Het klimaatvraagstuk, scherpere maatschappelijke tegenstellingen, politieke vervreemding, toenemende ongelijkheid, de nog altijd sluimerende migratieproblematiek, de onzuiver wordende politieke koffie door de inmenging van criminelen en fraudeurs – een greep uit de problematiek waar het Binnenhof, maar eigenlijk heel Nederland, momenteel mee kampt.
Genoeg reden tot zorg, aldus oud-vicepresident van de Raad van State Herman Tjeenk Willink. Want is onze rechtsstaat en onze democratische rechtsorde voldoende weerbaar om dit soort grote vraagstukken aan te pakken? Of, in Tjeenk Willinks woorden: ‘Waar staan we als het er echt om gaat spannen?’
Op deze hamvraag bezint de oud-politicus zich in Groter denken, kleiner doen. Het boekje is een pamflet, een oproep zelfs, om de democratische rechtsorde te beschermen en te versterken, het publieke en politieke debat opnieuw aan te zwengelen, en samen op zoek te gaan naar antwoorden voor deze fundamentele problemen. Het opnieuw aanhalen van kwetsbare verbanden in de samenleving is, zo verklapt de oud-vicepresident, een eerste belangrijke stap in de goede richting.
Gezonde relatie?
Die verbindingen zijn namelijk, sinds de ontzuiling al, sterk afgebrokkeld. Tijdens de Verzuiling bestonden er weliswaar verschillende maatschappelijke leefwerelden, maar tegelijkertijd waren de verbindingen binnen de verschillende zuilen erg sterk: tussen instituties en overheid, maar ook tussen de verschillende overheidslagen. Sinds de ontzuiling zijn die sociale arrangementen, waaraan burgers zekerheid konden ontlenen, ‘verstatelijkt’ en vervolgens ‘vermarkt’. Consumeren en concurreren hebben de plaats ingenomen van samenwerking en solidariteit. Hebben we de ingrijpende consequenties van de ontzuiling wel voldoende doordacht? Op welke manier zijn politiek en samenleving nu met elkaar betrokken? Is de zogenoemde klant-overheid-relatie eigenlijk wel een gezonde, wenselijke verhouding?
Betonrot
Tegen dat gepropageerde idee, de overheid als bedrijf, Nederland als bv, ageert Tjeenk Willink. Efficiëntiedrang en de vraag naar wat economisch goed is, heeft Nederland, en zeker de overheid, ontmenselijkt: aangiftes worden digitaal ingevuld, OV-poortjes maken de conducteur langzaam overbodig, huisartsen spenderen het leeuwendeel van hun tijd aan cijfers en administratie en kleine gemeenten worden met de bosjes heringedeeld, waardoor een herkenbare dienstverlening op de tocht komt te staan. Bezuinigingsdrift en immer uitdijende regelgeving lijken de krampachtige reflexen van de overheid.
Het streven naar een kleinere, effectievere en goedkopere overheid heeft geleid tot een overwegend pessimistische en zich niet gehoord voelende bevolking. Zie daar het failliet, de uitholling, het ‘betonrot’ van de democratische rechtsorde.
Zelfbewuste burger
Het is overigens niet alleen een kwestie van het passieve, ietwat afwachtende ‘gehoord voelen’ – het gaat óók over het actief verheffen van je stem en het opeisen van ruimte. Neem vakbondsbestuurder Herman Bode. Bij een vakbondsdemonstratie in maart 1980, gehouden in de RAI, riepen de vijftienduizend verzamelde demonstranten om een andere locatie: zij wilden naar hét symbool van de vrije burger, naar de Dam. Die locatie was risicovol, wist de vakbondsbestuurder, want het weekeinde vóór de vakbondsdemonstratie was daar een krakersoproer ontaard in een confrontatie met de politie. De Vondelstraat werd toen zelfs met tanks ontruimd. Een tweede gewelddadig treffen – daar zat natuurlijk niemand op te wachten. Toch bedacht Bode zich voor het aangezicht van zijn schreeuwende collega-vakbondsmannen geen moment: “Willen we naar de Dam? Dan gáán we naar de Dam!”, schalde het door de microfoon – en zo geschiedde, zonder tumult en geweld.
In Van Bode herkent de oud-vicepresident het schoolvoorbeeld van een zelfbewuste burger, die durft én doet. Een echte citoyen die past bij een krachtige burgersamenleving en zo een aanvulling is op- en tegenwicht biedt aan overheid én markt. Die ‘maatschappelijke democratie’ moeten we, aldus Tjeenk Willink, heruitvinden. Niet alleen welbespraakte durfallen, zoals Van Bode, moeten daarin trouwens hun zegje kunnen doen, maar ook burgers die niet hoogopgeleid, of, in zijn eigen woorden, “van de goede tongriem gesneden zijn” moeten aan het woord komen. Laten we hopen dat Tjeenk Willink met dit boekje niet voor eigen parochie preekt.
Als inspiratiebron kunnen we kijken naar de regering-Den Uyl, waarvan Tjeenk Willink deel uitmaakte van de ambtenarencorps van de minister-president. Het kabinet-Den Uyl, misschien wel de eerste ministersploeg ná de Verzuiling, kon bijvoorbeeld niet rekenen op een solide meerderheid in de beide Kamers, moest constant de spelregels van de democratische rechtsorde bewaken tegen buitenparlementaire actiegroepen, en kon niet bogen op een regeerakkoord. Door al die factoren werd het kabinet gedwongen een doorlopend politiek debat te voeren over fundamentele vragen en een antwoord geven op de vraag óf en in hoeverre de overheid de verantwoordelijkheid moest overnemen voor publieke taken die tot dan toe door particulier initiatief waren uitgevoerd.
Herbezinning
Sinds de in de jaren tachtig ingezette depolitisering, is onduidelijk geworden waar politieke partijen en politici voor staan. Herbezinning op de vraag wat ‘politiek’ nu eigenlijk is, à la kabinet-Den Uyl, is dus wederom nodig. Uiteraard heeft Tjeenk Willink geen pasklaar antwoord op deze, en de hele reeks aan andere angstige vragen – en dat hoeft (en moet!) ook niet. Daar moeten we samen – burgers, politici, bestuurders, rechters, ambtenaren, verenigingen, bedrijfsleven, comités – over nadenken.
Nee, onze democratische rechtsorde is nog geen gezonken schip, zo stelt de oud-politicus ons enigszins gerust, maar het risico op ‘betonrot’ maakt de discussie over onze democratie wél onverminderd urgent. Laat Tjeenk Willinks vurige pleidooi het startschot zijn voor het groter politieke denken en het kleinere maatschappelijk doen.
Boek: Groter denken, kleiner doen – Herman Tjeenk Willink