De Vrede van Rijswijk maakte in 1697 een einde aan de Negenjarige Oorlog tussen de Grote Alliantie (bestaande uit het Duitse Heilige Roomse Rijk, Denemarken, Zweden, het Hertogdom Savoie, Spanje, Engeland en de Nederlandse Republiek) en Frankrijk. In een aparte clausule, die bekend is komen te staan als het Barrièretraktaat, werd hierbij afgesproken dat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden het recht kreeg om garnizoenen te legeren in acht versterkte steden in de Spaanse Nederlanden. Deze steden staan bekend als de Barrièresteden.
De Barrièresteden fungeerden als een soort vooruitgeschoven verdedigingslinie. Mochten de Fransen oprukken met het doel de Republiek binnen te vallen, dan moest men eerst langs de gordel van versterkte steden in de Zuidelijke Nederlanden. Dit moest de opmars vertragen of zelfs afstoppen. De bataljons van de Republiek werden gevestigd in steden als Nieuwpoort, Oostende, Kortrijk, Bergen, Aat, Charleroi, Namen en Luxemburg.
Militair én economisch belang
Na de Spaanse Successieoorlog kwam met de Vrede van Utrecht (1713) een nieuw Barrièretraktaat tot stand. Hierbij werd vastgesteld dat de Republiek bataljons mocht onderbrengen in steden die vanaf dat moment onderdeel uitmaakten van de Oostenrijkse Nederlanden. Het ging daarbij om Namen, Doornik, Menen, Waasten, Ieper, Veurne, Fort Knokke, Roermond, Venlo, Geldern, Weert en het Land van Kessel. Voor de Republiek was deze situatie niet alleen militair maar ook economisch interessant. Via de Barrièresteden hoopte de Republiek namelijk haar economische greep op de Zuidelijke Nederlanden te versterken. Langs de barrièresteden konden met gunstige douanetarieven bijvoorbeeld eigen handelsproducten ingevoerd worden. En de Republiek kon handel en transport langs verschillende rivieren controleren, zoals bijvoorbeeld verkeer over de Schelde bij Doornik en Dendermonde, de Leie bij Waasten en Menen en de Maas bij Namen.
Na verloop van tijd schroefde de Republiek de militaire bezetting van de Barrièresteden steeds verder terug. Alleen Namen had uiteindelijk nog enig militair belang.
In 1781 zorgde de Oostenrijkse keizer Jozef II ervoor dat de situatie van de Barrièresteden op het grondgebied van de Oostenrijkse Nederlanden werd beëindigd. De Republiek, op dat moment verwikkeld in de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog, verzette zich nog maar kon politiek gezien geen vuist maken en moest zich uiteindelijk bij de zaak neerleggen.
Bronnen ▼
-Dichter in de jungle (2018, Atlas Contact) – Roelof van Gelder