Amsterdam geldt historisch gezien als een stad met een rijke joodse geschiedenis. Voor de Tweede Wereldoorlog woonden 70.000 Nederlandse joden, ongeveer de helft van het totaal, in de hoofdstad. Bij uitgeverij Bas Lubberhuizen is een geactualiseerde versie verschenen van een fraaie stadsgids, die per locatie en op thematiek alle plekken in Amsterdam behandelt waar het jodendom een rol van betekenis heeft gespeeld of nog steeds speelt: Joods Amsterdam. Geïllustreerde gids (2017).
Historische inleiding
Dat Amsterdam een grote joodse gemeenschap had is algemeen bekend. De finesses van de geschiedenis van deze bevolkingsgroep zijn wellicht minder bekend en daarom is het nuttig dat de gids opent met een goed leesbare historische inleiding. Eind zestiende eeuw kwamen eerst de Sefardische joden uit Spanje en Portugal naar de Republiek. Naast de tolerantie was het de welvaart die de Nederlanden voor immigranten aantrekkelijk maakten. Vooral via de handelscontacten die de Sefardische joden meebrachten gaven zij de Gouden Eeuw een extra boost. In 1639 stichtte de groep een eerste synagoge in Amsterdam.
In de zeventiende eeuw kwamen er ook Asjkenazische of Hoogduitse joden naar de Republiek, die uit het Heilige Roomse Rijk vluchtten vanwege vervolgingen. Deze groep was vrij groot en was met name op taalkundig gebied invloedrijk door het verrijken van het Amsterdams en Nederlands met veel Jiddische woorden. De joden in Amsterdam werden niet, zoals in veel andere Europese steden het geval was, gedwongen om in getto’s te wonen. Toch leidde hun vestiging in de praktijk wel tot een soort gettovorming, zo lezen we:
“Ze kwamen vrijwel allemaal terecht in het onaanzienlijke, oostelijke deel van de stad waar, door het opschuiven van de scheepsbouw en aanverwante industrieën, nieuwe volkswijken ontstonden die de kern gingen vormen van de jodenbuurt: Vlooienburg en later ook Uilenburg, Marken en Rapenburg. Ook wilden de joden vanwege hun taal en gebruiken bijeen wonen op loopafstand van de synagogen. Zo ontstond er een eigen joodse wereld, waar alle belangrijke instellingen waren gesitueerd.” (18)
De historische introductie biedt een heldere schets van de joodse cultuur in Amsterdam en behandelt cruciale gebeurtenissen en aspecten als de gelijkberechtiging van joden in 1796, de economische en sociale positie van joden na 1815, zionisme, de Shoah (Holocaust) en het nieuwe begin dat de joden na de Tweede Wereldoorlog moesten maken.
Geografische indeling
Vervolgens komen in de rest van het boek via geografische hoofdgebieden – zoals de Oude Jodenbuurt, De Plantage, het centrum, Oost, Zuid, De Pijp en Amstelveen – alle joodse gebouwen, beelden, locaties, et cetera aan bod uit de Amsterdamse geschiedenis. Ook de joodse begraafplaatsen in Amsterdam zijn niet vergeten. Telkens worden bij de genoemde locaties de huidige straatnaam en het nummer vermeld, die overigens ook in de locatie-index achterin te vinden zijn. Voor het gemak is op het eind ook een persoonsnamenregister toegevoegd, die het mogelijk maakt om interessante locaties en plekken via personen terug te vinden.
Het boek is dus uitstekend toegankelijk en prima te gebruiken als ontdekkingsgids voor personen die interesse hebben om joods Amsterdam te ontdekken. De vele, mooie (kleuren)foto’s nodigen mede daartoe uit. Fijn is ook het handzame formaat van het boekje, dat in de binnenzak past van een gemiddelde heren- of damesjas.
Ter illustratie van dit boek licht ik hieronder twee locaties uit die in deze gids vermeld worden: de Diamantfabriek Boas en het Gebouw Plancius.
Diamantfabriek Boas
Het waren joodse handelaren die rond 1600 de diamantbewerking in Amsterdam introduceerden. De diamantslijperij in Amsterdam groeide in de zeventiende eeuw tot de meest toonaangevende van Europa. Met name Diamantslijperij Boas is nog immer bekend, vanwege de imposante fabriek die deze firma – thans Gassan geheten – in 1879 opende aan de Uilenburgerstraat 173-175. Het schijnt, zo lezen we in de gids, dat Boas de investering in zijn diamantfabriek binnen een jaar terugverdiend had. De snelle groei van de diamantindustrie was – zo lezen we op IAmsterdam.com – mede mogelijk gemaakt door de vondst (in 1867) van een enorme diamantvoorraad in Zuid-Afrika.
De fabriek is als monument niet alleen vanuit bouwkundig en industrieel perspectief belangrijk, maar hielp ook duizenden joodse gezinnen in Amsterdam om zich aan hun proletarisch bestaan te ontworstelen.
De economische crisis van de jaren 1930 betekende de definitieve nekslag van de diamantindustrie, die overigens al vanaf 1900 in een neerwaartse spiraal bewoog. De redacteuren Jan Stoutenbeek en Paul Vigeveno schrijven:
“In de crisis van de jaren 1930 stortte het diamantvak ineen. In het grote Boas-gebouw kwamen een textielhandel, een kousenfabriek en een pantoffelfabriek. De fabriek werd in de oorlog door de bezetter gevorderd, die vergeefs trachtte er een eigen diamantindustrie te beginnen. Een deel van de familie Boas kon naar het buitenland vluchten, maar drie van de zes kinderen van de stichters van de fabriek zijn in concentratiekampen vermoord, net als het overgrote deel van de diamantbewerkers.” (77)
Gebouw Plancius
Boeiend is ook de geschiedenis van het Gebouw Plancius aan de Plantage Kerklaan 61, een gebouw met een grote jodenster op de gevel. Het gebouw werd vanaf 1875 gebouwd door de joodse zangvereniging Oefening Baart Kunst en was mogelijk door de financiering van rijke diamantbewerkers, die Oefening Baart Kunst in 1854 opgericht hadden:
Het gebouw ontleende zijn naam aan een eerder buitenhuis van de calvinistische predikanten en aardrijkskundige Petrus Platevoet (1552-1622) die zich Plancius noemde (…) In de grote zaal van Plancius, met ruim duizend stoelen, en in de wintertuin waren veelvuldig muziekuitvoeringen van Oefening Baart Kunst en de Amsterdamse Orkestvereniging, waaruit later het Concertgebouworkest voortkwam. Ook werd Plancius veel gebruikt voor feesten en partijen en waren er op joodse feestdagen synagogediensten.
De eerste 1 mei-bijeenkomst (Dag van de Arbeid) die gehouden werd, op 1 mei 1890, vond in Nederland plaats in Gebouw Plancius in Amsterdam. De spreker die dag was de secretaris van de Sociaal-Democratische Bond (SDB) Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919), die (toen nog) luid bejubeld werd.
Boek: Joods Amsterdam. Geïllustreerde gids – Jan Stoutenbeek en Paul Vigeveno
Lees ook: Jiddische woorden in het Nederlands