Vanaf het ontstaan van de Bondsrepubliek Duitsland (BRD, West-Duitsland) werd het land geregeerd door christen-democraten. In 1969 belandden die in de oppositie. Tot 1982 zouden de Socialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) en de liberale Freie Democratische Partei (FDP) regeren, met als bondskanselier (federale eerste minister) Willy Brandt (tot 1974) en Helmut Schmidt (vanaf 1974).
De meeste politici regeren liever dan dat ze in de oppositie zitten. Voor een eeuwige regeringspartij is oppositie nog vervelender, helemaal als die partij nooit eerder oppositie heeft gevoerd. Extra probleem voor de Duitse christen-democraten was dat intern van mening verschild werd over de te volgen koers.
CDU en CSU
Duitsland heeft namelijk niet een, maar twee confessionele partijen. De Christlich Demokratische Union Deutschlands (CDU) ontstond in 1949. In deelstaat Beieren bestond al vanaf 1945 de Christlich-Soziale Union in Bayern (CSU). Formeel zijn het zusterpartijen, ieder met eigen bestuur. De CSU treedt alleen aan in Beieren, de CDU in de overige deelstaten maar niet in Beieren. In de Bondsdag (het federale parlement) vormen de twee een gezamenlijke fractie. Zonder die ‘fractie-unie’ zou SPD vaker de grootste partij zijn geweest.
In de federale regering tellen CDU en CSU als aparte partijen, met eigen ministers. Als een regering gevormd wordt met SPD of FDP, bestaat de coalitie formeel uit drie partijen. Bij landelijke verkiezingen heeft CDU/CSU wel een gezamenlijke lijsttrekker.
Tot 1969 leverde de CDU de premier. Zolang in de regering de CSU ook bedeeld werd met belangrijke ministerposten, waren beide partijen tevreden. In de oppositie was het lastiger. Indien de zusterpartijen op punten van mening verschilden, zou de samenwerking dan wel stand houden?
In 1961 werd Franz Joseph Strauß (1915-1988) CSU-voorzitter. Hij zou dit tot aan zijn dood blijven. In 1973 werd Helmut Kohl (1930-2017) CDU-voorzitter, wat hij bleef tot 1998. Op het moment dat de oprichtersgeneratie van de CDU afzwaaide, behoorde Kohl tot de generatie die de leiding overnam. Qua leeftijd zat Strauß tussen die twee generaties in. Hij had nog voldoende jaren in het verschiet om kans te maken op het bondskanselierschap. Kohl was al premier geweest van deelstaat Rijnland-Palts, maar had geen landelijke ervaring, ook niet als parlementariër. Strauß was geen deelstaatpremier geweest, maar wel vanaf 1949 lid van de Bondsdag, waarvan twaalf jaar minister. Slechts één van hen kon lijsttrekker zijn in 1976.
Meningsverschillen
Op twee wezenlijke kwesties waren de Duitse christen-democraten intern verdeeld. Bij de binnenlandse politiek wist men niet of men de culturele omwenteling van ‘1968’ moest accepteren of bestrijden. ‘Burgerlijke’ kiezers waren niet gelukkig met de tijdgeest van de jaren zeventig, maar had het zin om te proberen die in te dammen? Uitgesproken conservatieven vonden van wel, anderen meenden dat de jongeren op punten gelijk hadden. Tijden veranderden nu eenmaal.
Het andere twistpunt vormde de buitenlandse politiek. CDU-premier Konrad Adenauer had altijd een harde lijn gevolgd tegen het communisme, dat hij net zo totalitair vond als nazisme en fascisme en dus moreel verwerpelijk. Hij weigerde de Duitse Democratische Republiek (DDR, Oost-Duitsland te erkennen) en weigerde diplomatieke betrekkingen met landen die dit wel deden (Hallsteindoctrine). De bouw van de Berlijnse Muur in 1961 betekende de facto dat de scheiding van Duitsland blijvend was. Vandaar dat SPD-premier Brandt overstapte op een andere diplomatiek: de facto erkenning van de DDR en het aangaan van betrekkingen met Oostbloklanden (Neue Ostpolitik). De hoop op hereniging bleef, maar misschien kon vriendelijkheid op den duur bereiken wat spierballentaal niet was gelukt. Binnen CDU en CSU zagen velen dit als het opgeven van Oost-Duitsland.
