Eind maart 1944 vond op nauwelijks enkele kilometer ten zuiden van Rome een door SS-Obersturmbannführer Herbert Kappler georganiseerd bloedbad plaats op honderden onschuldige burgers en Joodse gijzelaars, een gebeurtenis die nu nog steeds bij vele Italianen hevige emoties teweeg brengt. Het verhaal:
Kapplers jeugd en eerste stappen bij de SS
Herbert Kapler werd de 23ste september 1907 in een vrij welgesteld gezin geboren te Stuttgart, in de huidige Duitse deelstaat Baden-Würtenberg. Na zijn studies mathematica aan de universiteit van Stuttgart trad hij in 1931 toe tot de NSDAP en twee jaar later tot de SS. In 1937 studeerde hij in Berlijn af aan de “Führerschule der Sicherheitspolizei” en ging aan de slag als “Kriminalkommisar”. Het jaar daarop werd hij tijdens de “Anschluss” belast met het toezicht op de deportatie van Oostenrijkse Joden.
Politiechef in Rome
Kort na het uitbreken van de oorlog werd Kapler gepromoveerd tot SS-Obersturmbannführer, een rang vergelijkbaar met de graad van luitenant-kolonel, en aangesteld als hoofd van de Duitse politie en veiligheidsdiensten in Rome. Toen in september 1943 Italië een wapenstilstand aanging met de geallieerden en even later de oorlog verklaarde aan Duitsland, namen de Duitsers de controle over in de Italiaanse hoofdstad waardoor Kapler als commandant van de orde- en veiligheidsdiensten plots een aanzienlijke machtspositie verkreeg en vrijwel ongestoord zijn stempel op de stad kon drukken. Vooral de Joden moesten het ontgelden. Zo liet hij naar schatting in amper enkele maanden duizenden Joden oppakken en deporteren naar Auschwitz en andere concentratiekampen.
Kapler kreeg met zijn acties tegen de Joden vanuit een onverwachte hoek echter tegenwind en raakte bij monde van de Ierse priester Hugh O’Flaherty die verbonden was aan de Romeinse Curie in een open conflict met het Vaticaan. Precieze cijfers zijn niet gekend, maar de tussenkomst van O’Flaherty redde ongetwijfeld tal van Joden van een wisse dood.
Het bloedbad in de Ardeatijnse grotten
Op 24 maart 1944 werden op enkele kilometer ten zuiden van Rome bij wijze van represaille door de Duitsers 335 onschuldige burgers waaronder 75 Joodse gijzelaars koelbloedig geëxecuteerd.
De dag voordien waren niet ver van het centrum van Rome bij een partizanenaanval op een politiedetachement drieëndertig agenten om het leven gekomen. Kapler, die het verzet in de kiem wou smoren, wilde voor eens en altijd aan de bevolking een voorbeeld stellen en gaf opdracht om als vergelding voor iedere gedode agent tien willekeurige burgers te laten fusilleren. De volgende dag werden uiteindelijk in totaal 335 burgers, de jongste amper vijftien en de oudste vierenzeventig, per vrachtwagen naar de Via Ardeatina vervoerd om er daar in de grotten te worden neergeschoten.
De moordpartij in de Ardeatijnse grotten wordt dan ook door veel historici nog steeds beschouwd als veruit één van de meest barbaarse oorlogsmisdaden die de Duitsers in Italië ooit pleegden.
Het verdere verhaal
In 1945 werd Kapler gevangen genomen door Britse troepen die hem enige tijd later uitleverden aan de Italiaanse autoriteiten. Een militair tribunaal achtte Kapler schuldig aan oorlogsmisdaden en veroordeelde hem voor zijn aandeel in het bloedbad van de Ardeatijnse grotten op twintig juli 1948 tot levenslange opsluiting.
In het najaar van 1975, Kapler zat toen al ruim zeventwintig jaar achter de tralies, werd bij hem een terminale kanker vastgesteld. Ondanks verscheidene verzoekschriften weigerde de Italiaanse regering hem vroegtijdig vrij te laten. Toen zijn gezondheidstoestand echter verder achteruit ging werd hij in 1976 voor gespecialiseerde medische verzorging overgebracht naar een burgerziekenhuis in de omgeving van Rome. Daar wist hij gebruik te maken van een onoplettendheid van zijn bewakers om met behulp van zijn vrouw uit het hospitaal te ontsnappen en naar Duitsland te vluchten.
Kaplers ontsnapping veroorzaakte binnen de Italiaanse regering heel wat ophef en deinde zelfs uit tot een diplomatieke rel met Duitsland toen bondskanselier Helmut Schmidt weigerde Kapler omwille van zijn slechte gezondheidstoestand aan Italië uit te leveren. De zaak bleef wekenlang voor veel ophef zorgen, in zoverre dat Vittorio Lattanzio, de Italiaanse minister van Defensie die de overbrenging van Kapler naar een burgerziekenhuis had goedgekeurd, noodgedwongen ontslag moest nemen. Pas toen zes maanden later Kapler op 9 februari 1978 kwam te overlijden bekoelde de hele affaire.
Monument voor de slachtoffers
Eind 1949 werd nabij de Ardeatijnse grotten ter nagedachtenis van de slachtoffers een imposant herdenkingsmonument onthuld, een realisatie van de Italiaanse kunstenaar Francesco Coccia (1902-1982).
In 1973 verfilmde de Grieks-Italiaanse regisseur George Pan Cosmatos (1941-2005) met de docufilm “Massacre in Rome” de tragische gebeurtenissen die zich in maart 1944 afspeelden. Tien jaar later, in 1983, maakte de Amerikaanse cineast Jerry London (1947) de televisiefilm “The Scarlet and The Black” waarin de rol die de Ierse priester O’Flaherty speelde tijdens het gebeuren in de kijker wordt gezet.
Ook interessant: Kat-en-muis-spel tussen SS’er en Vaticaanse priester
DVD: Massacre In Rome