

Volgens de commissie was redding was wel mogelijk, maar dan was een lening nodig van 2,5 miljoen gulden en moest de leiding vervangen worden door een leiding met meer organisatorisch en commercieel inzicht. Zonder Heijmeijer in de besluitvorming te betrekken, besloot de Nederlands regering eind 1950 deze lening door een garantstelling mogelijk te maken. In overleg met de KNBTB werd Charles Hogenboom aangesteld als regeringscommissaris om toezicht te houden op de besteding van het Nederlandse krediet.

Heijmeijer (midden) kijkt toe bij de ontginning
Heijmeijer (midden) kijkt toe bij de ontginning

Hogenboom voerde op Holambra een saneringsbeleid uit waaraan Heijmeijer aanvankelijk loyaal meewerkte. Een aantal grote boeren weigerden echter met “die koeliedrijver” – Hogenboom had eerder in Nederlands-Indië gewerkt – in zee te gaan. Ze zegden in juni 1951 hun lidmaatschap van de coöperatie op en vertrokken daarna naar Não Me Toque in de zuidelijke deelstaat Rio Grande do Sul. Op 28 januari 1952 trad Heijmeijer terug als coöperatievoorzitter ten gunste van Hogenboom. Hij bleef Hogenbooms saneringsbeleid steunen, maar merkte in de loop van 1952 dat hij niet meer betrokken werd in coöperatiezaken. Ook voelde hij zich persoonlijk en financieel in zijn bestaan bedreigd.

‘Indien er van wordt uitgegaan, dat voor de emigranten hier in het algemeen gesproken een toekomst is weggelegd en voor verschillenden waarschijnlijk een goede toekomst dan moet het toch niet kunnen gebeuren, dat degene die het initiatief genomen heeft en de grondslagen heeft gelegd onder de grootste moeite en inspanning, in zeer ernstige, wellicht catastrophale moeilijkheden zou geraken. Zulks zou inderdaad het geval zijn, indien niet een soepele houding zou worden aangenomen.’

Dit verzoek om redelijkheid vond bij de overige bestuursleden geen gehoor. Men was van mening dat Heijmeijer door zijn individualistische en onzakelijke optreden de kolonie slechts schade berokkende en het daarom beter was dat de verplichtingen van de coöperatie ten aanzien van Heijmeijer zouden eindigen. Hij werd de eer gelaten de geestelijke vader van de kolonie te zijn maar hij zou, gegeven de omstandigheden, beter Ribeirão kunnen verlaten en naar Nederland terug kunnen keren. Nadat zijn pogingen om in Brazilië een andere functie te verwerven op niets waren uitgelopen, stemde hij in maart 1953 in met zijn terugkeer naar Nederland. Op 19 maart 1953 verliet Heijmeijer Brazilië, om op 13 april in Nederland te arriveren. Zijn oudste zoon Geert Jan bleef achter en werd later in Brazilië financieel directeur van het geneesmiddelenconcern MSD.

Eind juni 1953 slaagde hij erin in Nederland een nieuwe betrekking te vinden: consulent Grond- en Pachtzaken. Deze functie, aanvankelijk in Zwolle en later in Arnhem, zou hij tot zijn pensionering in 1968 blijven vervullen. Na zijn vertrek van Holambra in 1953 bezocht hij nog twee keer Brazilië: in 1966 om onderzoek te doen naar ervaringen met ontginning van gronden en in 1973 bij de viering van het 25-jarig bestaan van Holambra. Bij die laatste gelegenheid werd hij geëerd als de stichter van de kolonie. Tijdens dit laatste verblijf in Holambra kreeg hij te horen dat zijn dochter Eveline was verongelukt in Denemarken. Enkele maanden later, op 30 oktober 1973 overleed hij zelf in Vught. Vijf maanden na Geert Heijmeijer overleed ook zijn vrouw Lia. Beiden liggen begraven op de R.K. begraafplaats te Doorwerth.

~ Mari Smits

Boek: Holambra – De moeizame beginjaren van een stukje Nederland in Brazilië

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

0
Reageren?x
×