Kohl meende dat de tijdgeest een gegeven was, Strauß wilde daar tegenin gaan. Strauß, communistenvreter en nog verdedigingsminister geweest onder Adenauer, wilde vasthouden aan de harde lijn. Kohl had begrip voor de nieuwe Oostpolitiek. Ze verschilden ook over de gewenste tactiek. Kohl hoopte te regeren met de FDP, zoals hij in Rijnland-Palts had gedaan. Strauß wilde proberen de absolute meerderheid (minimaal de helft + 1 van het aantal stemmen) te veroveren, zodat de confessionelen geen regeringspartner nodig hadden (wat in Beieren sinds 1962 het geval was).
1976: verkiezingen gewonnen, formatie verloren
Bij de verkiezingen van 1976 was Kohl lijsttrekker. Hij behaalde het tot dan op een-na-beste resultaat voor CDU/CSU: 48,6 procent. Met 42,6 was de SPD tweede partij – maar met de 7,9 procent van de FDP (in de jaren zeventig gedomineerd door de links-liberale–vleugel) was dat voldoende om door te regeren.
Als lijsttrekker maakte Kohl aanspraak op het fractievoorzitterschap, ook al had hij niet eerder in de Bondsdag gezeten. Ook binnen de CDU waren er lang zittende volksvertegenwoordigers die Kohl nog niet voor vol aanzagen. Bij Strauß zat het probleem dieper. Zijn ministerjaren uitgezonderd was hij al vanaf 1949 ondervoorzitter van de gezamenlijke fractie geweest. Vanaf zijn eerste verkiezing had hij zijn eigen zetel veroverd in een kiesdistrict (Direkmandat), terwijl Kohl in 1976 via de kieslijst verkozen werd.
Kort na de verkiezingen wilde hij daarom de CSU een eigen fractie laten vormen, zonder de CDU. Kohl antwoordde dat de CDU in dat geval voortaan ook in Beieren mee zou doen aan verkiezingen. De volksvertegenwoordigers in de Bondsdag steunden Strauß, maar werden teruggefloten door hun partijgenoten uit Beieren. De unie bleef behouden. Net als het gewicht van Strauß binnen zijn partij: in 1978 werd hij premier van Beieren.
Het weerhield hem er niet van kritisch te blijven over de koers van Kohl. Omdat veel conservatieven binnen de CDU hem liever zagen dan Kohl, bleef hij invloedrijk. Kohl was uiteindelijk bereid om in 1980 af te zien van het lijsttrekkerschap, ten gunste van Ernst Albrecht, premier van Nedersaksen (vader van Ursula von der Leyen). Desondanks werd Strauß lijsttrekker in 1980.
1980: confrontatiekoers werkte niet
Strauß voerde de campagne zoals hij altijd had gewild: een keiharde confrontatie met links, strevend naar een absolute meerderheid. In 1976 had CDU/CSU dit op een haar na bereikt, hem zou het nu lukken! Hij zag alleen enkele dingen over het hoofd. Wat werkt in een deelstaat, werkt niet automatisch in het hele land. Veel Duitsers gaven – met de jaren dertig in gedachten – de voorkeur aan een driepartijenstelsel met coalitieregeringen boven een systeem waar links of rechts de meerderheid had. Strauß voelde haarfijn aan wat leefde onder zijn achterban, maar zijn stijl werd door gematigde CDU-kiezers als agressief ervaren.
En tot slot waren ook veel CDU-kiezers tevreden met bondskanselier Schmidt, ook al was hij van de SPD. Schmidt, eerder pragmaticus dan ideoloog, behoorde binnen de SPD tot de rechtervleugel. Een sterke economie en een goed functionerend bedrijfsleven achtte hij noodzakelijk voor welvaart en werkgelegenheid. Hij was ferm opgetreden tegen de terreur van de Rote Armee Fraktion (RAF) en was geestelijk vader van het NAVO-dubbelbesluit: plaatsing van kruisraketten in West-Europa, gekoppeld aan onderhandelingen met het Warschaupact over wapenvermindering. De FDP haakte hierop in en voerde campagne met de leus
‘Strauß verhindern – Schmidt unterstürzen – Genscher wählen’.
CDU/CSU werd de grootste partij, maar met 44,5 procent kleiner dan in 1976 en SPD en FDP zetten hun coalitie voort. Strauß keerde terug naar Beieren, Kohl bleef fractievoorzitter. In 1982 slaagde Kohl er eindelijk in om bondskanselier te worden. De machtsstrijd was in Kohls voordeel beslecht. Al zou Strauß niet Strauß geweest zijn, als hij vanuit Beieren niet van zich had laten horen.
Twee ruziënde broers?
Wie het bovenstaande leest, denkt wellicht dat Strauß vooral doorn in het vlees van Kohl was. In werkelijkheid zat het genuanceerder. Kohl, op zijn zestiende al lid geworden van de CDU, had de oprichtende generatie altijd bewonderd, ook omdat die gelijktijdig het land moest herbouwen na de oorlog. En ook Strauß was een oudgediende.
De spanningen ontstonden in de jaren zeventig, toen de twee concurrenten werden. Daarvoor waren ze dat niet. Kohl was aanvankelijk vooral actief in zijn eigen deelstaat, Rijnland-Palts. Deze deelstaat grenst niet aan Beieren, maar ligt er hemelsbreed wel dichtbij. Het waren allebei overwegend katholieke staten uit het zuiden van Duitsland. Kohl, de eeuwige netwerker, leek het raadzaam om ook met de CSU persoonlijke relaties te onderhouden.
Kohl en Strauß hadden persoonlijk veel gemeen. Bourgondiërs die genoten van eten en drinken. Vertegenwoordigers van een politieke cultuur die anders was dan die van het protestantse noorden. Zij hielden ook allebei van wandelen door de bergen. Tijdens die bergwandelingen kon zowel het persoonlijke als het politieke besproken worden. Een keer werden ze overvallen door een plotselinge regenbui en moesten ze doorweekt schuilen bij een boer, die hen droge kleren gaf.
Hans-Peter Schwarz, historicus en officieel biograaf van Helmut Kohl (hij schreef eerder een tweedelige biografie over Adenauer) omschreef hun relatie als die tussen twee broers met een groot leeftijdsverschil (ze scheelden vijftien jaar). Strauß was de oudere broer, die zijn broertje alsmaar ongezouten liet weten wat hij verkeerd deed. Maar hoe heftig en grof de ruzie ook werd, de familieband bleef.
Hoe belangrijk Strauß voor Kohl was, zou blijken toen hij in 1988 overleed. Kohl bood de nieuwe CSU-voorzitter, al in 1989 het ministerie van Financiën aan. Het begin van een goede samenwerking die tot het einde van Kohls regeerperiode, in 1998, zou duren.
Van de CSU hoefde hij geen kritiek meer te vrezen – en binnen de CDU duldde hij die niet meer. Naarmate Kohl langer bondskanselier was, ontwikkelde hij zich meer tot alleenheerser binnen de partij. CDU-politici waren of trouwe medewerkers, of lichtgewichten die niet serieus genomen werden, of verraders die weggewerkt werden. Met Strauß verdween de laatste persoon binnen eigen gelederen die hij serieus nam, die kritiek kon leveren. Daarna begon de hoogmoed die tot de val leidt.
Ook interessant: Geschiedenis van de Freie Demokratische Partei (FDP)